Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
“leren leven” is het thema van vanmorgen. Dat klinkt behoorlijk pretentieus: als jullie nu met z’n allen even goed opletten dan weten jullie over een kwartier hoe dat moet…., leven. Misschien is het wel goed om direct te zeggen het gaat over léren leven en ik denk dat dat iets is dat dat iets dat een leven lang duurt. We zien vanochtend twee verhalen, of eigenlijk drie:
- Het verhaal van de Nerflanders
- Het verhaal van de doop van Jezus
- En het verhaal van Jezus die in de woestijn gaat leren leven
Die drie horen bij elkaar.
Ik begin met de doop van Jezus. Als Jezus wordt gedoopt klinkt een stem uit de hemel die zegt “Dit is mijn geliefde Zoon, in hem vind ik vreugde.’
Als Marcus precies hetzelfde verhaal vertelt zegt de stem “jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde”. Wat de stem ook precies heeft gezegd – dat laten we nu even in het midden – de essentie is duidelijk: het is een hartstochtelijke liefdesverklaring van God de Vader naar God de Zoon. Daarbij moeten we ons realiseren dat het woord zoon/dochter/kind staat tegenover “slaaf”, niet tegenover “volwassene”. Een slaaf is in de bijbel iemand die de hele tijd bang moet zijn of zijn of haar baas nog van hem houdt. Doe ik het wel goed genoeg? Ben ik wel aardig genoeg? Eigenlijk is het de hele tijd leven in een soort van angst: straks raak ik de liefde van die ander nog kwijt.
Kind/zoon/dochter staat in de bijbel voor: wat je ook doet, voor goeds, voor kwaads, Ik houd van jou. Onvoorwaardelijk, zonder voorwaarden. Ik heb vanochtend het doopvont hier neergezet. Want hier bij dit doopvont, of beter nog, bij uw, jouw mijn doop, dáár begint het leren leven: er wordt van Hogerhand, door je Schepper bij het begin van je leven gezegd: Ik ben je Schepper, Ik heb je gemaakt, Ik ben blij met jou en wat jij verder ook van je leven gaat maken – of je goede schaatsen gaat rijden of scheve – Ik zal altijd van je blijven houden, om wie jij bent. Nooit raak je mijn liefde kwijt.
Eigenlijk is dat precies de essentie van het verhaal van de Nerflanders. Ik heb Mirjam bewust gevraagd om het aan de kinderen voor te lezen, maar eigenlijk voor ons allemaal. Ik weet wel dat we het al eens eerder hebben gelezen hier in de kerk – maar dat geldt voor veel bijbelverhalen net zo- . Ik heb dat gedaan, omdat ik in het pastoraat eigenlijk altijd wel, maar zeker de laatste tijd een heel aantal gesprekken voer met mensen die maar moeilijk van zichzelf kunnen houden. Laag zelfbeeld, noemen we dat. En vaak speelt dan mee wat er allemaal tegen je is gezegd – vroeger, in je kindertijd – of misschien wel van de laatste tijd. Harde woorden kunnen lang blijven hangen in onze ziel en daar hun kwaadaardig werk doen. Het zijn de stickers die we elkaar opplakken en die lang blijven kleven.
Je kunt ook een laag zelfbeeld krijgen omdat je vindt dat je een aantal dingen in je leven heel stom hebt gedaan. Soms is dat ook zo, dan maken we als mens er een zootje van. Soms schamen we ons ook erger dan nodig is.
Toch zit er ook nog een ander aspect aan het verhaal van de stickers en dat zijn de sterren. Je kunt ook verslaafd raken aan complimenten. Aan telkens de erkenning van andere mensen, dat je het wel goed doet, dat je wel aardig bent. En misschien loop je dan op een bepaalde manier ook aan jezelf voorbij. Want dan kun je je zó gaan gedragen dat je de hele tijd bezig bent met nadenken: als ik me nou zo en zo maar gedraag, dan zullen ze me wel liken, dan ben ik wel iemand. Hoe meer likes op facebook of op instagram, hoe beter ik ben. Maar voor je het weet durf je dan niet meer écht jezelf te zijn, want stel je voor, dan vinden ze me niet aardig.
