Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Kijk ik naar Jakobs gedrag, dan vind ik het gewoon niet zo’n sympathieke man. Als hij mij een auto zou proberen te verkopen, dan weet ik niet of ik hem zou vertrouwen. Waarom niet? Hij heeft zijn blinde vader gewoon bedrogen. Hij doet zich voor als zijn broer Ezau, verdraait zijn stem en steelt zo de zegen die vader Izaäk aan Ezau had beloofd.
En als Jakob weggetrokken is uit Bethel gaat hij wonen bij zijn oom Laban. Hij trouwt met zijn twee nichtjes. Lange tijd gaat het goed tussen Jakob en zijn oom en dan krijgen ze ruzie over welke geiten en bokken van Jakob en welke van Laban zijn. In die ruzie maakt Jakob gebruik van allerlei slimmigheidjes waardoor hij meer geiten en bokken krijgt dan zijn oom. Gewoon niet lekker rechtstreeks, niet eerlijk.
Ik denk dat wij allemaal mensen kennen voor wie je meer of minder sympathie voelt. Dat gebeurt al in een klas als je daar meester of juf bent. Het ene kind spreekt je meer aan dan het andere. Liever, aardiger, maar misschien ook wel betrouwbaarder. De kunst, zo zeggen we dan altijd, is dat je ook leert achter iemands gedrag te kijken. Je ziet iets, je hebt een oordeel, maar ken je ook het verhaal achter die persoon? Wie die echt is en waarom die doet zoals die doet? Overigens, daarmee zit ik nog niet achterbaks of onbetrouwbaar gedrag goed te praten.
Laten we naar Jakob kijken. Zijn naam is “hielenlichter”. Hij heeft ergens de pech dat hij als tweeling geboren wordt. Zijn broertje is net eerder geboren dan hij en, zo vertelt de bijbel, Jakob heeft Ezau bij zijn hiel vast als hij geboren wordt. Vandaar die naam, hielenlichter. Altijd de tweede zijn…. Vooral bij zijn vader, Izaäk. Die heeft duidelijk voorkeur voor Ezau en is niet iets wat wij ten diepste enorm verlangen dat de mensen die ons op deze wereld hebben gewild – onze ouders – gewoon van ons houden. Onvoorwaardelijk, evenveel van Ezau als van Jakob. Maar dat gebeurt dus níet.
Ik ken een man, die altijd aan het presteren is. Heel hard werken, altijd voor zijn werk. Krijgt een boel complimenten, rijdt een mooie auto en heeft aanzien gekregen. Dat is iemand voor wie we misschien wel ontzag hebben. Niet iemand als Jakob die je niet helemaal vertrouwt. Maar deze man werkt zo hard, omdat ze thuis nooit lieten merken dat ze hem écht waardeerden. Vader niet, moeder niet. En op de één of andere manier zoekt hij telkens erkenning, waardering, die hij thuis nooit kreeg. Dat blijft iets van een onvervuld verlangen, van blijven hunkeren naar echte waardering.
Het kan ook anders. Dat je vader en je moeder wel veel van je houden, maar dat je in je gezin een broer of een zus hebt, die alles nét beter kan dan jij….. Hoe jaloers kun je dan zijn en hoe kunnen je ouders je dán helpen om jou echt te verzekeren dat als je broer telkens negens haalt en jij zessen dat je nét zo waardevol bent!
Izaäk wordt oud en dan wil hij zijn zoon de zegen geven. Zegen is in de bijbel “Mooi, dat jij er bent, God houdt van jou, weet je door God bemind en welke weg je ook gaat, God gaat met je mee”. Als je vader jou zijn zegen geeft……. Als je vader jou laat voelen, je moeder jou laat voelen: kind, blij met jou! Jakob hunkert naar de erkenning die Ezau wél krijgt. Jakob wil die zegen hebben, die erkenning en hij pleegt samen met zijn moeder Rebecca bedrog….. Wie ben jij, jongen, vraagt blinde Izaäk aan Jakob als hij binnenkomt verkleed als Ezau. Ik ben “Ezau” uw eerstgeboren zoon. Hij zegt het met een verdraaide stem waarmee hij de stem van Ezau probeert te imiteren. Hij heeft geitenvellen op zijn armen, zodat Izaäk die met zijn vingers moet tasten wie het is wordt misleid. Izaäk geeft Jakob zijn zegen. Tegelijk is dat ook niet waar, want hij denkt dat hij Ezau zegent als hij de zegen over hem uitspreekt. En daarmee is de diepste wens van Jakob wel en niet vervuld. Wel omdat hij de zegen over zich heeft horen uitspreken. Maar niet omdat hij wéét dat Izaäk aan Ezau denkt en hij dus steeds niet wordt liefgehad.
