Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
één van de meest nare dingen die je als mens kunt ervaren in je leven is dat je minder belangrijk bent dan een ander mens. Misschien is belangrijk nog niet eens het goede woord. Ik denk dat heel veel van ons niet de behoefte heeft om “een belangrijk mens” te zijn. Doe maar gewoon…, dan doe je al gek genoeg. Maar bij de groep mensen waar je tussen leeft, daar wil je dan ook wél bij horen en niet het gevoel hebben dat je tweederangs bent. Minder meetelt dan een ander. De afgelopen weken heb ik met de baalderdienstcommissie, maar ook op de 25+ en 30+ kring over dit onderwerp gesproken. En eigenlijk herkent iedereen het wel op de één of andere manier.
Zomaar een paar voorbeelden: als je in je eigen gezin, bij je broers en zussen, zwagers en schoonzussen het gevoel hebt dat ze jou niet zien zitten. Per ongeluk expres vergeten om jou uit te nodigen. Als je als kind niet op een feestje wordt uitgenodigd door je vriendje of vriendinnetje. Of, dat je hoort dat je op dat feestje mag komen omdat een ander kind niet kan en jij “eerste reserve bent”. Als je als homoseksueel het idee hebt dat je net wel, net niet welkom bent in de kerk. Als je leeft in een omgeving waarin je minstens HBO moet hebben gestudeerd en jij hebt “maar MBO” . En zo is de rij eindeloos. Iedereen herkent, denk ik dit soort situaties. En ook de pijn die het doet als je tweederangs bent.
We hebben ook eerlijk met elkaar gepraat over de vraag of we dit zelf ook wel eens deden of hadden gedaan: anderen kleineren, achterstellen. Gelukkig…, niemand van ons in de groep had dat ooit gedaan J. Wij zijn allemaal heel braaf….. Grapje dus: ieder van ons heeft dat wel eens gedaan. Hetzij omdat je het zélf deed, een ander kleineerde. Hetzij omdat je je mond hield toen het gebeurde. Je stond erbij, je keek ernaar, je voelde van binnen: dat is niet goed. Maar je durfde niet om er wat van te zeggen. Straks pakken ze mij nog.
Het is opmerkelijk hoeveel verhalen in de bijbel dat thema hebben: laatsten die eersten worden, eersten die laatsten worden. Eerste en tweederangs, meetellen of net niet meetellen. Of misschien is het wel niet opmerkelijk, omdat het een fenomeen is dat in de grote wereld, en in onze kleine levens, een heel grote rol speelt. Wie bij een ander niet “in tel is”, wie zich afgewezen, achtergesteld voelt, die gaat zich vaak onzeker voelen. Minderwaardig, onzeker. Soms is dat een leven lang een gevoel van “ik doe er niet toe; ik kan toch niks, ik tel niet mee”. Ik werk op een sociale werkplaats…., ik verdien amper wat. Soms is het ook omgekeerd: zet het gevoel zich om in een soort “ik zal ze eens wat laten zien”. En dan ga je je best doen om er bij te horen. Op je tenen lopen, maar de onzekerheid gaat daar eigenlijk niet écht door weg. Want diep van binnen blijft dat gevoel: ze vinden me tóch niet goed genoeg…..
En omgekeerd, wie de macht in handen heeft, die kan die macht op twee manieren gebruiken: je kunt een leider zijn die mensen die het minder hebben hélpen én je kunt vooral voor jezelf zorgen. Je kunt je best doen om eraan bij te dragen dat iedereen meetelt en iedereen als gelijkwaardig te behandelen. Maar je kunt ook vooral jouw positie willen handhaven. Er zijn te veel mensen die denken dat ze meer waard zijn dan een ander. Hoe kan het dat er in deze wereld zoveel vrouwen door mannen worden onderdrukt? Hoe kan het dat we op school blijven praten over pesten? Hoe kan het dat je meer kansen hebt als je gaat solliciteren als je Veurink heet dan wanneer je Al Husseini heet…..?
Veel verhalen dus in de bijbel die over “laatsten en eersten gaan”. Vaak over twee broers: Abel en Kaïn, Ezau en Jakob, Izaäk en Ismaël, Jozef en zijn grote broers, de oudste en de jongste broer uit de gelijkenis van Jezus. In al die verhalen zit diezelfde spanning. De “oudste broer” staat vaak voor “de sterkste” en de “jongste” voor degene die achteraan komt. De tweederangs figuur, die net niet mee mag doen. Te weinig gestudeerd, niet mooi genoeg, bedenk het.
