Zorg voor jezelf, de ander en neem de tijd voor God

Zorg voor jezelf, de ander en neem de tijd voor God

Lieve mensen,

Lucas, Marcus en Mattheüs. Zij zijn de drie evangelisten die schrijven over dat aan Jezus wordt gevraagd welke geboden het belangrijkste zijn. En het antwoord is telkens – bijna – hetzelfde: heb God lief met alles en heb je naaste als je zelf.

Zo begint het ook hier: Heb de ​Heer, uw God, lief met heel uw ​hart​ en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’

Maar dan pakt Lucas het anders aan dan de andere twee. Hij gaat met behulp van twee verhalen proberen uit te leggen hoe je dat dan in de praktijk brengt: God liefhebben boven alles én je naaste als jezelf. Dat is eigenlijk wel heel gaaf. Want anders blijven die geboden ergens zo “vaag”. Maar als je een verhaal hoort waarin het in de praktijk wordt uitgelegd, dan kun je dat als voorbeeld gebruiken voor je eigen leven.

Ik doe de overdenking dan ook vanochtend aan de hand van die twee verhalen. Het worden dus ook twee korte overdenkingen, allemaal voor de prijs van één.

Eerst het verhaal over de naaste en jezelf.

Het is het allerfijnste als je een soort overzicht hebt over wie wel en wie niet je naaste is. Een soort concreet takenlijstje, want dan weet je wanneer je het goed genoeg doet. En dan weet je ook wanneer je tijd voor jezelf kunt nemen en voor een ander. Hoe je de balans houdt tussen die twee.

Dat is ergens ook wat de vraagsteller, een gelovige bijbelkenner, van Jezus wil. Maar zo zit het blijkbaar niet in elkaar. Jezus vertelt een verhaal over wat zomaar kan gebeuren. Iemand gaat van Jeruzalem naar Jericho. Dat is een gevaarlijk gebied vol met bergen en kronkelige wegen. Hij wordt beroofd en in elkaar geslagen. Dan komt er een priester voorbij. Eigenlijk zou je van zo iemand – die is toch van de kerk….., je zou het met mijn beroepsgroep kunnen vergelijken – verwachten dat die hulp biedt. Maar hij loopt langs, hij zíet het, zo staat het er. En hij doet niks. Dan komt er een leviet voorbij. Laten we zeggen dat het iemand is die hier in de gemeente helpt. Stoelen zetten, koffie zetten, ouderling, geluidsteam, oppas, bedenk het. Hij of zij komt ook langs en ziet het. En doet niks.

Dan is er een niet kerkelijk iemand, van buitenaf. Een Samaritaan. In onze tijd: een asielzoeker of iemand die inmiddels een vluchtelingenstatus heeft. Die ziet die gewonde ook liggen en die krijgt buikpijn. Dat woord staat er. Het gaat over “dat het je van binnen raakt, dat je medelijden voelt”. En op het moment dat je medelijden voelt met een ander mens en je gaat handelen, dan word je zelf de naaste van die ander. Let op, dat is dus een soort omkering. De vraag is “wie is mijn naaste”, Jezus geef me een lijstje wie wel en wie niet. Het antwoord is een verhaal, waarin Jezus zegt: als jij een ander mens ziet in nood en het raakt je en je wilt er wat voor doen: dan gebeurt er iets bijzonders, dan word jíj de naaste van degene die in nood is.

Laat me een voorbeeld nemen. We kennen allemaal het beeld van dit jongetje. Het is al weer een aantal jaren geleden, uit september 2015. En voor veel mensen was dit een beeld dat medelijden opriep. En op social media ging het soms ook helemaal los en werden er verdrietig harde – althans zo ervaar ik dat – dingen gezegd. Of als er iemand zwaar aan de drugs is, dan kun je het ellendig vinden en kijken hoe je – als diegene geholpen wil worden – kunt helpen. Of je kunt je schouders ophalen en doorlopen en harde oordelen hebben. We kunnen heel verschillend reageren op het leed van anderen. Waar de één iets heel erg vindt voor een ander en iets wil doen, daar haalt een ander zijn of haar schouders op en loopt langs. Maar de essentie is: daar waar jij medelijden voelt met het leed van een ander en je daar iets aan wilt doen, daar word je naaste.

