Preek 28 april

Lieve allemaal,
Ik neem jullie mee naar Israël, zo rond het jaar 950 voor Christus. We komen daar een jonge koning tegen, Salomo, die op het punt staat de troon van zijn vader – koning David – over te nemen.
Het is daar een bijzondere staatsvorm. Bij ons heet het een parlementaire democratie in een constitutionele monarchie. Dure woorden, die vertellen dat wij als volk – democratisch – mensen kiezen die ons mogen vertegenwoordigen in het parlement. En wat hier in Nederland gebeurt, gebeurt bij meerderheid van stemmen. En dan is er ook de koningin – of binnenkort dan de koning – de monarch. Die is wel officieel het staatshoofd, maar het vólk beslist.
Dat is in Israël anders. Als je het daar een naam zou moeten geven zou je moeten zeggen “een theocratische monarchie”. Theocratisch wil zeggen: God – theos – is de baas en de koning – de monarch – die mag namens deze God regeren. Die moet ervoor zorgen dat de wetten van God worden gehandhaafd.
Dan maakt het natuurlijk wél uit wat voor soort God er wordt aanbeden en gediend en wat voor wetten die met zich meebrengt. In het oude Israël zijn heel verschillende goden – ook in de tijd van koning Salomo – . Zo heb je bijvoorbeeld Baäl, je hebt Moloch, de god van de Ammonieten, je hebt Astarte (godin van de Sidoniërs), Milkom – de god van de Ammonieten, Kemos, de god van Moab.
Hoe kom ik nu aan dat rijtje? Wel, in een latere fase van koning Salomo gaat hij die goden vereren én dienen. En dat maakt écht uit. Als ik het héél kort door de bocht naast en tegenover elkaar zet:
– Al die goden zijn eigenlijk vruchtbaarheidsgoden. Daar zit wel iets van logica in, dat vruchtbaarheid zo belangrijk is in het midden-oosten van die dagen. Als de oogst mislukt, als er te weinig regen valt is er automatisch te weinig te eten en ontstaat er hongersnood, zoals nu bijvoorbeeld nog het geval vaak is – helaas in Afrika, Soedan, Ethiopië.
– Maar al die goden hebben ook een bepaalde ethiek, wetten: meestal de wet van de sterkste. Wie het meest vruchtbaar is, is het belangrijkste. Wie niet mee kan komen, wie weduwe is, wie wees is, wie vreemdeling is, die wordt achtergesteld. Zou je het naar vandaag moeten vertalen dan komt het heel dichtbij de god mammon, de god van het geld, economie. Wil je als land als je rijk bent ook delen met andere landen? Wil je aan ontwikkelingshulp doen? Of, als het minder wordt, als je zelf wat krapper gaat zitten, wil je dan ook nog zorgen voor andere mensen die het minder hebben? Hoeveel mag er worden bezuinigd op de awbz – voor mensen onder ons die in Baalderborg wonen of in Clara? Of als je werkeloos bent of arbeidsongeschikt, hoe solidair wil de rest van het land dan met je zijn?
– De God van Israël – JHWH, de Heer – is in dat hele spectrum van goden wel een bijzondere. De ontmoeting van Israël en het geloof begint als het volk in slavernij is in Egypte. Egypte is in die dagen een wereldmacht. Er woont een kleine joodse minderheid en die wordt ernstig onderdrukt. Maar ja, wie zal dat kleine volkje te hulp schieten? Het is net als in de politiek van vandaag: toen Irak Koeweit binnenviel ging de wereld direct helpen, want we hebben belang bij de olie van Koeweit, maar ja, wat voor belang heeft de rest van de wereld nu bij het helpen van Koerden in Turkije? De Turken hebben wij nodig….. Wel, wat diepe indruk maakt op het volkje Israël is dat ze juist in die akelige periode in Egypte merken dat er een vreemde God is, Adonaj, die naar hen omziet en hen brengt naar het land van belofte.
