Overdenking 13 oktober.

Overdenking 13 oktober.

1 / 3

Lieve broers en zussen in Christus,

Zo, dat is eruit. Dat is vast al een tijdje geleden dat dat tegen jullie gezegd is. Zelf heb ik ze nooit gehad, broers en zussen. Ik ben enig kind. In de kerk hebben we er veel, broers en zussen. Het zijn oude woorden, die we weinig meer gebruiken. Dat is wel jammer, want met die woorden wil dit gezegd zijn: voor God is niemand hier belangrijker dan een ander. Of, misschien nog wel een beetje anders: hier leren we dat de kleinen en de kwetsbaren – dat kan een kind zijn, dat kan een ouder iemand zijn die hulp nodig heeft, dat kan een gescheiden iemand zijn, een vluchteling – voor God de belangrijksten zijn. Er is het rare verhaal van de goede herder die 99 schapen achterlaat om er eentje op te zoeken. Want alleen sámen ben je kinderen van God. Op je broertjes en zusjes die het moeilijk hebben, daar mag je extra voor zorgen. En voor de rest: allemaal even veel waard in de ogen van God.

Overal in de samenleving zijn er rangen en standen. Indelingen van wie is er het mooiste, de slimste, de sterkste, de rijkste. Het brengt eigenlijk altijd tweedracht én onzekerheid met zich mee. Kaïn die denkt dat Abel belangrijker is en daarom jaloers en onzeker wordt. En ontzettend boos! Blank-zwart, man-vrouw, ach jullie kennen alle manieren waarop we rangschikken. We doen het dagelijks.

Broers en zussen, wil zeggen: we hebben één Vader en voor Hem zijn we allemaal gelijk. Ik vind het mooi hoe we dat vandaag vieren en zichtbaar maken. Hier staat de tafel in het midden met daarop de liefde van Christus. En straks vormen we een kring en delen we in die liefde. In een kring – ook al is het een wat rommelige – zijn geen hoekjes waarin mensen worden gezet. Iedereen staat door elkaar: veel gestudeerd, weinig gestudeerd, dik, wat dunner, rijk, wat minder rijk, geslaagd in het leven, misschien wel diep in de put. Kleurtje, geen kleurtje. Welkom! Broers en zussen. Denk er straks maar aan als we met elkaar bidden “Onze Vader….”, dat “onze” dus.

Het is een vreemd contrast in het verhaal dat we hebben gelezen. Jezus zegt dat Hij intens heeft uitgezien om dit Pascha met zijn leerlingen te vieren voordat Hij gaat lijden. Hij zal de beker van het Pascha niet meer drinken voordat het Rijk van God komt. Voordat het hier op aarde helemaal goedkomt. Hij heeft het vermoedelijk over de eerste beker van vier die de Joden tijdens de Paasmaaltijd drinken. Elk van die bekers hebben een naam. Deze heet: de beker van de uitleiding/de uitweg uit Egypte. Uit de ellende. Pas als álle ellende van deze wereld voorbij is, als er een uitweg een doortocht is gevonden naar dat álles goed is, dán is er reden om die beker weer te drinken voor Jezus.

Jezus verwijst met wat Hij gaat doen naar wat voor de leerlingen én alle andere Joden van levensbelang is. De bevrijding uit Egypte, waar het leven door de slavernij totaal onmogelijk was. Zijn sterven is daar in zekere zin een verdieping van. Een vervolg én een verdieping. Als Jezus met Mozes en Elia op de berg praat, over de weg die Hij heeft te gaan om het volk te bevrijden, dan praten ze daar over “de uittocht”, exodus, die Jezus gaat voltrekken. Dat woord staat er. Maar het is meer dan alleen een uitweg uit Egypte.


2 / 3

De uitweg gaat hier over de ultieme strijd tussen goed en kwaad, licht en donker, leven en dood, geluk en ongeluk, God en de tegenstander. Hij kiest er bewust voor en wil zijn leerlingen erin betrekken.