Maar dan is er een tweede spannende vraag. Hoe ver ga je in de balans tussen jezelf en die ander die op je pad komt? Wat ik zo mooi vind, is dat de Samaritaan voelt met zijn hart en denkt met zijn hoofd en dan gaat handelen. Deze mens heeft hulp nodig. Daar moet ik nu wat aan doen. Maar ben ik degene die het beste die hulp kan geven of kan een ander dat beter? En ook: ik wil graag blijvend hulp geven aan die ander, maar hoe houd ik dat vol, ook langdurig vol? Voorbeeld: soms word je eigen partner je naaste. Je woont nog samen, maar je partner raakt steeds meer hulpbehoevend. Kun jij dat nog zélf? Houd je dat vol? Houd je het ook samen vol als geliefden? Of heb je meer hulp nodig van buiten? Of…, is het zelfs nog beter dat je partner ergens anders gaat wonen? Dat wil je natuurlijk eigenlijk niet, maar soms is het uit alle mogelijkheden de minst slechte. En dat is dan wél de beste. Voelen met je hart, denken met je hoofd en dan handelen. Heel spannende vragen, die veel met je doen……

De Samaritaan vindt een mooie weg: hij zet de gewonde op zijn ezel en brengt de man naar een herberg. Daar zullen ze voor hem zorgen en hij betaalt voor de man die beroofd is. Want die heeft geen geld. En dan gaat hij ook weer zijn eigen weg, pakt zijn eigen leven op. Want hij heeft zichzelf en zijn eigen leven ook lief. Maar het is niet “uit het oog, uit het hart”, want zo vertelt Jezus, hij gaat regelmatig terug naar de herberg. Zolang iemand je van binnen blijft raken, in je hart zit, zolang ben je de naaste van die ander. Ik denk dat zolang wij te raken zijn van binnen, zolang zijn we mens. Voor onszelf en voor de ander.

Laten we eerst zingen

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,

Tweede verhaal: het verhaal van Martha en Maria. Over God liefhebben boven alles. Ik zou er direct iets aan willen verbinden: als je God probeert lief te hebben boven alles, is dat direct ook laten zorgen voor je eigen ziel, voor je eigen binnenkant. Ik ga het proberen uit te leggen.

Er gebeurt iets bijzonders in dit verhaal. Martha wordt helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten. Zo vertalen de bijbelschrijvers het. In het Grieks staat er nog iets anders. Martha ging op in “diakonein”. Daar komt ons woord “diaken” vandaan. Het betekent “dienen”. Het is vooral bij Lukas een woord dat vaak voorkomt en ook alleen maar positief. Jezus zegt bijvoorbeeld bij het avondmaal als er discussie ontstaat over wie het belangrijkste is van de leerlingen: de belangrijkste moet de minste worden en de leider de dienaar. Als er één ding kenmerkend is aan wat God wil, is dat we er voor elkaar zijn en dat je je niet te groot voelt om een ander te helpen. Denk aan het verhaal van daarnet.

Het komt dicht in de buurt van wat je mensen regelmatig hoort zeggen: het is niet belangrijk dat je op zondag naar de kerk gaat, maar dat je in je dagelijks  leven leeft als een christen. Als ik het heel kort door de bocht zeg: het verhaal van de Samaritaan en hoe die doet, is belangrijker dan wat Maria doet. Dienen, diakonein het tweede gebod, wat Martha doet is belangrijker dan wat Maria doet. En toch is vanuit God gezien wat Maria doet belangrijker dan wat Martha doet. Het één kan niet zonder het ander, maar wel in de goede volgorde. Eerst Maria, dan Martha. Eerst God liefhebben, dan je naaste als jezelf. Wat bedoel ik daarmee? Wat bedoelt vooral de bijbel daarmee?

Wij hebben een beetje een allergie ontwikkeld voor “naar de kerk moeten”. Dat komt nog steeds door het verleden en soms het heden omdat mensen naar de kerk MOESTEN. Als je daar nog steeds allergisch voor bent, probeer dan wat ik nu zeg vooral niet te horen als “je moet opnieuw”. Ik zal jullie een klein beetje vertellen van het mooie gesprek dat we hadden ter voorbereiding van deze dienst met een aantal mensen van de baalderdienstcommissie. Wat daar werd gezegd was: we vinden deze voorbereidingsgesprekken heel waardevol. Eén keer in de maand moeten we – omdat we dat willen 😊 – met elkaar in gesprek. We vertrouwen elkaar en zijn hier bezig om na te denken over ons leven over de rol die God speelt. En dan is het ook mooi om te horen dat mijn inbreng ook verrijkend is. Dat is ontzettend waardevol, zeker dan in combinatie met de diensten waarin je dat weer terug hoort. Eigenlijk is het een soort bijtanken en dan kun je ook weer rijden. Eigenlijk is het omdat we met elkaar delen, daar de tijd voor nemen, verrijken we elkaar ook. In die commissie zitten bijna allemaal mensen die een druk bestaan hebben. Die in hun dagelijks leven ook veel bezig zijn met diakonein, net als Martha. Maar die avonden, dan zijn we met elkaar even Maria. Delen, ontmoeten, ontvangen het gaat in één moeite door. Het ging ook nog een stapje verder: we kregen het over een aftreedrooster en dat je dus op den duur ook stopt met dit werk. Maar dan mis je dus een gelegenheid die belangrijk voor je is. Hoe zorg je dan dat je die gelegenheid voor bezinning hebt?