– Maar dat brengt dus direct een andere ethiek, andere wetten met zich mee. In de wereld van het oude oosten zijn de wetten in het oude testament, van Mozes, van de Heer enorm ánders. Er is respect voor de weduwe, voor de wees, voor de vreemdeling en zelfs voor de slaaf. Of misschien wel juist voor de slaaf. En waarom? Omdat je zelf niet mag vergeten dat je slaaf bent geweest en dat God toen er niemand naar jou omzag wél naar jullie omzag. Dat is
ergens de basis van de wetten: jij zat – volkje – zélf in de put en toen heeft de Heer je daaruit gered. Vergeet dat nooit. En één van de manieren waarop jij kunt laten zien dat je dat nooit vergeten bent is door solidair en humaan om te gaan met mensen die de samenleving géld kosten. Die niet vruchtbaar zijn, geen geld opbrengen, maar alleen maar geld kosten.
Wel en Salomo mag van dát land met die God koning worden. Dat is een verantwoordelijke taak, zeker als je de alleenheerschappij hebt. Bij ons worden ministers gecontroleerd door het parlement, maar Salomo? Profeten van God krijgen nog wel eens die rol, dat zij de koning aanspreken als die zich niets aantrekt van de wetten van God, zoals bijvoorbeeld de profeet Elia dat doet bij koning Achab. Maar dan nog, de koning heeft zóveel macht.
En dan is er die droom. Wat Salomo vind jij nu het belangrijkste? Wat Willem-Alexander vind jij nu het belangrijkste? Of: op de plek waar jouw huis is, waar jij wat te zeggen hebt, jouw leven, je gezin, je werk, waar jij misschien leiding geeft, wat vind jij nu het belangrijkste? Welke waarde?
Salomo kiest “wijsheid en een opmerkzame geest, zodat ik goed kan rechtspreken en goed en kwaad kan onderscheiden”. En dat bevalt de God van Israël. “Wat mooi, dat dít jouw eerste vraag is. Je zult dát krijgen. Je krijgt de gave om goed te luisteren, om wijsheid en om onderscheidingsvermogen. En daarbij ook nog dat waar je niet om vroeg: rijkdom, lang leven!
Nu toch maar even stilstaan bij wat Salomo krijgt:
– Wijsheid=chokma=goochem. Is niet diepe filosofische gedachten, maar is vooral boerenslimheid om een boerenbedrijf tot bloei te laten komen, waardoor je aan alles ziet dat het er góed is. Of anders, vertaald naar het land: dat het land lijkt op waar psalm 72. Dat het land volgens de wetten van God mag worden bestuurd, dat de koning recht mag doen aan de armen en zwakken, dat er vrede mag zijn en welvaart. Dat Hij helpt wie zwak is en geen helper heeft
– Onderscheiding is: zien wie er welke bedoelingen heeft. Wie welke belangen heeft, alleen eigen belang of ook denkend aan een ander. Wie er waarheid spreekt en wie er tussen de regels door liegt
– En dan moet je dus heel goed kunnen luisteren.
Dat dus ook. En de eerste lakmoesproef is dus het verhaal dat Mirjam heeft verteld. Een prostituee, een hoer, een rechteloze komt samen met haar collega naar de koning. Zo verdrietig, haar kind overleden. En wat die koning dan doet is niet die prostituees veroordelen en wegsturen of uitkafferen. Hij heeft oog voor het verdriet van die kwetsbare vrouw, die haar kind heeft verloren. Kijk, dáár lijkt Salomo op de God van Israël, die omziet naar dat kleine volkje in Egypte. Wie heeft dáár nou oog voor? Nou, de God van Israël dus. Wie heeft er nu oog voor een paar hoeren die ruzie hebben om een kind? Wél de koning van Israël dus, zoals later Jezus zich ook bekommert om hoeren en andere mensen aan de rand van de samenleving. Dat zouden Kemos en Moloch – de goden waar Salomo later in geïnteresseerd raakt, helaas – nóóit gedaan hebben. Moloch, dat is de god die juist kinderoffers vraagt…..
En nu een vertaalslag. Wij leven niet in een theocratische monarchie, maar in een parlementaire democratie met een constitutionele monarchie. Het volk beslist bij meerderheid van stemmen en de koning is het staatshoofd. Hier regeren niet de wetten van de thora, maar de Nederlandse grondwet waarop alle wetten zijn gebaseerd.
Daarbij is hier in Nederland dus een scheiding tussen kerk en staat. De staat heeft daar baat bij: die is in zekere zin neutraal en dat móet wel als je in een democratie leeft. Dan kan niet één levensovertuiging alle andere overheersen. Omgekeerd heeft de kerk er ook baat bij: wij mogen hier
zomaar samenkomen en geloven en zeggen en zingen wat we willen. Dat is bijv. in Noord-Korea of ook in streng Islamitische landen wel even anders.
