“Goeie genade!”

“Goeie genade!”

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
één van de thema’s die door jullie is aangeleverd en dat vrij hoog scoorde is “wat is genade?” In de voorbereiding hebben we met elkaar gepraat over het thema en eigenlijk tegen elkaar gezegd: in ons dagelijks spraakgebruik gebruiken we het woord bijna niet. Misschien wel goed om bij jezelf dat ook na te gaan: heb ik dat woord de afgelopen week nog gebruikt? Wie?
Het tweede dat we ontdekten is, dat het woord ook iets bedrukts over zich heeft. Of misschien wel letterlijk iets waarbij je je benauwd voelt. De meesten van ons moesten direct denken aan een stoeipartij – of misschien wel meer dan stoeien, knokken – waarbij jíj onderligt en iemand anders met zijn of haar knieën op je spierballen zit en die rolt en je kunt geen kant uit. En dan zegt die ander: genade, genade?? En dan moet jij zeggen “genade” alsof je er om smeekt. En dan word je losgelaten.
Als ik dat doortrek naar hoe genade dan doorwerkt in de taal van het geloof, van de kerk, dan is het vooral verbonden aan dat wíj fouten hebben begaan tegenover God – wij zijn de onderliggende partij in het gevecht – en dat omdat Jezus voor onze zonden is gestorven God ons tóch genadig is. Maar we moeten het wél even goed voelen. Niet op een manier dat je je er door bevrijd voelt, blij vrolijk, een last die van je afvalt. Maar eerder “nou, dat was op het nippertje, daar ben ik goed vanaf gekomen en ik mag blij zijn dat God me heeft losgelaten uit die houdgreep van genade en schuld”. Het zet God neer als een streng iemand en ons als mensen die écht mazzel hebben, dat Hij ons tóch laat gaan.
Dat is – zo zeiden we met elkaar – wél heel erg jammer, want op die manier wordt het bijbelverhaal geen vrolijke, blije boodschap, maar eerder wat benauwend. Is dat dan zo? Is dat dan genade? Eén van ons kwam aan met een vondst en die vondst vind ik prachtig en neem ik vandaag over. Diegene zei: in het Engels heb je twee woorden voor genade “mercy” en “grace”. Mercy heeft inderdaad de klank van “heb genade, ik heb iets heel stoms gedaan. Vergeef me toch.” Grace is eerder “het royale, het koninklijke, het goede van het leven”. Eigenlijk bedacht ik me bij het voorbereiden van deze dienst, heeft het Nederlands die woorden ook “genade” én “gratie/gracieus”. Dat komt uit het Latijn en daar is het woordje gratia het woordje dat genade betekent. Ik neem jullie even mee naar het woordenboek en de betekenissen van “gratie”. Dat heeft natuurlijk óók de klank van “de koning verleent gratie/kwijtschelding van schulden”, maar er zit ook het woord “gratis” in, royaliteit, er wordt je zomaar iets leuks gegeven! Een cadeautje. Er zit het woord gracieus in, charmant, lieflijk, welwillend. En laten we dáár nou eerst eens op focussen als het gaat om God en op Jezus in onze zoektocht naar wat genade is.
Ik wil jullie op iets wijzen: heel veel verhalen die Jezus vertelt eindigen met een feest. Dat gebeurt ook in het verhaal dat wij hebben gelezen vanmorgen. Bij Johannes is het allereerste verhaal een bruiloft waar echt fiks wordt feestgevierd en de wijn juist door Jezus wordt aangevuld. Ik zou zo een hele reeks kunnen noemen. Hiervoor is er een vrouw die wat geld kwijt is geraakt en die overal zoekt en dan alle buren roept om in haar vreugde te delen omdat ze haar geld terugvindt. Als Jezus Zacheüs uit de boom heeft gepraat gaat hij bij hem binnen in huis en gaan ze eten en drinken. Als Jezus vertelt over het Koninkrijk van God vergelijkt Hij het met een bruidegom, die iedereen uitnodigt voor een bruiloftsfeest. Dat ademt dus een heel andere sfeer dan “nou, je hebt mazzel dat je er zo goed bent afgekomen, wees maar dankbaar, maak niet opnieuw fouten en doe vooral goed je best voortaan”. Het heeft iets royaals, iets gratis, iets blijs. Het komt dichtbij het verhaal van de schepping zelf: van alle bomen mag je eten! Geniet, voel dat je welkom bent. Of van het eerste scheppingsverhaal: eerst maakt God een prachtige tuin met planten dieren, planeten, sterren, zon en maan. Dan op het allerlaatste maakt Hij ons als mensen en het eerste dat we krijgen is samen met God een rustdag om het goede van het leven te genieten en te ontvangen.