En dan is er de ellende daarna. Izaäk woest, Ezau nog woester en die dreigt zijn broer te vermoorden. Hoeveel familieruzies zijn er niet uit een vorm van jaloezie, dat het ene kind zich voelt benadeeld door een vader, een moeder. Dat het ene kind het zwarte schaap wordt. Wordt uitgestoten door andere kinderen, door de ouders. Hier gaat het ook helemaal mis.
Nu weer even die camera stil. Wat vinden we nou van Jakob? Is het gewoon een akelige kerel, onbetrouwbaar tot en met ? Of is hij op zoek naar erkenning, liefde en gaat hij daar heel ver in, ten koste van zijn vader en zijn broer en gaat het gezin naar de bliksem? Of ligt het misschien wel een slag anders nog en zit de bodem van dit hele verhaal wel bij zijn vader Izaäk, die zijn zoon niet laat voelen dat hij van hem houdt. Of in elk geval meer van Ezau dan van Jakob?
Hoe ook, Jakob vlucht. Met de rotzooi die hij veroorzaakt heeft, de familieruzies én met zijn onvervulde verlangen: zegen mij, heb MIJ lief….. En als hij gaat slapen staat er dat de zon ondergaat. Dat moeten we even vasthouden, dat zinnetje. Die zon komt namelijk pas veel later weer op, niet de volgende morgen maar minstens 14 jaar later…… Jakob gaat een donkere tijd in. Maar niet alleen.
Wat ik dan zo bijzonder vind is de droom bij Bethel. En daarin de houding van God en daar kan ik zielsblij mee zijn. Er gaan engelen van beneden naar boven. Van waar Jakob ligt te slapen tot waar God woont. En daar doen ze blijkbaar een goed woord voor Jakob, deze hielenlichter. Die man die er een zooitje van heeft gemaakt, die ik in elk geval niet sympathiek vind vanwege wat hij heeft geflikt, en die engelen doen een goed woord bij God. En omgekeerd komen ze weer uit het huis van God, van de ladder af om bij Jakob te zijn en, sterker nog, God zelf komt in de droom ook naast Jakob staan. Dat is een ontzettend troostvol geheel en beeld. Een belofte dat God blijkbaar in staat is om dwars door ons gedrag heen te kijken en de persoon te zien die we zijn. Net wat Jezus later ook doet. Allemaal mensen benaderen die door anderen vanwege hun gedrag worden afgekeurd en Hij ziet de persoon, de mens achter het verhaal en heeft diegene lief. Intens lief.
Ik moet bij dit verhaal altijd denken aan 6 mei 1979. Dat is de dag waarop mijn vader na een jaar lang in een alcoholkliniek te hebben verbleven op zondagmiddag in een volle Oosterkerk in Hoogeveen weer voor het eerst preekte. Een jaar lang dus niet bij ons thuis, een jaar lang werken aan zichzelf. Iedereen wist waar hij doorheen was gegaan en toen hij binnenkwam kreeg hij een applaus. Dát is dus kerk zijn!!!! Zijn preek ging toen precies over dít verhaal. Over Jakob die er een zooi van had gemaakt, die weg moest van huis en die over zichzelf moest nadenken. En God die hem niet in de steek liet. Het verhaal zag en ziet achter het verhaal.
Dan gaat het verhaal verder, dit familiedrama, in zekere zin. Maar ook het verhaal van een God die betrokken is op het verhaal áchter deze kwetsbare mens in. De donkere tijd in, de zon gaat nog lang niet over hem op. Er volgt een tijd waarin Jakob bij Laban, zijn oom is. Hij trouwt er, met Lea, met Rachel, hij krijgt er kinderen, hij krijgt schapen en bokken met slimmigheidjes. En dat veroorzaakt dan ook dáár familieproblemen. Al die jaren heeft hij géén contact met Ezau, géén contact met Izaäk die verrassend genoeg wél blijft leven. Moeder Rebekka sterft vermoedelijk in die tijd. Zo lang kan een conflict duren. Zo ver kan het gaan, dat je je moeder – met wie hij dus een heel goede band had – niet meer terug ziet, zijn vader niet meer, zijn broer niet meer. En in zekere zin hoort daar helemaal bij: zo lang kan het dus ook duren dat Jakob nog steeds met die intense behoefte rondloopt: zegen mij, heb mij lief, zie mij, Jakob!
Een mens kan met een fikse wond in zijn leven rondlopen en toch in de praktijk van alle dag goed functioneren. De man over wie ik het had die zo hard werkte, functioneerde prima op zijn werk en ook in zijn gezin. Maar ergens diep van binnen zat wél die intense behoefte naar erkenning. Zie MIJ nou, heb MIJ nou lief…… Op een zeker moment loopt het conflict met Laban zo hoog op, dat Jakob ook daar vertrekt. Ik laat dat hele verhaal nu liggen omdat het ons nú even niet verder helpt om te begrijpen wat er in Jakobs leven gaat veranderen. Misschien alleen dit, omdat dat wél van belang is: één factor om weg te gaan is, dat Jakob de God van Bethel hoort spreken. De God die hem beloofde dat hij ook al zouden er lange, donkere jaren zijn, hem niet in de steek zou laten. Die God zegt hem terug te gaan naar zijn geboortegrond.
