Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Diep van binnen zit in ons de behoefte dat we gewoon, zoals we zijn, door elkaar, door onszelf en door God worden geaccepteerd. Misschien zelfs nog wel een laagje dieper: dat we door God, de ander en onszelf worden geliefd.
En dat het gevolg daar dan van is dat je niet bang bent wat de mensen van je vinden. Niet bang hoeft te zijn dat ze je niet aardig genoeg vinden. Of niet succesvol genoeg. Of intelligent genoeg of mooi genoeg of dun of dik genoeg. Omdat er een soort vorm van liefde en goedheid in de lucht hangt tussen mensen en God, dat er onvoorwaardelijk van je wordt gehouden. Er is geen reden tot schaamte, tot je anders, beter voordoen dan je bent. Want het is goed genoeg zoals het is. Zoals je bent.
Ik denk dat ieder van ons dat verlangen ergens wel kent, herkent. Ook het omgekeerde, dat je dus wél bang bent, dat ze je uitlachen. Dat je gepest wordt om hoe je er uitziet, om uit welk land je komt. Wat je van je leven hebt gemaakt. Bedenk het.
Ik denk dat het een oerverlangen is. Dat we zo geschapen zijn door God. Hoe ik daarbij kom? Omdat dat de betekenis is van het verhaal dat Karina heeft gelezen. God schept een mens, een man en een vrouw. En God zegt: leef, alsjeblieft! Het is je van harte gegund. Van alle bomen mag je eten, voel je vrij, voel je welkom. Eet alleen niet van de boom van kennis van goed en kwaad. Daar zitten namelijk rare vruchten aan. Als je die eet ga je jezelf beoordelen en de ander beoordelen of je goed genoeg bent. En ook een ander en jezelf in hokjes stoppen. Durf te vertrouwen dat Ik je met liefde heb geschapen en dat – zoals je bent – je door mij geliefd bent. En dat het daarom goed is. Moet je kijken hoe het er dan staat: er is herkenning over én weer. Eindelijk, eentje zoals ik. De mens, de man en de vrouw waren naakt, ze schaamden zich niet.
Dan komt die slang. En die slang zaait wantrouwen. Wantrouwen vooral naar God en naar Zijn liefde en hartelijkheid. God heeft zeker wel gezegd dat je van geen enkele boom mag eten. Dat is het tegenbeeld van wat God gezegd heeft. Dat is eigenlijk God zwart maken. En het venijnige is dat het voor een deel lukt. Welnee, zegt de vrouw, we mogen van God van alle bomen eten, alleen niet die van de boom van kennis van goed en kwaad. Daar mogen we niet van eten én niet aanraken.
Let op…, dat had God niet gezegd. Je mocht bést aanraken, maar éét niet. Dus ergens is er toch iets van het wantrouwen gezaaid. God heeft niet het beste met ons voor. Houdt Hij misschien niet totaal van ons? Moeten we het toch zelf gaan bepalen of we goed genoeg zijn? En….. háp. Eerst eet de vrouw, dan eet de man. En dan zien de mensen dat ze naakt zijn. Dat zijn ze de hele tijd al, maar dan is er de schaamte….. Ben ik niet te dik, mijn benen niet te kort, te lang? Ben ik wel goed genoeg en ze gaan vijgenbladeren pakken waarmee ze zichzelf gaan lopen bedekken. En daarmee schermen ze de plekken af waarover ze zich onzeker voelen. Ergens is dat de tragiek van ons mensen: het verlangen naar geliefd, geaccepteerd, aanvaard te zijn. En de onzekerheid over of je wel goed genoeg bent.
Dat geldt dus ook voor Boaz, de man met de verschrompelde hand. Iedere sabbat gaat hij naar de synagoge toe. Hij zit telkens wat achteraan dus, want hij schaamt zich voor zijn verschrompelde hand. Daar is hij vroeger mee gepest. Of misschien is hij er ook wel niet vroeger mee gepest, maar vindt hij vooral zelf dat hij daardoor anders, minder is dan een ander. Dus stopt hij die wat achter zijn mantel weg. Dan zien ze me niet. Zien ze m’n hand niet. Kunnen ze ook niet om me lachen. Maar tegelijkertijd is die mantel ook zijn verdedigingsmuurtje. Want daarachter schuilt het verlangen dat we allemaal hebben: zie mij, zoals ik ben, heb mij lief zoals ik ben.
