Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Vandaag vieren we wat mij betreft misschien wel het meest mooie feest van de grote 3. Ik overdrijf niet als ik dat zeg. Ik ga het proberen uit te leggen en dat op een manier dat we het met elkaar met ons verstand begrijpen, maar vooral dat we er van binnen door geraakt worden. En dan zou het mooi zijn als het ons goed doet. Ik hoop zelfs vreugde geeft. Dat is overigens wat anders dan dat je dus altijd blij bent. Zo zit het leven en zo zitten wij niet in elkaar, maar dat er ergens op de vloer van onze ziel een laag vreugde ligt, die nooit helemaal door wat er ook maar in ons leven gebeurt verdwijnt.
In het oude testament wordt verteld hoe de Here God de tuin maakt en hoe Hij daar doorheen wandelt en hoopt de mens tegen te komen. Daar zit iets ontzettend nabij’s en vertrouwds in. Datzelfde nabije en vertrouwde vind je terug in het laatste boek van de bijbel. Daar is geen sprake van een tuin, maar van een stad maar wel met een enorme tuin erin. In die stad gaat het paradijselijk toe: de poorten zijn open, er is geen dood, er is geen kwaad, en er is geen tempel – een apart plekje waar God woont – maar God is onder de mensen, Hij zelf is als het ware de tempel die de hele stad overkoepelt. Niemand doet er kwaad. Je hoeft je ook niet te verstoppen omdat je je ergens voor schaamt of omdat je een kwaad geweten hebt of zo: één en al liefde, één en al licht. Ook niet omdat je jezelf niet goed genoeg vindt, God is er, liefde is er, vrede is er.
Dat is het eerste boek, de bedoeling, God die in vrede met de mensen en de mensen onderling met elkaar door de tuin lopen. En het komt tot een climax in het laatste boek. God alles in allen.
Daartussen is het nogal behelpen. Er gaat nogal wat fout tussen de mensen onderling en tussen God en de mensen. De laatste weken kom ik als predikant het plotseling tegen op diverse manieren: conflicten tussen mensen. Misverstanden, al dan niet bewust. Maar als er ruzie ontstaat ontstaat er ook afstand. Elkaar even niet willen zien, beter om niet te dicht bij elkaar te komen om erger te voorkomen. Elkaar ontlopen. Niemand wil zoiets echt, maar het gebeurt en het vreet energie. Je ziet in het oude testament dat dus ook. Er ontstaat aan de ene kant afstand tussen God en de mensen en de mensen onderling. Jaloezie, oorlog, noem maar op. En er is ook de behoefte aan nabijheid, verbondenheid. Althans, dat zie je van de kant van God de hele tijd. Soms in een rare mengeling van afstand én nabijheid. Met genoeg afstand om het goed te houden. Misschien wel het mooiste aan één van de beroemdste verhalen. Als Israël weg is uit Egypte komt het tot een ontmoeting tussen het volk en God bij de berg Sinaï. Het volk vóelt hoe God bij hen betrokken is. Het zit alleen al in de Naam: Ik zal er zijn, ik zal bij jullie zijn. Maar ze weten ook dat ze lang niet altijd dicht bij God zijn, omgekeerd. Als ze dan de leefregels krijgen, de tien geboden bij die berg, dan is daar vuur en wind en rook. Dat zijn tekenen van Gods aanwezigheid, vuur en wind. Hou het even vast, want dat komt natuurlijk zo terug, met Pinksteren. Maar ze kunnen ook beter op een afstand blijven…..
Ik maak een sprong. God gaat het hele oude testament door met telkens opnieuw de verbinding te zoeken. Verbond, heet dat in bijbelse termen. En het blijft een relatie van vallen én telkens weer opstaan. Soms trekt het volk zich veel aan van God, soms weer helemaal niet. God moet wel een machtig geduld hebben. Je zou denken: trek de stekker er een keertje uit als mensen zo vaak teleurstellen. Maar op de één of andere manier kan God dat niet over zijn hart verkrijgen. Vermoedelijk, of wel zeker, omdat Hij de liefde in eigen persoon is.
En als ik dat zeg, de liefde in eigen persoon, dan ben ik eigenlijk bij het kerstfeest. Dat is écht een nieuw hoofdstuk in de liefdesgeschiedenis tussen God en ons mensen. God die niet langer op afstand blijft maar één van ons wordt. Vlakbij. Mensen kunnen Hem aanraken. God met ons, zo wordt Jezus genoemd door Mattheüs, Immanuël. Het is een totaal nieuwe manier van dezélfde God om met ons verbonden te zijn. Ik zal met je zijn, op mijn manier….. Er zijn mensen die in Jezus God zélf herkennen en die daardoor hun leven en zichzelf heel anders gaan bekijken. Ze voelen zich geliefd! Ook als ze van zichzelf denken dat ze niks waard zijn of als anderen dat denken. Gered, noemen ze zichzelf. Geliefd door God, zo mag je het ook zeggen. Want het is hetzelfde.
Maar ook daar geldt diezelfde spanning die er is tussen God en de mensen. Want er zijn ook mensen die om heel verschillende redenen een grote hekel krijgen aan Jezus. Het zijn vaak mensen die van zichzelf vinden dat ze beter, mooier, sterker, belangrijker zijn dan anderen. Of geloviger. Maar er zitten ook andere kanten aan: Pilatus, de politicus die zichzelf en zijn positie belangrijker vindt dan waarheid. Mensen uit het volk, die domweg anderen achterna lopen en achterna schreeuwen en Jezus doodwensen. En opnieuw is er dan die vreemde wens tot verbondenheid, die diepe liefde van God voor de mensen. Jezus sterft, wordt totaal afgewezen – jij, God, kunt wel denken dat jij bij ons wilt zijn, maar wij willen zonder jou – en Hij sterft met “Vader, vergeef het ze, ze weten niet wat ze doen”. En op de derde dag staat Hij op, komt Hij weer naar ons toe en zegt “vrede voor jullie”. Ik hou echt van jullie. Vervloek en verwens jullie niet. Liefde, die wel kan sterven, maar die niet ophoudt met de dood. God MET ons, bij ons.
