Lieve mensen,
We gaan straks, na de overdenking, een…lied zingen uit Taizé. Ik ga kort iets vertellen over Taizé, omdat het ons kan helpen te begrijpen wat Pinksteren is, wie de Geest van God is. En daarmee hoop ik echt: dat de vreugde onder ons op deze dag écht verdiept wordt. Hier en nu, onder ons. Het is een klein dorpje, het ligt in Frankrijk, in de Bourgogne en rond 1940 is het er totaal uitgestorven, letterlijk. Er wonen nog wat vooral oudere vrouwen, die bijna allemaal weduwe zijn. De meesten van hen zijn dat sinds de eerste wereldoorlog toen veel van hun mannen stierven in die oorlog.
Dan komt daar een Zwiterse jonge man op de fiets, Roger Schütz. Hij is dan 25 en heeft een bijzondere jeugd meegemaakt: een aantal jaren in zijn jeugd heeft hij geleefd op de rand van leven en dood vanwege tuberculose. Dat maakt dat hij veel heeft moeten rusten en veel heeft kunnen denken, worstelen, bidden. Normaal ben je op die leeftijd bezig met het volgen van een opleiding, uitgaan, noem maar op. Met jong zijn! In die periode ontstaat in hem een verlangen om dichtbij God te leven en dat samen te doen met een groep mensen. En dan op de manier van de bergrede: niet in rijkdom, maar sober. Niet op carrière gericht, maar op een dienstbaar leven. Als Roger aankomt in Taizé en als één van de vrouwen hem vraagt: blijf toch bij ons, want we zijn zo alleen, dan hoort hij daarin de stem van God. Hij koopt – met geleend geld – een huis, een paar gelijkgestemden trekken bij hem in. Drie keer per dag bidden ze, verder werken ze op het land, voorzien in hun eigen onderhoud. En…, het is oorlog…., ze vangen Joden op.
Na de oorlog komt er vlakbij Taizé een krijgsgevangenkamp met Duitsers. En dan gaan de broeders – want zo noemen ze zich inmiddels – zorgen voor die Duitse krijgsgevangenen.
Denk even terug aan het lied: want de Geest doorbreekt de grenzen die door mensen zijn gemaakt. Een leven van verzoening, van breuken helen, van bruggen bouwen, zoals God dat telkens naar de mensen doet…, dat is Taizé. In de jaren ’60 ontdekken jongeren uit de hele wereld dat kleine dorpje in de Bourgogne. Rond Pasen 1974 komen er 40.000 jonge mensen naar de broeders toe. Die weten niet wat ze meemaken, maar gaan dat als een opdracht zien: sámen met elkaar een gemeenschap vormen gebaseerd op de bergrede, met als bron de Geest van God. En vanuit die gemeenschap er zijn voor die jongeren, ze gastvrij ontvangen als ze een week komen. En dat niet alleen: ze sturen ook broeders uit, de wereld over, die gaan wonen onder de armsten om daar te helpen en te zijn. Net zoals het eigenlijk begonnen is met broeder Roger, toen die dat kleine, arme dorpje opzocht om er te gaan wonen.
Als die jongeren er zijn, dan komen ze uit de hele wereld mét alle verschillen én ruzies van dien. Toen ik er was in de jaren 90 was er die vreselijke Balkanoorlog. Er zijn dan jongeren uit Kroatië én Servië. De broeders zorgen ervoor dat die jongeren met elkaar in gesprek gaan, verzoenen. Want, zo zeggen ze, zo geloven ze ten diepste: God is in de eerste en tweede wereldoorlog niet de God van de Duitsers óf van de Fransen. God is niet de God van de Serviërs en Hij is dús tegen de Kroaten of andersom. God is de God van de verzoening….., die muren wil slechten. Hij spreekt de taal van de verzoening, van de vrede. Hij verbindt mensen en doorbreekt grenzen.