Er is nog wat eigenaardigs aan veel van die verhalen: er is vaak wat rondom vrouwen die moeilijk zwanger kunnen worden en die dan toch op een bijzondere manier een kind krijgen. Dat speelt bij Izaäk en Ismaël (Sara), het speelt bij Jakob en Ezau (Rebecca), het speelt ook bij Jozef (Rachel wordt moeilijk zwanger, Lea makkelijk). Het speelt ook bij bijvoorbeeld de geboorte van Samuël, de zoon van Hanna en Elkana.
De verhalen over kinderen die op een bijzondere manier geboren worden spelen zich bijna altijd af in tijden dat de broederschap, de meelevendheid ver te zoeken is. Waar mensen zich weinig of geen bal aantrekken van wie God is en hoe Hij het leven ziet. Samuël wordt geboren in een tijd waarin ieder maar wat doet wat goed is in zijn eigen ogen.
Die nieuwe geboorte, dat nieuwe kind, staat dan ook bijna altijd symbool voor:
- God heeft verdriet over dat mensen zó leven, zo egoïstisch, egocentrisch
- Toch breekt Hij wél weer in in deze wereld en is de geboorte van het nieuwe bijzondere kind de inzet om deze wereld, ons mensen beter te maken. Te herstellen, herscheppen. Terug te brengen naar hoe Hij het bedoelt en hoe wij gelukkig kunnen worden.
Nu naar ons verhaal, of eigenlijk zitten we daar al midden in. Het evangelie zoals Lucas dat opschrijft is van de vier evangeliën het boek dat het vaakst spreekt over “laatsten die eersten worden”. En dat begint al met de bijzondere geboorte van 2 bijzondere kinderen bij twee bijzondere vrouwen, die elkaar opzoeken. Het is opvallend hoeveel verhalen Lucas heeft over vrouwen en hoe groot hun rol is. In Nederland is de emancipatie van vrouwen al behoorlijk ver, maar nog steeds zijn er grote verschillen tussen mannen en vrouwen. In de tijd van Jezus ligt het veel scherper: vrouwen mogen bijvoorbeeld niet getuigen voor een rechtbank.
Direct aan het begin van zijn boek gaat het dus om twee vrouwen. Maria is een heel jong meisje. Meisjes kunnen in die tijd al rond hun 12e worden uitgehuwelijkt. Ze komt uit Nazareth in Galilea. En die beide namen klinken allebei slecht. Nazareth, daar is in die dagen een spreekwoord over: kan er uit Nazareth iets goeds komen? En vanuit Jeruzalem wordt met minachting naar Galilea gekeken, zoals dat vanuit de randstad naar het Oosten gebeurt. Daar zijn ze minder intelligent, daar in het noorden en het oosten én ze zijn er zeker minder goed gelovig. Uitgerekend daar bij zo’n onnozel meisje uit Nazareth, dáár wordt de Zoon van God geboren…… Bij de laatsten dus….. En Elisabeth is ook al zo’n triest geval in die dagen. Als predikant kom ik geregeld in contact met mensen die moeilijk of geen kinderen kunnen krijgen. Dat doet al zóveel met mensen. Onvervuld verlangen, verdriet, moeizame medische wegen die gelukkig soms kunnen helpen. Maar soms ook moeten leven met dat het niet lukt, kinderen krijgen en dan op een andere manier gelukkig worden.
In de dagen van Elisabeth spelen al die elementen mee, maar er komt nog iets overheen: als vrouw is je leven mislukt als je geen kinderen krijgt. Dat is een diep triest gevoel, dat het oordeel over je leven is: mislukt! Maar juist zij, krijgt – samen met haar man – een zoon, Johannes. En die beide zonen – Johannes en Jezus – gaan ieder op hun eigen manier een rol spelen om namens God zélf deze wereld te herstellen. Dat akelige “minder-meer” te doorbreken, deze wereld te herscheppen. In zekere zin dus “deze wereld op de schop/schep” te doen om dat wat niet goed is aan de kaak te stellen, maar tegelijk om dan het ook te verbeteren, vernieuwen, her-scheppen. Zodat wij als mensen worden geheeld in onze wonden, onze pijnlijke ervaringen van “tweederangs zijn”. Zodat de pijn voorbij gaat van binnen, er een medicijn is, dat daar tegen helpt om onszelf de moeite waard te vinden én om anderen open tegemoet te treden en als gelijkwaardig te behandelen. Blank en zwart, man en vrouw, homo hetero, rijk en arm. Zodat we met elkaar broers en zussen worden waarbij het dan niet belangrijk is wie de oudste is en de jongste, maar dat je het vooral samen bent.