Kijk, en dan komen we denk ik bij de essentie van het verhaal van Martha en Maria. Maria neemt de tijd om aan de voeten van Jezus te zitten. Ik denk dat die gesprekken in zo’n baalderdienstcommissie, de kerkdiensten allemaal momenten zijn die én goed zijn voor God én voor ons. Het begint misschien wel bij Maria die ontvangt, die gaat zitten en die gaat luisteren naar de woorden van Jezus. Het brengt haar – het brengt ons – terug op misschien wel het meest essentiële. Dat is dit: God houdt van ons om wie we zijn en niet om wat we doen. Ook al is het tweede gebod  je naaste liefhebben als jezelf, in de praktijk brengen waar het in het geloof om gaat zeer wezenlijk, nog wezenlijker is: God houdt niet van je omdat je als dominee 50 uur in de week werkt en Hij houdt ook niet meer van je als je 53 uur werkt. En dat geldt voor ieder van ons. Geloven begint ergens bij ontvangen dat God om je geeft. Met alles wat goed gaat, wat je goed doet – je diakonein – , maar ook met alles wat niet goed gaat. Eigenlijk houdt Hij dus gewoon van je, los van wat je doet of niet doet.

Maar het gekke is dus, dat het om die reden zinvol is om daar tijd voor in te ruimen. Omdat je anders door het vele diakonein in het leven aan jezelf en aan dat God van je houdt voorbij zou kunnen lopen. In de En misschien wel zo hard gaat lopen, dat je er opgebrand van raakt. Laat het me uitleggen aan de hand van een tekst uit de 12e eeuw, van een Franse monnik, Bernard van Clairveaux:

Wees verstandig en maak jezelf tot een waterbekken
en niet tot een afwateringskanaal.
Kijk maar eens naar een afwateringskanaal.
Een afwateringskanaal loost het water
onmiddellijk zodra het water binnenkomt.
Bij een waterbekken is dat anders.
Een waterbekken wacht totdat het geheel vol is.
Dan pas begint een waterbekken over te lopen.
Een waterbekken deelt uit van eigen volheid
terwijl het zelf gevuld blijft.
Liefde vloeit over.
Ze houdt voor zichzelf wat ze zelf nodig heeft.
En wàt ze heeft wil ze in overvloed hebben,
om rijk te kunnen zijn
ook voor anderen.
Kijk naar de bron! Kijk naar de bron zelf van het leven.
Laat eerst jezelf vullen. Laat daarna wat de bron je
nog méér geeft overvloeien naar anderen.
Liefde stroomt over.
Je leeg laten lopen is niet wat liefde vraagt
Voor wie kun je goed zijn als je voor jezelf slecht bent?
Zie naar de bron van het leven.
Vul eerst jezelf zoveel dat je overvloeit naar anderen.
Dan zal ik graag genieten van jouw overvloed.

Ik denk echt dat wat Maria doet een gezond medicijn is tegen jezelf voorbijrennen. En dat daarom dat eerste gebod niet een vervelend gebod is van “je moet naar de kerk”. Maar dat het iets is van: God houdt van je om wie je bent, Hij wil graag je ontmoeten. Of dat nou in een kerkdienst is, in een kring, of thuis of waar dan ook.

Ik kom terug op die allergie van dat je naar de kerk móet. Als het zo voor je voelt, alsjeblieft, ga er dan ontspannen mee om. Geloven en dwang sluiten elkaar uit. In het verleden zat er natuurlijk ook een soort angst achter geloven. Als je niet vaak genoeg naar de kerk gaat, houdt God niet van je. Als God niet van je houdt, dan ga je misschien wel naar de hel. Dat is heel onvrij. Wat voor mij in dezen misschien wel de belangrijkste tekst in de bijbel is, is dit:

8De ​liefde​ laat geen ruimte voor angst; volmaakte ​liefde​ sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de ​liefde​ geen werkelijkheid geworden. 19Wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad.

Maria zit uit vrije wil bij Jezus. Dat vrije, dat niet moeten, dat ervaren we hier onder ons ook als heel prettig bij het geloven. Maar tegelijk maakt het dat dus ook kwetsbaar. Voor je het weet gaat je leven zo op in alles wat moet – in het diakonein – dat je eigenlijk de zorg voor je ziel, het opladen van je accu, het je laten beminnen door God, het delen en ontvangen in een groep, in een kerkdienst, thuis verwaarloost. En op een bepaalde manier zou je daar – gek genoeg – jezelf wel eens tekort mee kunnen doen, omdat dat eerste gebod ten diepste iets heel heilzaams is voor ons mensen. Amen.