Waar is nou een sabbat voor? Wat is nou het doel van de sabbat? Wat is nou het doel van de synagoge? Wat is nou het doel van kerk, van hier samen zijn om de woorden van God? Er zijn mensen in de synagoge, die vinden dat het er ordelijk aan toe moet gaan. Volgens de regels. Dat is een beetje de tragiek soms van kerk geweest door de eeuwen heen: regels. Dit mag wel en dat mag niet op zondag, op sabbat. Opnieuw is dat een vorm van elkaar indelen in “jij doet het goed en jij doet het niet goed”. Als dat de cultuur is, de sfeer in een kerk, in een synagoge – dit mag wel, dat mag niet – dan wordt het nog spannender om met je kwetsbare kanten, je spontane kanten naar voren te komen. Naar buiten.
Er is het bekende verhaal van Jezus die zijn leerlingen fiks aanspreekt omdat ze ouders bestraffen die heel kleine kinderen bij Jezus brengen. Peuterleeftijd. Die kinderen die kunnen zich nog niet anders voordoen dan ze zijn. In feite dragen ze allemaal nog eens tukje onbevangen vertrouwen in zich, dat ze zichzelf kunnen zijn. Sterker nog, ze kunnen niet anders. Moeten ze huilen, dan huilen ze, moeten ze lachen, dan lachen ze, moeten ze plassen, dan plassen ze. Verhinder die kleintjes niet, want voor zulke mensen is het Koninkrijk van God! Alleen als mensen dát vertrouwen herwinnen, zegt Jezus, dan is dat als het ware een opnieuw geboren worden, een komen in het Koninkrijk van God. Een beetje paradijs herwonnen.
In zekere zin is dat ook sabbat. Op sabbat vieren de Joden de vrijheid. De vrijheid dat ze uit Egypte werden geleid. Egypte waar je nooit vrij kon zijn, keihard moest werken, als je niet genoeg werkte klappen kreeg. Of erger. Waar kleine kinderen, jongetjes moesten vrezen voor hun leven. Maar Joden vieren dat niet alleen op sabbat. Ze vieren ook dat God het leven heeft gemaakt en dat wij er mogen zijn, voluit.
Het moet dus voor Boaz doodeng zijn geweest, dat hij in een synagoge naar voren wordt geroepen en in het midden wordt gezet. Met zijn verschrompelde hand en al. Handen uit de mouwen…. Waar er een klimaat is van strengheid. Van alleen als je deze regels volgt, dan hoor je erbij……. Alleen al dát is de genezing van Boaz. Jij hoort erbij, net zoals die kleine kinderen die zichzelf niet anders voor kunnen doen. En Jezus doet er nog een schepje bovenop: Hij geneest de hand van Boaz. Dat is geweldig, maar misschien is de belangrijkste genezing wel: jij hoort er helemaal bij, ook al vinden andere mensen dat je misschien niet dat je aan alle regels voldoet.
Vorige dienst gebeurde hier iets bijzonders. Ik heb dit besproken met Wim, of ik het mocht noemen, dat mocht. We luisterden met elkaar naar een indringend lied van Sela en dat kwam bij Wim enorm binnen. Jouw vader was stervende, je moeder ernstig ziek. En je moest huilen en ging staan of we dat lied nog een keer mochten horen met dan de beelden van Kinga Ban en Elbert Smelt erbij. Dat was een bijzonder moment en ik zei “dat is dus óók kerk”. Blijkbaar is er hier veiligheid genoeg dat dat zomaar gebeurde. Dat je hier met je kwetsbare kanten naar buiten durft te komen. Let op, met kwetsbaar bedoel ik niet alleen maar het verdriet. Vreugde om iets of om iemand en dat delen, het spontane, dat kan ook kwetsbaar zijn. Dat is oprecht mooi, dat het blijkbaar kan.