En dan nu, dit feest. Nog een nieuw hoofdstuk, nog meer bijzonder! Wat dan? Let op: vuur en wind spelen een belangrijke rol. Net als bij de verschijning van de Here God bij de Sinaï. Ik zal er zijn, op mijn manier. Dáár zijn vuur en wind op afstand. God is ver weg op die rokende berg. Hier midden in het huis en tongen als van vuur verspreiden zich over de hoofden van de leerlingen. Het gaat nóg een stap verder dan met Kerst. Daar is God bij ons, in Jezus, in levende lijve. Hier komt Gods liefde IN ons. In de leerlingen die Jezus in levende lijve hebben meegemaakt, komt nu dezelfde liefde van Christus in die leerlingen. Ik zal met je zijn op mijn manier en dan nóg weer op een nieuwe manier. Zodat er een nieuwe fase aan breekt.
De fase dat Jezus onder de mensen is is een allesbepalende. Opeens kijken we God récht in het hart. Op het moment dat Jezus sterft, scheurt het voorhangsel van de tempel, van het Heilige der Heiligen. Alsof daarmee gezegd wil zijn: kijk, nú weet je alles over Gods liefde. Het is volbracht, ik heb jullie liefgehad. Maar die fase van Jezus heeft óók beperkingen. Jezus kan maar op één plek tegelijk zijn. Nú gaat God nóg een nieuwe weg en gaat mensen bezielen en in beweging zetten. En ieder mag meedoen.
Bezielen, dat is één woordje om te omschrijven wat er gebeurt. Omschrijven, want het heeft iets van een mysterie. Het kan ook anders: we lazen een stukje uit de brief van Paulus: ons lijf is een tempel en Gods liefde wil in die tempel wonen. Alle reden om je lichaam lief te hebben, jezelf te erkennen als: God heeft ons zó waardevol geschapen, dat Hij in ons wil wonen. Als Jezus bij de leerlingen is, zo vertelt Johannes, dan blaast Hij over ze: met zijn adem wil Hij in ons wonen.
Met de Baalderdienstcommissie hebben we deze dienst voorbereid. En daarbij stelden we elkaar de vraag “hoe, langs welke weg, komt God, of is God nou het meeste bij je “binnengekomen”? Er zit iets fascinerends in, dat de verhalen over God uit dit goede boek van lang geleden ons tot in onze ziel gaan raken. Wereldwijd. Tot in Baalder. Zomaar wat antwoorden, ervaringen: in de natuur voel ik me omgeven door God. Laatst nog tijdens een kerkdienst, dat kwam zó binnen, de woorden, de liederen. Door moeilijke tijden heen was God vlakbij me. Ook door de mensen die op me pad kwamen. En ondertussen – ik geloof niet dat die moeilijke dingen van God kwamen – werd ik wel meer de mens zoals God me bedoelt, geloof ik. Door muziek, dat komt zó binnen en als dat binnenkomt, komt God ook binnen. Langs diverse kanalen: natuur, diensten, maar ook dat ik me bewust ben dat het geloof ook al door mijn voorouders en ouders wordt overgedragen. Ik was lange tijd geen lid van de kerk, maar ik kreeg langzamerhand weer zo’n verlangen naar God.
Gewoon 6 mensen, uit onze gemeente. Die allemaal iets ervaren van wat Jezus over de Geest zegt: die waait waarheen Hij wil.
Het is wat anders dan dat je altijd blij bent. Dat kán gewoon niet. Paulus noemt de Geest “een voorschot”. Het is een kracht die in ons woont en ons wil bezielen in déze wereldtijd. Waarin – ondanks Pasen – nog steeds honger is, zinloosheid, oorlog, dood. Die laatste bladzijde van de bijbel – God alles in allen, geen dood, geen rouw en noem maar op – is nog niet aangebroken. En niemand weet wanneer dat gebeurt. Op een bepaalde manier is het zelfs wel lástig, dat je als gelovigen vertrouwen hebt in dat die dag ooit een keer komt en dat het er nog altijd niet is. Geest als voorschot, wil zoveel zeggen als dat je een voorproefje hebt van dat deze wereld anders wordt en dat je er nu zélf binnenin al iets van proeft. Maar daarom kan het ook verhipte pijn doen dat het alsmaar uit lijkt te blijven. Mooi, dat voorschot…, maar wanneer komt nu de rest echt?
Tegelijk is het óók de bron van onze hoop, de Geest die de verhalen van God zó bij ons te binnen blijft brengen, dat het vlammetje van hoop, van vertrouwen én vooral van liefde niet dooft. En er ergens in ons – met vallen en opstaan – een diepe vreugde ligt over dat deze wereld van God is. Door God góed is gemaakt. Wij goed zijn gemaakt, de hele wereld. En dat God niet loslaat wat Hij begonnen is, totdat het helemaal goed is, zoals Hij dat voor ogen heeft. Het is misschien wat raar zeggen, maar vreugde heeft diepere lagen dan blij. Blij is het gevoel van het moment, die ook zomaar kan verdwijnen. Begrijpelijk. Vreugde is de hoop dat deze wereld van God is en God ons niet in de steek laat. Het is, zo noemt Paulus het ergens, samen met de liefde én het geloof, en de mildheid een vrucht van de Geest.
Daarom is dit een groots feest. God die zó het contact zoekt, dat Hij ons van binnenuit wil bezielen. Amen.