Hoe ziet dat medicijn er dan uit? Eigenlijk is dat medicijn als je het heel kort samenvat: Jezus en zijn geboorte. Dat klinkt wel heel kort door de bocht. Daarom wil ik het toelichten. Er is in de kerk en uiteraard in de wetenschap enorm gespeculeerd over hoe Maria bevrucht is geraakt. Ik heb daar geen antwoord op, want ik weet het niet. Ik kom er straks op terug, maar nu gewoon even dit: Jezus komt van God en wordt bij Maria geboren. Dat heeft een enorme impact op haar leven en de grootste is denk ik verwoord in deze zinnetjes:
Hij is mijn redder.
Hij koos mij uit,
mij, een heel gewoon meisje.
Nu zal iedereen over mij zeggen:
‘Zij is gezegend.’
Ik weet niet of het jou wel eens is opgevallen, maar er is déze rode draad in het leven van Jezus: vanaf dat Hij al in de buik van zijn moeder zit is Hij bezig om mensen de immense zekerheid te geven dat God van ze houdt. Dat God haar, een heel gewoon meisje, de moeite en liefde waard vindt om bij haar en voor haar geboren te worden. Hij koos mij uit…, mij een heel gewoon meisje! En zodra Jezus uit de buik van Zijn moeder is gaat Hij dáármee door: hetzelfde gebeurt in de kerstnacht als herders de eersten zijn, die van engelen te horen krijgen: voor jullie is heden een REDDER geboren. Herders zijn mannen die op de laagste trede van de samenleving staan. “Hij koos ons uit! Wij zijn wél belangrijk genoeg voor God en vanaf nu zal iedereen van ons, herders, zeggen: jullie zijn gezegend.” Het woord “redder” wordt gebruikt als Jezus in Jericho komt en Hij daar bij de loser Zacheüs op bezoek gaat en Hij aan het einde van het verhaal zegt: Toen zei Jezus: ‘Zacheüs, je hoort weer bij het volk van Abraham. “Jij en jouw gezin zijn vandaag gered. 10Want ik, de Mensenzoon, ben gekomen om mensen te redden die verloren dreigen te gaan…..” Hij koos mij uit… Zacheüs….. Weet je wat…., ik ga de helft van mijn geld weggeven. Kijken hoe ik mensen kan helpen in plaats van ze pesten!
De oplossing voor onze kwetsuren zit niet in: laat ik harder mijn best doen om door de mensen tegen wie ik opkijk te worden geaccepteerd. De oplossing zit – als ik de evangelieverhalen mag geloven en ik geloof ze en ik zie het ook nu gewoon werken als oplossing – hierin: dat we de liefde van God bij ons binnen laten komen. Dat we durven te vertrouwen, dat God ieder mens – en dan bedoel ik ook ieder mens – met liefde heeft gemaakt en dat we voor Hem allemaal de moeite waard zijn. De moeite waard om voor te kómen, geboren te worden. Wat een ander ook van je vindt, of je nou hoog of laag op wat voor laddertje staat, uiteindelijk is het niet interessant. Kun je je identiteit, je gevoel van eigenwaarde niet op bouwen. Het enige is, dat je je door God laat zeggen: je bent in Mijn ogen goed genoeg. Hij koos jou, u, mij uit om lief te hebben. Dat is iets dat bij je binnen moet komen, letterlijk en figuurlijk. In je oren…., in je hart ten diepste! Dat als je denkt “ik ben niks waard, ik tel niet mee……”, dat er dan een andere stem spreekt. Jij niks waard???? Of ook, dat diezelfde stem gaat klinken als je denkt dat je meer waard bent dan een ander omdat jouw leven zo geslaagd is. Hoezo, jij meer waard en die ander minder? Wat kun jij doen om naast die ander te gaan staan, die ander te helpen? Daar ben Ik ook voor geboren!
Ik ga het even heel bizar maken en concreet. Ik kom terug op die vraag naar “en hoe is de bevruchting van Maria tot stand gekomen?” Ik zei al, laat het een mysterie zijn. Maar de kerk heeft een antwoord gevonden dat biologisch niet te begrijpen is, maar het geeft precies aan wat de geboorte van Jezus met ieder mens wil doen. Het is dít plaatje: je ziet daar de duif als teken van Gods Geest bij het óór van Maria. Een boodschap hóór je met je oren. En die boodschap moet ergens bij ons naar binnen, naar je hart, waar je gevoelens leven. Over wie je bent, over je zekerheden, onzekerheden. Wel, dáár zit dus ergens de kern van de komst van Jezus. Zacheüs, de herders, Maria, Elisabeth, die krijgen allemaal van binnen door, dat ze door God zijn bemind. En precies dat is het bericht voor u, jou en mij. Amen.