Begin van leren leven is: je beseffen, terug naar de bron, dat God je Schepper is, dat Hij onvoorwaardelijk van je houdt. Dat Hij je niet liever vindt als je veel stickers hebt en dat Hij geen hekel aan je krijgt als je onder de stippen zit. Misschien is het wel heel kenmerkend dat als Jezus gaat rondtrekken Hij het meeste mot heeft met Farizeeërs in die dagen. Dat zijn de mensen die onder de sterren zitten, die elkaar sterren opplakken en die de hele tijd stickers plakken op mensen die het in hun ogen niet goed doen.
Daarom is het belangrijk dat het er misschien wel op twee manieren staat in de evangelieverhalen. Dat er tegen Jezus zélf gezegd wordt “jij bent mijn geliefde zoon” – want dat is ook de bron van Jezus zélf, zijn geheim in het leven. En dat Hij aan ons wordt aangewezen: dit is Mijn geliefde Zoon, Hij is er voor jullie en jullie zijn gedoopt in Zijn en mijn Naam – en in die van de Geest. Jullie horen bij Mij, wat anderen ook van je zeggen. En ook: wat je ook van jezelf vindt. Want dat is de hele tijd iets dat Jezus doet: mensen namens Zijn Vader opzoeken die niet goed in hun vel zitten om hen te helpen. Ten diepste te helpen zichzelf weer te gaan zien als een geliefd kind van God. Hier begint ergens wat leven is.
Maar dan gebeurt er iets bijzonders. Hoe doe je dat dan in het leven van alledag? Dat is voor ons een kunst, maar niet alleen voor ons: ook voor Jezus. De Geest van God drijft Jezus de woestijn in. De woestijn is de leerschool in de bijbel. Het volk Israël trekt 40 jaar door de woestijn voordat ze binnengaan om daar in het beloofde land te gaan leven op een manier zoals God dat graag ziet. Jezus gaat 40 dagen de woestijn in om dan getest te worden, als Hij aan zijn fysieke grenzen is beland. Honger en dorst, zeg maar de momenten waarop je het zwakste bent. Ik ben zwak als ik fysiek moe ben bijvoorbeeld. Al mijn zwakke kanten komen dan naar boven. Ik ben niet zo heel goed in conflicten bijvoorbeeld. Wel, als ik dan heel moe ben en er is een conflict….., daar heb ik heel veel last van dan en dan ben ik al snel geneigd om toe te geven. Dat kan heel verstandig zijn, maar soms ook niet, want dan heeft die ander écht ongelijk. U kent, jij kent allemaal je eigen sterke en zwakke kanten.
En dan komt de diabolos – de door de war maker, degene die je van het goeie paadje af wil helpen – . Want dat is de betekenis van het woordje “duivel” in het Grieks “diabolos=in de war brenger”. Ik zei al, dat Jezus na deze testperiode het land intrekt en daar regelmatig conflicten aangaat met de Farizeeërs. Dat zijn de mensen die elkaar en zichzelf graag sterren opplakken – maar dat is ook een vorm van onzekerheid in zekere zin – én anderen stickers geven. Als Jezus nu heel graag door hen gerespecteerd zou willen worden – iedereen moet Mij aardig vinden! – dan zou Hij het conflict mijden. De door de war gooier zegt “jij bent toch Gods zoon” – dat is precies wat Jezus bij de doop hoort, hoe venijnig is dit! – : gooi jezelf van de tempel af, engelen zullen je opvangen, moet je kijken hoe populair je bij iedereen bent. Géén conflicten hoef je aan te gaan, niet de spannende weg van gewoon met je beide voeten op de Israëlische grond en mensen opzoeken die in de knel zitten en de conflicten aangaan met de Farizeeërs daarover. Misschien zelfs wel kunnen vermijden dat de conflicten zó hoog oplopen dat ze je liever doodwensen en misschien wel doodmaken.