En juist dat – die scheiding tussen kerk en staat – maakt de kroning van Willem Alexander en straks het vieren van 4/5 mei – onze vrijheid ook weer spannend. Want we hebben wél wat met elkaar te maken, kerk en staat. Of anders, vanuit de kerk is er het eigenwijze geloof dat uiteindelijk God – de God van Jezus – de koning is van deze wereld. En dat machthebbers – van de populairste jongen in de klas tot de bankdirecteur, tot premier Rutte tot en met Willem Alexander – uiteindelijk het beste af zijn, als ze zich wél wat aantrekken van de waarden en normen van het christelijk geloof. Zo, dat is toch maar even eigenwijs gezegd.
Ik noem dat bewust eigenwijs. Er is onder kerkmensen – en daar ben ik heel blij mee – een vorm van bescheidenheid: hebben wij de wijsheid in pacht? Salomo misschien wel, maar wij? En zijn wij beter dan andere mensen? Nee, ook al niet. Er zijn gelovigen aan wie je aan hun levensstijl veel terug kunt zien van het geloof waaruit we/ze leven. Maar er zijn ook gelovigen die met hun levensstijl het hele geloof te schande maken. En, omgekeerd, er zijn mensen die anders geloven of niet geloven die enorm humaan leven én er zijn mensen die er werkelijk een zooi van maken. Maar soms kunnen we ook té bescheiden zijn. Ik denk dat de bijdrage van kerken dít geluid is:
– Mensen horen bij elkaar; zijn wij elkaars broeders? Ja! Deze wereld is door God bedoeld niet als “living-apart” en ieder voor zich en God voor ons allen, maar als samenleving
– En per definitie is de kwaliteit van de samenleving af te lezen aan de plek die mensen krijgen die alleen maar “geld kosten” en economisch onrendabel zijn. Gehandicapten, ouderen, mensen die arbeidsongeschikt zijn én ook arme landen. Ja, die ook, want er is voor God maar één wereld. Omdat de God van Israël, de God van Jezus ánders aankijkt tegen de waarde van mensen dan of we economisch rendabel zijn.
– Als ons parlement en onze koning én koningin dat geluid nu van de kerk horen……. En er naar handelen……
Bij de voorbereiding kwam naar voren – met heel veel goede bedoelingen – of we voor een keer niet de stola “oranje” zouden kunnen maken in plaats van wit, paars, rood of groen. Wie weet herinneren jullie je nog hoe vorig jaar tijdens het WK een pastoor in Noord-Holland enorm gedoe kreeg met de bisschop, omdat hij de kerk oranje had gemaakt, inclusief het altaar.
Maar géén oranje stola dus of kanselkleed. Waarom niet? Wel, de stola én het kanselkleed vertellen allebei om wie we hier zijn. Die stola – misschien wel leuk om te vertellen – komt uit die prachtige tekst uit Mattheüs 11, waar Jezus die intens mooie woorden zegt: kom allemaal bij me, jullie die vermoeid zijn en te zwaar belast met van alles en nog wat. Ik zal jullie rust geven. 29 Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, 30 want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Die stola, dat is het beeld van het juk. Voorgangers mogen erover vertellen, iedereen mag ervan horen en ermee leven en ervan genieten.
Kijk en ook al hebben wij de Nederlandse nationaliteit, wij zijn hier ten diepste niet omdat we Nederlanders zijn, maar omdat we geloven dat we mensen van God zijn. Alle wereldbewoners, mensen van God. Wij dus ook en wij zoeken telkens onze oriëntatie, onze moed, onze kracht, onze vreugde bij God. In zekere zin hebben wij dus een dubbele nationaliteit: wij zijn burgers van het koninkrijk van God. Dat delen we met ontelbaren over de wereld. En we zijn burgers van het Koninkrijk der Nederlanden en dat delen we met bijna 17 miljoen mensen. Misschien een aardige vraag voor ons allemaal: wat is nu de belangrijkste van die twee voor jou, u, mij? En dat samen met die andere vraag: wat is nu de belangrijkste waarde die u/jij/ik van God graag wil hebben. En die we aan onze nieuwe koning gunnen. Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.