Daar zit Jezus vol van. Ik ben zó benieuwd wat het dan met Jezus doet dat als Hij daarvan vol zit dat zijn leerlingen dan bezig zijn met de vraag “wie van ons is nou eigenlijk de belangrijkste”? Dat zou toch op een bepaalde manier om uit je vel te springen moeten zijn. Een soort coach van een voetbalteam dat een heel belangrijke wedstrijd gaat spelen waarbij je elkaar nodig hebt als team en de spits gaat zeggen dat hij het belangrijkste is en de middenvelder ook en zo doen ze allemaal mee. Eigenlijk is het dus precies dat wat Jezus niet bedoelt. Maar die leerlingen zijn net mensen…..

Ik denk vaak dat de kerk dít bedoelt met erfzonde. Dat is ook al zo’n oud woord. Het gaat over de diepe onzekerheid van ons mensen of we wel goed genoeg zijn. En dat die angst met je aan de haal gaat. Je gaat je minderwaardig voelen, proberen te compenseren. Niet genoeg in je eigen ogen, in de ogen van andere mensen. En ook in de ogen van God. Onze Jan-Anne heeft daar een tijd geleden nog bij zijn belijdenis heel eerlijk over verteld. Kijk het maar terug. Zijn angst om niet goed genoeg te zijn. Verderop in dit hoofdstuk van Lucas komt het woord “Satan” voor. Dat vinden we vaak ook achterhaald of wel heel ouderwets. Maar het woord “satan” betekent “aanklager, iemand die je veroordeelt, beschuldigt. Een stem in je die zegt: je doet het niet goed genoeg, je bént niet goed genoeg”. Zeg niet dat die kracht niet bestaat. Dat is jezelf voor de gek houden. Eigenlijk is het een woord dat de vinger precies bij zere plekken legt. Dat is de ultieme strijd, die Jezus levert. Met en tegen de macht die ons aanklaagt, die je klein wil maken, minderwaardig, angstig. Daar wil Hij  de verlosser van zijn, de bevrijder dáárvan.

Ik denk dat Jezus daarom niet uitvalt, naar de leerlingen. Omdat Hij zó diep doorheeft wat deze wereld, wat ons leven moeilijk maakt. Hij blijft geduldig en zegt “als je van dit brood eet, van deze beker drinkt, dan krijg je deel aan een nieuw verbond.” Een nieuw soort relatie. Die is niet gebaseerd op meer/minder, mooier/lelijker, rijker/armer. Op angst, onzekerheid. Die is gebaseerd op mijn liefde. Ik geef jullie dit brood, het is mijn lichaam. Jullie drinken uit deze beker, de beker van de verlossing. Dat is de derde beker bij het Pascha, dat de Joden vieren. Verlost waar dan van? Van het idee, de onhaalbare opgave dat je beter moet zijn dan een ander. Dat je perfect moet zijn in je eigen ogen en in die van de mensen. Laat dat los, laat je daarvan verlossen, bevrijden. Drink mijn liefde in. Ik houd van jullie omdat ik van jullie houd. Onvoorwaardelijk.  

Straks, zo zegt Jezus, zullen jullie me in de steek laten, verraden, verloochenen. Zal ik alle reden hebben om jullie tot de grond toe af te branden. Slechte teamspelers…., ego’tjes. Maar dat ga ik niet doen. Want op deze manier kan ik jullie écht laten voelen dat ik van jullie hou om wie je bent. Uit genade. Misschien heb je daar wel een leven lang, telkens weer, voor nodig om dat te gaan voelen, proeven. Het bevrijdende daarvan. Het zij zo, want zo ís het wel. Dit is écht een nieuw verbond, een nieuwe relatie. In mijn


3 / 3

bloed. De wereld zit verder vol van die andere verhoudingen. Laat nou bij jullie de belangrijkste de dienaar zijn. De diaken, staat er in het Grieks.  

Naarmate ik ouder word en vaker dit evangelie hoor én brood en wijn drink, groeit het besef: er wordt van mij, van ons allemaal gehouden uit pure liefde. Ik raak het nooit helemaal kwijt, de erfzonde, de angst niet goed genoeg te zijn, de bewijsdrang. Maar dit medicijn, brood en wijn, helpen wel. Steeds dieper mezelf en jullie zien als geliefde kinderen van God. Dus, broertjes en zusjes…, broers en zussen, zullen we zo bij de Heer aan tafel gaan? Eerst maar zingen!