‘God alles in allen’

‘God alles in allen’

Overdenking 26 november

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Niet iedereen houdt van Paulus en zijn pittige taal. Hij is vaak zo stellig en hij schrijft ook lang niet altijd makkelijk. Ik hoor wél bij de liefhebbers, zal ik jullie bekennen. Ik zal proberen uit te leggen wat Paulus hier aan ons vertelt en waarom dat zo ontzettend wezenlijk is. Want dat is het.
Wat mijzelf altijd helpt bij het begrijpen van wat Paulus schrijft is om zijn eigen levensverhaal in je achterhoofd te houden. Want dat speelt in heel veel van wat hij schrijft een rol. Hier ook. Dat geldt natuurlijk voor de meesten van ons. Onze manier van in het leven staan wordt mee bepaald – ook in je geloof – door wat je hebt meegemaakt. Ik ken mensen die vroeg iemand hebben verloren. Als ik met hen praat over wat belangrijk is in hun geloof, dan is dat ze geloven dat er leven na dit leven is én dat God je kracht geeft bij moeilijkheden. Dat heeft allebei te maken met hoe hun leven is gegaan tot dit moment.
Nu naar Paulus en daarna naar wat hij schrijft. Paulus is eerst een Joods extremistische gelovige. En daarbij scoort hij heel hoog bij zijn omgeving. En dat vindt hij hartstikke belangrijk, scoren bij zijn omgeving. Hij is zelf een kleine man van gestalte en onzeker van karakter. Dat speelt dus óók mee. Net zoals dat bij een ieder van ons speelt. Je wilt iemand zijn, meetellen. Aanzien. Maar als je klein bent en onzeker ook, dan sta je al snel met 2-0 achter. Paulus doet het op zijn manier en hij schopt het ver! Hij kan goed leren én in zijn tijd kun je indruk maken als je heel fanatiek gelovig bent. Moet je kijken hoeveel hij wel niet voor onze godsdienst overheeft. Zo veel, dat hij mensen die er anders over denken met toestemming van de Joodse religieuze leiders in de gevangenis gooit en hen geweld aandoet en met de dood bedreigt. Je zou het met iemand kunnen vergelijken die in zijn zucht naar carrière z’n ellenbogen gebruikt, collega’s vernedert, z’n gezin verwaarloost. Figuurlijk over lijken gaat. Allemaal uit een diepe vorm van onzekerheid én de drang tot jezelf laten zien: ik ben toch écht iemand. Saulus, want zo heet hij eerst, denkt ook dat hij God er een plezier meedoet.
Er zijn wel mensen die lachen en neerkijken op mensen die een burnout krijgen. Slappelingen, zal mij nooit overkomen. Totdat op een kwade – of misschien is het achteraf wel een goede – dag je er zelf inzit. En je ineens helemaal niks meer kunt en bij je diepste zelf komt. Maar dat diepste zelf is eerst vooral een diepe put. Wie ben ik eigenlijk nu ik niks meer kan en totaal uitgeput ben? Wie ben ik eigenlijk echt? Wat heb ik mijn collega’s aangedaan, wat was ik voor mens? Voor partner? Voor vader? Alles waar je eerst trots op was, lijkt dan alleen maar lucht en leegte. Dat gebeurt Paulus als hij onderweg is van Jeruzalem naar Damascus om de Joodse mensen die in Jezus als Messias zijn gaan geloven gevangen te nemen. Hij hoort een stem, ziet een licht en dat komt heel hard binnen: Saul, Saul – als je naam twee keer wordt genoemd in de bijbel, dan is dat een teken van God die je aan het roepen is; Samuël, Samuël, Martha, Martha, Abraham, Abraham – Saul, Saul waarom vervolg je mij? Wie bent U? Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta op, ga Damascus in en daar zal je worden gezegd wat je moet doen”.
Dat brengt hem in een diepe crisis die drie dagen en nachten aanhoudt. Hij eet niks, hij drinkt niks en hij ziet niks. Drie dagen. Dat is in de bijbel “het diepste dieptepunt”. Jona zit drie dagen in de vis in een crisis. Jezus is drie dagen in het graf en de dood lijkt te hebben gewonnen. En dan komt er nieuw licht. Leven door de dood heen, nieuwe identiteit, anders. Saul wordt gedoopt, krijgt een andere naam, Paulus. Door een diepe crisis heen: leren zien – opnieuw, anders kijken – . Het oude wordt afgewassen. De schrik van “mijn God, wat heb ik gedaan naar andere mensen? Wat heb ik van mijn eigen leven gemaakt? Zo op mijn tenen gelopen, zo mezelf voorbij! Ik schaam me dood voor mezelf, naar God. En dat ik dan juist van Christus die ik zó heb vervolgd liefde krijg? Een nieuwe kans? Hoe bijzonder moet die Jezus wel niet zijn! Sterker dan de dood, sterker dan het kwaad dat ik, dat we als mensheid doen?
En nou ga ik het nog een keertje lezen:
8Pas op het laatst verscheen Hij ook aan mij, misgeboorte die ik was. 9Want ik ben de minste van de apostelen, ik ben de naam apostel niet waard omdat ik Gods gemeente heb vervolgd. 10Maar door zijn genade ben ik nu wat ik ben.
Je voelt de verwondering over hoe zijn leven is verlopen. Maar je snapt nu ook waarom het voor Paulus zo van levensbelang is dat Jezus leeft en uit de dood is opgestaan. Omdat Jezus lééft én in het leven van Paulus zó is verschenen heeft zijn leven een keer ten goede ondergaan. Is hij veranderd. Daarom zegt hij; 17Maar als Christus niet is opgewekt, is je geloof nutteloos, ben je nog een gevangene van je zonden. Dit gaat over hemzélf. Hij zegt eigenlijk: als Christus mij niet in mijn nekvel had gegrepen, dan was ik nog dat gewelddadige en eigenlijk zo onzekere mannetje geweest. Als Christus niet zou leven, dan zou ik nog met mezelf moeten dealen: vastgelopen, uitgeput, constaterend dat ik anderen intens kwaad heb gedaan en dat is dan dát. Hoe zou ik dan kunnen leven? Maar juist het gegeven dat Christus gestorven is door mensenhanden die kwaad deden én dat Hij sterker is dan de dood en ons met vrede tegemoet treedt, daar zit voor mij het léven in. Mijn nieuwe fundament. Met dat prachtige gezang:
De Heer heeft mij gezien en onverwacht
ben ik opnieuw geboren en getogen.
Hij heeft mijn licht ontstoken in de nacht,
gaf mij een levend hart en nieuwe ogen.
Zo komt Hij steeds met stille overmacht
en zo neemt Hij voor lief mijn onvermogen.