Ik herinner me nog hoe ik daar was met een groep jongeren uit Hardenberg – en ik zou heel graag de komende jaren dáár weer naar toe gaan mét jongeren – en hoe we stonden te volleyballen: zwarte mensen, blanke mensen, Kroaten, Serviërs, Fransen, Polen, Nederlanders, Ghanezen weet ik niet waar vandaan. Het ging niet om winnen of verliezen, het ging om samen zijn, samen spelen, samen mens zijn. Ik vond dat Pinksteren! We zaten met elkaar drie keer per dag in de kerk, zongen daar liederen met korte regels – want je hebt wel een taalprobleem als je met zoveel mensen samen bent, dan is zingen lastig tenzij je korte liederen zingt die je vaak herhaalt…, moet je kijken hoe je dan verbonden raakt in de liefde van God. We zongen, we waren stil in Taizé én we volleybalden, we speelden. Alleen omdat broeder Roger ooit een verlangen voelde in zijn leven, waarvan hij zelf zegt: het was de Geest die in mij dit aan het fluisteren was. En omdat hij overtuigd is, dat die Geest in ieder mens wil klinken. Misschien is het nu mooi om het centrum van hun kerk te laten zien: voorall rood. De kleur van het vuur, van de aanwezigheid van God, van de Geest. Je ziet hem niet…, maar moet je kijken wat de wind, wat het vuur, wat de kracht van God dóet!
Ik hoop dat jullie de parallel zien met ons centrum hier. Let op…, tijdens de voorbereiding van deze dienst hebben we het niet over Taizé gehad. Ik ging de parallel zien ná die tijd. En ik zou met jullie een stap willen zetten. Wij zijn in de regel niet van de grote woorden als protestanten. Wat ze in Taizé durven te zeggen is: wat er hier onder ons gebeurt, de openheid, de verzoening, het leggen van verbindingen, het zoeken van God, de diepe gesprekken, het zingen, het bidden, het komt ten diepste voort uit een bron en die bron is de Geest. En ik denk:
-als wij hier met elkaar graag komen en ons hier willen laten inspireren
-als we in onze wijk willen omzien naar elkaar, omzien, veel meer dan op elkaar neerkijken en oordelen
– als we met elkaar proberen mee te leven als er vreugde is, als er sores is, als er verdriet is met wijkteams, gewoon onder elkaar….
– als we verbindingen leggen naar bijvoorbeeld de vrijgemaakten en bijvoorbeeld de wijkvereniging en er ontstaan contacten
– als we met elkaar en voor elkaar boodschappen sparen en noabers proberen te zijn
– als we avonden organiseren over vluchtelingen in onze wijk, mensen met andere talen….,
is er dan niet gewoon – of hoe gewoon ís het – dít aan de hand: de Geest van God is in ons midden. Die spreekt ook plat en recht in ons hart, in ons leven en leert ons de taal van de liefde, van het geloof, het vertrouwen in God, in elkaar. In de weg van liefhebben, met alle vallen en opstaan van dien. En kan Taizé ons dáárin wat leren, dat we dat – ook al zijn we niet van de grote woorden – durven gaan vertrouwen: God wil bij ons zijn, vindt óns hier allemaal – wie u ook bent, wie jij, wat er ook voor mooie en merkwaardige kanten aan u, jou én mij zitten – de moeite waard.
Het kan namelijk ook heel anders en daar gaat het verhaal van de toren van Babel. Dat is een anti-pinksterverhaal in de bijbel. Die wordt gemaakt, zo lezen we vandaag, om “beroemd te worden”. Letterlijk staat er om `naam` te maken. Het is de manier van gaan voor jezelf. Ik eerst, ik meer dan jij. Ik beter en belangrijker dan jij. En ik maak jou kleiner, jij bent niet mijn broeder, mijn medemens, maar mijn concurrent. Zo maar een paar voorbeelden: je zou kunnen zeggen, dat bijvoorbeeld de hele financiële crisis een voorbeeld is van “ik gericht”. Is het toeval dat veel van die bankgebouwen letterlijk en figuurlijk gigahoge torens zijn, die tot in de wolken reiken? Maar wat ben je nu nog, wie ben je dan nog, als je imperium instort?
Ander voorbeeld: veel topsporters hebben na hun carrière enorm veel last van een zwart gat, met soms diepe depressies. Wie ben ik nog, als ik niks meer presteer? Wie ben ik nog, als ik geen aandacht meer krijg? Wie herinnert zich straks nog mijn naam…..
Is het toeval dat iemand met een heel grote mond, die erg beroemd is, en vooral een taal spreekt die mensen uit elkaar drijft en tegenstellingen vergroot: met Moslims, met Mexicanen, met vrouwen, met vrouwen die een abortus ondergingen? Dat hij consequent zijn tegenkandidaten kleineert, vernedert. Naam maken…, maar dat doe ik ten koste van anderen. Ego, ik gericht. Is het toeval dat hij zo’n grote toren heeft en naam maakt met die toren, de Trumptower?