Toch is dat niet het hele verhaal. Bij de voorbereiding hebben we ook met elkaar gepraat over de vraag of de diensten, of meer nog, of we hier samen, een klimaat hebben waarin mensen zich opgenomen voelen. Waarin je met je blije kanten of je verdrietige kanten – zeg maar dat je achter de mouwen houdt, wat je bedekt houdt – naar voren durft te komen. Het werd een bijzonder gesprek, omdat er toen ook eerlijkheid ontstond: nee, ik voel me niet altijd opgenomen. Nee, ik heb soms het gevoel dat er groepjes zijn, die elkaar goed kennen. Daar is niks mis mee, maar het komt ook over als gesloten groepjes. Ik kan me soms alleen voelen daardoor, buitengesloten. Dat is natuurlijk geweldig open als iemand dat dan toch zegt. In zekere zin is dat al het doorbreken van het groepsgebeuren, want er werd erg naar elkaar geluisterd.
En ik weet dat die verhalen er meer zijn. Dat komt misschien wel door twee dingen: eerst is misschien wel, dat we van elkaar niet altijd weten waar de verschrompelingen en de onzekerheden zitten. Want we zijn er natuurlijk ergens goed in om je onzekerheden te verbergen, net als Boaz. Net als Adam en Eva die zichzelf met vijgenbladeren bedekken. Er zijn mensen die aan de buitenkant geweldig zeker lijken. Misschien zelfs wel zo, dat als je diegene ziet, je je haast wat onzeker gaat voelen over jezelf, zo’n uitstraling lijkt diegene te hebben. Maar daar zit soms dan weer een heel onzeker iemand achter. Dat is één ding…. Het vraagt om aandachtig kijken. Maar het tweede is dit.
We willen hier proberen kerk te zijn, missionair. Open, welkom. Eén van de kenmerken is dat je met elkaar probeert een warme gemeenschap te zijn. Maar het risico daarvan is ook dat het een besloten club wordt. Je kent elkaar lang, er lopen lijntjes tussen mensen, maar dat kan haast in zekere zin te verbonden worden voor de gemeenschap. Vorige keer heb ik jullie gevraagd om bij het koffiedrinken eens op te letten: wie is er, met wie zou ik eens kunnen praten met wie ik anders nooit praat? Dat is zomaar een punt om écht alert op te zijn. Waardoor iemand het gevoel krijgt van “ik hoor er wél bij” of waardoor iemand naar huis gaat met “ze zijn daar niet in mij geïnteresseerd”. Ik zou jullie dat weer willen vragen. En misschien wel een vraag erbij: zie je ook mensen niet meer die we eerst wél zagen? En zou je dan ook eens durven vragen: hé, ik mis je….. Is er iets wat we als kerk misschien niet hebben gezien? Hebben we je tekort gedaan? Niet om te controleren, niet met die toon. Want één van de mooie dingen die we hier ook voelen is de laagdrempeligheid, de vrijheid die we elkaar gunnen om er wel een keer te zijn en niet. Geloven en vrijheid gaan samen. Maar met de toon van “voelde je je misschien tekort gedaan door ons?” Dat zou een verdiepte vorm nog van openheid, betrokkenheid, kwetsbaarheid kunnen zijn. Of, nog meer: omzien naar elkaar.
Direct toegegeven we moeten daar op een bepaalde manier geen overspannen verwachtingen van maken. Kerk is veel meer dan alleen nu, hier de zondag. Daar moeten we vanaf: dat kerk vooral dít hier is en nu, op zondag. Dit is er onderdeel van. Maar het is ook een kleedjesmarkt hier in de sporthal. Het is ook een praatje op het schoolplein dat uitloopt in een onverwachte ontmoeting. Het is ook samen eten in het eetcafé. Hoe ontmoet je elkaar door de week….. Er lopen – valt me op – 1001 lijntjes tussen mensen. Maar soms voelen mensen dat dus ook niet….
Maar als we daar dan wat in zouden kunnen groeien. Als dit een plek is van veiligheid, van openheid, waar de liefde van God wordt verteld én beleefd….. Dat ís het dus soms Goddank, zo merkten we vorige keer. Maar als we daar dan nog wat in kunnen groeien….Dan kan dit ook een plek zijn, waar we op adem komen, ons gezien voelen. Waar je graag komt, omdat het een beetje sabbat, een beetje paradijs is. Amen.