Het is jámmer, misschien wel letterlijk zónde, dat het woord genade én vooral dat die manier van aankijken tegen God zo’n benepen klank heeft gekregen. Dat benepene zit wel in het verhaal maar niet bij die vader maar bij die oudste zoon. Die ziet zijn vader, die ziet God als een streng iemand, die je nooit iets leuks gunt. Voor wie je hard je best moet doen en God die dát dan normaal vindt, dat je hard je best doet en je nooit een keer een complimentje geeft, laat staan een lolletje of een pleziertje gunt. Als ik het vertaal – en dat deden we ook bij de voorbereiding – dan lijkt die oudste zoon op de perfectionist van vandaag. Iemand die de lat ontzettend hoog legt: een perfecte moeder of vader, een goede vriend of vriendin, ook nog een cursus ernaast, je relatie goed. Schaken op 7 borden tegelijk en op alle borden het ook goed willen doen. Zo goed dat je er aan onderdoor dreigt te gaan. Het leven als een aaneenschakeling van verplichtingen, waardoor het plezier, de vreugde eruit vloeit. Zo kun je met geloof omgaan, met God, en met je leven. Een soort levensmotto “ik ren dus ik ben. Dat moet ik”.
Misschien goed om de verbazing van die Vader en de wat overspannen irritatie van die oudste zoon vanuit dat perspectief te bekijken. Die oudste zoon heeft de lat zo hoog dat hij altijd aan het werk is en nooit een keer geniet. Om het maar wat in ons perspectief te zetten: nooit een keer in de avond wat drinkt met zijn vrienden, nooit een keer de bbq aanzet en het er lekker van neemt. En hij denkt dat hij daar zijn vader een plezier mee doet. Er zit iets heel bitters in: nou die zoon van u thuiskomt die al uw bezit er door heeft gejaagd, dáár geeft u een feestje voor…. En mij hebt u nog nooit een keer een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren.
Het antwoord van die vader is een soort verbaasde en geschokte kreet: kind, je bent altijd bij mij en alles wat van mij is is van jou. De kern van het zinnetje zit in het woord “kind”. Niet dat die Vader die zoon als een jong jochie ziet, maar als de bijbel het woord “kind” gebruikt, dan zit daar onvoorwaardelijke gratis, gracieuze hartelijke liefde in. De liefde van de Schepper, die eerst een hele tuin aanlegt, dan een mens maakt en dan die mens een hele sabbat gunt om te genieten, dan nog een nachtje slapen én dan gaat die mens pas wat doen in de tuin. De liefde van de Schepper die zegt: eet van alle bomen. Er zit iets in van verbazing en teleurstelling: hoe kan het nou toch, dat je al jaren bij me bent, je bent mijn kind en dat je bent gaan denken dat ik je niks gun? Waardoor je zo verkrampt bent geraakt als wat!
Dáár zit voor mij een beetje het verdriet in met dat woordje genade. Dat dat zo benepen is geworden. Laat ik het nog iets scherper zeggen. Wij leven onderweg naar Goede Vrijdag en Pasen. Let op: wie zijn vooral degenen die Jezus aan het kruis willen hebben? Dat zijn Farizeeërs en Schriftgeleerden. Dat zijn mensen die leven als perfectionist en Jezus bekritiseren dat Hij het niet zo nauw neemt met de geboden. Die van geloven en leven een vreugdeloos en streng gebeuren maken. Laat me het positiever formuleren: als u, jij of ik iets te genieten heb in het leven, durf het te ontvangen. Niet benepen, maar probeer het eens te zien als een royale, gracieuze gratis liefdevolle gift van je Schepper. Als je vandaag vrij bent, maak er iets van, als je dat kunt!! Als je de lat heel hoog legt en maar blijft springen en op je tenen lopen, vraag je dan eens af: van wie moet ik dat ? Ben ik echt mezelf als ik ren? Wie doe ik daar een lol mee? Van wie zoek ik de erkenning, de goedkeuring? Waarom ben ik zo streng, zo ongenadig voor mezelf? Het komt níet van God…. Misschien goed om jezelf/uzelf/mezelf eens als Kind van God te zien. Want dát is uiteindelijk wat we zijn…..
Nou toch ook die andere kant…. Mercy, medelijden. Genade als: je hebt je leven goed verknoeid, hoe kom je weer terecht? En hoe diep moet je dan door het stof? Is genade dan iets van: iemand die op je spierballen komt zitten met zijn knieën en jij die het uit moet roepen “genade”. Of zit het anders. Laten we opnieuw eerst focussen op die Vader in het verhaal. Iedere ouder die een kind heeft met wie het niet goed gaat weet hoe kwetsbaar je daarin kunt zijn. Hoe je daar zorgen over kunt hebben, buikpijn over kunt hebben, over wakker kunt liggen. Iemand zei eens: je bent zelf zo gelukkig als je ongelukkigste kind dat is…. Jezus zet het scherp aan. Vermoedelijk gaat het om een jongen van een jaar of 18, die eist zijn deel van het bezit op. De oudste zoon krijgt in die tijd 2/3e van de erfenis, de jongste 1/3e. In feite zijn de verhoudingen thuis góed verstoord, want die jongen vraagt aan zijn vader om een deel van het land te verkopen en hem dan het geld te geven. Of, nog iets scherper, dat gebeurt pas bij het overlijden van zo’n vader. Dus eigenlijk zegt die zoon: pa, ik heb liever dat je doodvalt.