Pinksteren is een tegenbeweging, die in alle talen te horen is over de grote daden van God, vertelt Lucas. Wat zijn dan die grote daden? Als we vanochtend verder zouden lezen in Handelingen, dan volgt er direct op dit verhaal een bevlogen betoog van Petrus. Aangevlogen door de Geest, een botsing met een duif, met God, die zijn leven positief gaat beïnvloeden. Waarover houdt hij zo’n bevlogen betoog? Over Jezus, over zijn leven, over zijn levenseinde én over daarna, Pasen dus.
Kern is dit: Jezus? Die trok rond en had een hartelijk woord voor ieder mens. Zonder aanzien des persoons. Zonder: tsjonge, met die moet ik toch even netwerken….., want dat is een hoge piet. Laat ik daar maar naar toegaan. Eerder omgekeerd, Hij had aandacht juist voor de mensen, die laag op de ladder stonden volgens onze maatstaven. Volgens onze meetlatjes. Maar blijkbaar is ieder mens gelijk in de ogen van God. Gelijkwaardig, allemaal evenveel gemaakt naar het beeld van God. Allemaal evenveel de liefde van God waard. En zo bracht Hij mensen dichter bij elkaar, dichter bij zichzelf én dichter bij God. Daarin gaat Jezus ongelooflijk ver: Hij zoekt allerlei mensen op tijdens zijn leven, die door anderen worden gemeden. En daarbij: zelfs als mensen Hem absoluut afwijzen, doodmaken, martelen, z’n vrienden die Hem in de steek laten…., Hij wijst nóóit mensen af. Vergoedt goed met kwaad en zijn eerste woord is “vrede” als Hij mensen ontmoet dóór de dood heen. Zoals Hij ieder mens met liefde begroet tijdens zijn leven.
Die boodschap van Petrus, dat betoog ráákt mensen en er ontstaat een bijzondere gemeenschap en die noemen we tot op de dag van vandaag kerk. Dat woordje klinkt ook wat stoffig, misschien, helaas…, maar het betekent heel simpel “kuriakè”, van de Heer. Waar Jezus mensen inspireert. Dat wat dáár begint met dat bevlogen betoog, dat gaat door, de hele wereld over. Tot op vandaag, hier, nu, in ons onder ons.
We noemen elkaar helaas niet meer zo, en ik ga het toch een keertje doen. Hier zijn we broers en zussen van elkaar. Samen kinderen van God, zo noemt de bijbel dat. We hebben elkaar niet uitgekozen. Misschien zouden we dat ook wel nooit doen en zitten hier mensen met wie je nooit vrienden zult worden. Er zijn hier mensen, die heel goed kunnen leren en veel verdienen of dat hebben gedaan. Er zijn hier mensen, die amper kunnen leren, in schulden zitten, van een uitkering leven. Er zitten hier mensen, die een geweldig huwelijk hebben en er zitten mensen, die gewoon hartstikke veel verdriet hebben opgelopen in de liefde en er misschien zelfs wel stomme dingen bij hebben gedaan. Er zitten hier mensen van wie het leven er aan de buitenkant geweldig uitziet – ik wou dat ik hem of haar was! – en die van binnen helemaal klem lopen. Broers en zussen, de één niks meer waard dan de ander. De ander niks minder waard dan de één. Prachtige mensen, feilbare mensen en dat allebei door elkaar.
En wat mij betreft – dat hoop ik echt – komen er nog veel meer mensen bij en ook buitenlandse, want die wonen hier ook onder ons, zo hebben we op onze groothuisbezoeken gemerkt- . Wij allemaal wij vormen een gemeenschap. Niet omdat we elkaar allemaal aardig vinden, wel omdat onder ons het besef leeft dat naar ieder van ons de liefde van Christus uitgaat. Waarbij de één niet beter is dan de ander. Broers en zussen…., van Christus. Dat gaat uiteraard lang niet altijd perfect…. Maar waar we hier samen proberen de taal van Christus, die van de liefde, die van de verbinding, die van het er voor elkaar zijn en van het elkaar willen begrijpen; de taal van het samen…, als we die kunnen blijven spreken….., daar is Gods Geest als levende werkelijkheid in ons en onder ons. Ik gun het ons – het kan ons geloven, vertrouwen, hopen, liefhebben verdiepen– dat we net als de mensen in Taizé durven vertrouwen: God is een levende kracht onder ons. Ook al snap ik dat lang niet altijd…, maar wat Jeruzalem begon is hier vlakbij ons en onder ons. Amen.