Dood. Voor Paulus én voor de bijbel heeft dat woord meer lagen. Het betekent fysiek dood. Want Jezus stierf fysiek en wij ook allemaal. Maar het is ook “je ademt wel, maar je leeft niet echt omdat je zo doelloos bezig bent jezelf op te pompen, geen fundament hebt, je onzekerheid overbluft”. En levend word je in de ogen van de bijbel als je ergens je rust, je fundament vindt bij God. Zoals bij die jongen uit die gelijkenis van Jezus, die wordt opgewacht door zijn Vader en omhelsd wordt en dan zegt die Vader: mijn zoon hier was dood en hij is levend geworden. Die beide lagen zitten voor Paulus én de bijbel in het sterven én het opstaan van Christus. Deze lagen:

  • Wij zijn zó als kwetsbare mensen zo kostbaar in de ogen van God, dat we als we sterven we niet in het niets verdwijnen, maar welkom zijn bij de eindeloze omhelzing en liefde van God!
    Daarom schrijft hij dit:
    12Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat Hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van jullie dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan? 13Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; 14en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en jullie geloof zinloos.
  • En het is zijn eigen ervaring van dat je in je leven vast kunt lopen – dood heet dat dan, wij kennen het ook, doodlopende wegen – en dat Christus/God je daaruit brengt tot leven:
    17Maar als Christus niet is opgewekt, is je geloof nutteloos, ben je nog een gevangene van je zonden.
    Nou verbindt Paulus dit aan Pasen, aan de opstanding. Pasen, deze kaars symboliseert het, is hét centrale punt. Het is blijkbaar zo belangrijk dat we als gelovigen op een zondag samenkomen. Jezus staat op een zóndag op. Iedere zondag vieren we dus klein Pasen. Maar het gaat voor Paulus en de bijbel verder. Er is het diepe besef dat wat er met Pasen gebeurt het begin is van iets veel groters. Op Paasmorgen wint de Heer het van de tegenstander, is Hij trouw aan de schepping, wint het leven het van de dood, de liefde van de haat. Maar er komt een moment dat God alles in allen is. Zoals God Paulus bezielt, in Hem komt wonen, zijn leven op de kop zet én juist heelt, dat dat met de hele schepping gebeurt. Dat de dood er niet meer zal zijn. Niet meer geestelijk, niet meer fysiek. En dat dat dus voor alle mensen geldt. Voor alle. Er staan heel verschillende teksten in de bijbel over hoe verstrekkend de liefde van God is. Er staan teksten in over bokken die van schapen worden gescheiden. Tegelijk is er ook déze heel sterke rode draad waar Paulus, ja, echt, Paulus die vaak niet populair is omdat hij zo streng lijkt, maar dat is écht een misverstand! Deze rode draad dus: dat door Jezus’ eindeloze liefde voor de schepping alle mensen veilig zijn bij God. Daarom zegt hij dit:
    21Want zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. 22Zoals allen sterven in Adam, zo zullen allen ook tot leven komen in Christus.
    Vandaag vieren wij dát, dat er ooit een tijd komt dat alles goed is. Geen winter meer, die is vergangen, maar alleen maar zomer, lente, bloei, leven. In dát licht noemen wij straks de namen van de mensen die ons zijn voorgegaan. Veel te vroeg, zoals bij kleine Levon. Maar in zekere zin maakt leeftijd niks uit, want we missen een mens, een geliefde, een vader, een moeder, een broer, een zus, een kind. Maar we noemen ze in het licht van Gods liefde en in het vertrouwen dat er ooit een tijd komt waarin dít waar is: de definitieve overwinning op de dood in welke vorm ook en Gods koningschap dat is aangebroken en de hele schepping leeft! Amen.