Ieder die kinderen heeft weet dat het zeker in de pubertijd soms goed kan rommelen thuis. Heel vaak komt dat weer goed, gelukkig. Is het een tijdelijke fase. Maar soms ook niet. Ik ken de verdrietige verhalen van ouders en kinderen die elkaar niet meer zien, niet meer bij elkaar over de vloer komen. Dat wordt eigenlijk altijd met hartzeer en buikpijn verteld. Zelfs al zit er een soort harnas om heen van “het doet me niks meer.” Precies dát woord, buikpijn, wordt gezegd van die vader als hij op de uitkijk staat en vanuit de verte die jongen ziet aankomen, op hem afvliegt en hem om de hals valt en kust. Dat woordje “buikpijn” wordt een aantal keren gebruikt in het nieuwe testament en het gaat in alle gevallen over God of Jezus die naar een mens kijkt of mensen kijkt met wie het helemaal niet goed gaat. In één geval gebruikt Jezus het woordje “met buikpijn kijken naar” als hij het over een mens heeft. Dat is in het verhaal van de barmhartige Samaritaan. Eerst kijken er een priester en een leviet naar de gewonde man. Dán komt die Samaritaan voorbij en die kijkt ook en díe krijgt er buikpijn van, medelijden, zo vertalen wij het. Buikpijn krijgen, hartzeer voelen is dus een totaal ander beeld dan “jij hebt iets fout gedaan, ik zal jou eens over je spierballen rollen en net zolang totdat jij “genade” schreeuwt”. Buikpijn is verdriet hebben over dat het met een mens, je mens als Schepper, je kind, niet goed gaat, helemaal mis gaat en vreugde voelen als dat kind weer opstaat uit de dood. Hij was dood én hij is weer levend. Hij was zoek, helemaal van het padje af én weer gevonden. Feest, royaal feest. Mercy en grace in één. Het sterven van Jezus aan het kruis is afschuwelijk. Zonder meer. Het vertelt dat mensen – tot in hun drang tot perfectie – heel erg van God los kunnen raken. Maar de royaliteit van de opstanding is dat de vreugde en de liefde het winnen. Die zijn royaal!
Nu de focus ook even op die jongste jongen: in dit geval gaat de jongen met gedonder het huis uit, gaat naar een ver land en leidt – zo vertaalt de bijbel het – een leven van verkwisting. Letterlijk staat er “een leven dat niet te redden was”. Dat kun je op allerlei manieren invullen, maar het komt hierop neer dat hij bezig is om zijn leven écht de vernieling in te helpen. Tot er een moment komt dat hij tot bezinning komt. Dat is de ellende, dat het soms zo moet gaan. Of alleen maar zó kán gaan. Dat een mens met zijn of haar kop tegen de muur moet lopen. De alcoholverslaafde die helemaal klem loopt en zichzelf nu wel onder ogen móet komen en niet langer voor zichzelf of zijn problemen kan weglopen. Degene die de lat alsmaar hoger legt en van pure vermoeidheid omvalt, opgebrand en die niet langer om vragen heen kan als: waarom doe ik zo, waarom maak ik mijn leven kapot met al mijn harde werken?
Die zoon komt tot zichzelf en op het idee om naar zijn vader te gaan. Dat is wel bijzonder. Als die vader iemand was, van wie hij kan verwachten dat hij hem zal uitkafferen of flink op de grond zal gooien, bovenop hem gaat zitten, spierballen rollen en “genade” laten schreeuwen, dan is maar de vraag of hij naar zijn vader zou gaan. Blijkbaar zit ergens in zijn bewustzijn dat die vader ánders is.
Hij komt bij zinnen, gaat op pad naar die vader en wil zeggen: ik heb er naast gekleund, – dat is eigenlijk een goede vertaling van gezondigd, mijn levensdoel echt helemaal verpatst – , ik ben niet meer waard uw zoon te zijn. Mag ik knecht zijn? Kijk en dán is mercy gracieus. Het draait bij beide zonen om die woordjes “zoon” en “kind”. Die zijn in de bijbel hetzelfde, hebben dezelfde betekenis. Het houdt in “er wordt onvoorwaardelijk van je gehouden”. Je hoeft jezelf niet te bewijzen als mens, dat je leven zinvol is door heel hard je best te doen zoals die oudste “kind, je bent altijd bij me en alles wat van mij is is van jou”, dát krijgt die oudste te horen. En over die jongste die in de goot terechtkwam klinkt “mijn zoon is thuisgekomen. Doe een feestkleed aan – de royale mercy, gracieus! – want we moeten feestvieren. Ook al verknooi je je leven – om geen ander woord te gebruiken – , God is dolblij als jij tot jezelf komt, weg uit de goot. Dan wacht je niet een “pittig onthaal met een zuur gezicht”. God heeft buikpijn zolang iemand ongelukkig is en viert feest, royaal als je het geluk weer vindt. Kind aan huis…..
Lieve mensen, dát is de zin van wie God is. En wat genade is. Een heel royaal woord, van een heel gulle God. Goeie genade dus, want een goeie liefdevolle God.
Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.