Het vergt van Jezus wel héél veel standvastigheid dat het conflict inderdaad later zó ver oploopt dat Hij er het leven bij in zal schieten. En het zal dus wel niet voor niets zijn, dat Hij zo fél op Petrus reageert als die nét heeft gezegd: U bent de Messias, de Zoon van de levende God en daarna zegt “dat lijden van U, dat verhoede God zélf”. Ga weg achter mij, Satan…., het is hetzelfde fenomeen.
Nu even vertaald naar ons: als het waar is dat het hart van ons leven, het centrum is dat we bemind zijn, dan zou ons dat de moed kunnen geven om ook niet aardig gevonden te worden. Niet omdat we ons best gaan doen om niet aardig te zijn, maar omdat je soms voor je mening of voor ander mensen op moet komen, die door anderen worden geminacht. Zeg maar de Wouten van deze wereld. Of Wout nu het gepeste jongetje uit de klas is, je familielid dat het zwarte schaap is, degene over wie geroddeld wordt, de buitenlander, bedenk het. Er zijn heel veel vormen van “Wout zijn”, want we geven op veel manieren stickers.
Een tweede test – ik neem er twee vanochtend – is dat de door de war schopper Jezus alle koninkrijken aanbiedt, als Jezus de duivel maar wil volgen. Eigenlijk is het: ben ik de baas om de baas over jullie te spelen, of ben ik de baas om jullie te helpen. Jezus zou met zijn capaciteiten een wereldheerser kunnen worden. Misschien wel en economisch imperium, miljardair kunnen worden. Van stenen broden maken en dan broden die heel goed laten verkopen. Maar Hij kiest consequent voor: ik ben niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen en mijn leven te geven. Ik was jullie voeten. Ik breek brood en verkoop het niet voor veel geld, maar deel het met jullie.
Dat is voor ons consequent de vraag: als je nu thuis in je relatie sterker bent met woorden dan je partner is en jullie hebben mot. Ga je dan het telkens winnen van je partner, zodat er één thuis de broek aan heeft, of ga je wat jij hebt aan macht het zo gebruiken dat je samen gelukkig wordt en allebei tot je recht komt? Ga je als je op je werk een leidinggevende functie hebt je ondergeschikten – naar woord! – laten voelen dat ze ondergeschikten zijn, óf respecteer je een ander en ga je samenwerken met je medewerkers. En dat is een mooi woord. Als je geld hebt, hou je alles voor jezelf voor weer een vakantie óf deel je?
Ook dat is leren leven….. En ik zei al: dat is een leven lang. Sterker nog, er hoort óók bij, dat je onderkent bij jezelf: soms doe ik het bést heel goed! Maar soms ook gewoon niet. Dan had ik wél voor iemand die door anderen belachelijk wordt gemaakt en allemaal stippen opgeplakt krijg moeten opkomen. Maar ik zweeg, want ik was bang dat ze mij anders ook met stippen zouden gaan beplakken. Of soms ben ik heel royaal in wat ik deel, maar soms ben ik ook te egoïstisch. Of nog weer anders: soms geef ik iets weg, omdat ik denk dat ze me aardig zullen vinden, maar dat is dan eigenlijk gewoon onecht.
Wat ik prachtig vind én waar in het verhaal van Wout en Lucia is dat die Lucia aan Wout leert om telkens Eli, de houtsnijder, de Schepper op te zoeken. Eigenlijk telkens terug naar de bron, de doop. Waar je wordt verteld dat je geliefd bent – niet om je stippen, niet om je sterren – . En waar bij de doop dan een soort verfrissende wasbeurt van liefde is: altijd welkom. Kom met alles wat goed is gegaan – wees er blij mee – én kom ook met waar je pijn zit – omdat je stickers kreeg opgeplakt – . Of omdat je sterren op je hebt die ten koste zijn gegaan van anderen. Want al die momenten zijn eigenlijk momenten om te ontdekken wat de bron van het leven is: de stem die tegen je zegt “Jij bent mijn geliefde Zoon, dochter” Ik doop je in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Amen.