Dan komt Jakob uiteindelijk bij de Jabbok. Hij weet dat hij Ezau zal ontmoeten, die is onderweg. Al zijn bezit is al aan de overkant van de rivier en dan is het nacht. Er komt een moment in zijn leven, waarin hij de confrontatie met zichzelf niet langer kan ontlopen. Met het intense verlangen naar zegen, naar gezien worden en geliefd worden om wie hij is. Maar ja, hoe mooi is het om te vertellen dat je Jakob bent, hielenlichter? Hoe mooi is het om een paar familieruzies op je geweten te hebben waarbij anderen een aandeel leverden, maar jij ook. Je blinde vader beduvelen….. Je broer iets afjatten….. Natuurlijk verlang je naar zegen, naar gezien zijn, maar hoe ver ga je daarin?
Het kan zomaar gebeuren, dat de hardwerkende man, die altijd op zoek is naar erkenning opgebrand raakt…… Nog steeds geen echte erkenning en moe van alle zoeken naar telkens weer complimenten. Maar wie ben je dan nog, als je niks meer presteert?
In de nacht vindt er een gevecht plaats in het water. Een soort van doopwater is het haast…. Er komt iets onbekends op Jakob af en ze raken in gevecht. Jakob met zichzelf, Jakob in paniek, Jakob die niet langer om zichzelf heen kan en die ander die hem aanpakt. Is dat God? Is dat God in de crisis? Soms zie je pas later dat een crisis eigenlijk ook een nieuw begin was. In het begin alleen een put waar je in valt en je lijkt alleen maar dieper te zakken. En gaandeweg misschien een nieuwe geboorte, een crisis van wel maanden lang, waar je anders uitkomt dan je erin kwam. Het gevecht duurt en duurt. Jakob rent niet weg! Niet voor zichzelf, niet voor die ander. En als het bijna dag is, dan wil die ander weg. Ik laat je niet gaan totdat je mij zegent! Heb mij lief, zie mij aan. Hoe is je naam, vraagt degene die met hem vecht?
Há, dit is het dieptepunt en het keerpunt tegelijk! Die vraag stelde Izaäk ook aan Jakob toen Jakob de zegen van Izaäk wilde hebben. “Ezau”, zei hij toen! En nu zegt hij “Jakob”, hielenlichter. Zichzelf. Dit is wie ik ben, dit is wat er van mijn leven is geworden en alsjeblieft, zegen mij, heb míj lief. En dan gebeurt er iets bijzonders. Wat ben jij dapper, wat een lef, dat je het gevecht én met jezelf én met God aandurft. Jouw naam zal zijn “Is-ra-el” Man die met God vecht! Noem jezelf niet langer hielenlichter, maar man die met God vecht. En hij – zo vertelt de tekst – zegende hem daar. Dáár waar hij eerlijk was geworden, daar wordt hij gezegend. Met alles erop en eraan. Liefgehad, gezien.
Jakob, man met misselijk gedrag. Jakob, hielenlichter. Jakob met een intens verlangen, met een verhaal achter het verhaal. Eerlijk over zichzelf, eerlijk naar God, dwars door de crisis heen. En God die hem al die tijd al zag als de mens áchter het verhaal. En dan, na die zegen staat er dit: de zon ging over hem op. Donker voorbij, onvervuld verlangen naar zegen vervuld. Het blijft altijd een bijzondere plek in zijn leven, het hele gebeuren. Hij blijft mank lopen. Een litteken. Maar wél gezegend, gezien.
Mirjam heeft het verhaal verder verteld. Hoe nadat Jakob met zichzelf is verzoend ook nog de verzoening met Ezau plaatsvindt. Ze omhelzen elkaar. Daarna houden ze ook een soort van afstand en misschien is dat wel wijs. Het is soms al heel wat als je na een lang conflict elkaar weer hebt gezien, gesproken, een hand hebt gegeven en een knuffel. Maar je hoeft niet direct weer elkaar wekelijks te spreken, als je elkaar maar kunt tegenkomen weer op een verjaardag, zonder dat de één zegt: als Jakob komt, dan komt Ezau niet……… ze kunnen weer samen bij vader Izaäk komen.
Fantastisch verhaal. Zo herkenbaar….. En als we dan toch één ding uit dit verhaal halen: kijk altijd verder dan alleen het gedrag, hoe irritant mensen ook kunnen doen. Of hoe hard ze soms ook werken. Er is altijd een verhaal achter het verhaal. En met al die verhalen, al onze levens zijn wij geliefden van God.