9 Oktober vieren wij het Heilig Avondmaal. Dat is ook het thema van deze week. ‘Aan Tafel’.

9 Oktober vieren wij het Heilig Avondmaal. Dat is ook het thema van deze week. ‘Aan Tafel’.

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,

Ik wil bij dit verhaal kort stil staan door er drie kernmomenten uit te nemen. Eerste moment:

Misschien is het jullie opgevallen, hoe bijzonder het verhaal inzet: zó:

1De HEER verscheen opnieuw aan Abraham, bij de eiken van Mamre. Op het heetst van de dag zat Abraham in de ingang van zijn tent. 2Toen hij opkeek, zag hij even verderop plotseling drie mannen staan. Onmiddellijk snelde hij de tent uit, naar hen toe. Hij boog diep 3en zei: ‘Heer, wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan. 4Ik zal wat water voor u laten halen zodat u uw voeten kunt wassen. Maak het u hier onder de boom intussen gemakkelijk. 5Ik zal u ook iets te eten brengen, zodat u weer op krachten kunt komen voordat u verdergaat. Daarvoor bent u immers bij uw dienaar langsgekomen?’ Zij antwoordden: ‘Dat is goed, ga uw gang.

Er verschijnen drie mannen aan Abraham. Dát is wat je ziet. Maar Abraham zal achteraf zeggen: wacht even…, dat was méér dan dat er drie mannen bij Sara en mij kwamen. In dit hele gebeuren heb ik de Heer ontmoet. Wij hebben daar ook woorden voor. Dan zeggen we “dit moest zo wezen”. Of “dit kan geen toeval zijn”. Ik denk dat we soms bang zijn voor te grote woorden. Misschien wel om voor vroom versleten te worden, misschien soms ook wel omdat je heel kwetsbaar bent als je zoiets teers vertelt. Maar misschien ook wel, omdat we niet gewend zijn om te durven zeggen: ja, maar dit was God! En daarmee kun je jezelf en God ook tekort doen. Want Godservaringen komen niet zo heel vaak zó intens voor. Als je ziet hoe oud Abraham wordt en hoe weinig echte topervaringen er zijn. Koester dus die ervaringen, want het zijn vaak dingen die voor de rest van je leven bij je blijven. Tóen was God écht vlakbij mij, Hij is er altijd, dat wéét ik, maar toen wás Hij er. Durf ze te ontvangen, durf ze te benoemen. Het zijn zeer bepalende momenten. Ik wil jullie een beeld laten zien, een icoon van de Russische schilder Roeblev, uit de 13e eeuw. Het is de ontmoeting van Abraham, je ziet op de achtergrond de eik, de terebint en de tent. En op de voorgrond zie je de drie gasten, die Roeblev heeft geschilderd als de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zo verbeeldt Roeblev, dat die ontmoeting die kan ontstaan vanuit de gastvrijheid van Abraham uitgroeit tot een zeer bijzonder en heilig moment. God zélf die bij jou op bezoek komt!

Tweede punt: Er staan drie vreemden onverwacht bij je en je nodigt ze uit om te eten. Dat dóet Abraham. Hij kent ze niet! Welkom, heren, wie jullie ook zijn! En hij haalt alles uit de kast! Aan tafel! In onze voorbereiding spraken we over hartelijkheid en gastvrijheid, over vreemdelingen. Een aantal van ons vertelde dat ze in het buitenland verrast zijn door de hartelijkheid van buitenlandse mensen. Van hun open huizen, dat ze alles op tafel zetten, je het gevoel geven dat je zeer welkom bent. Of ook van hartelijkheid van buitenlandse mensen hier in Nederland. Ook al kennen ze je niet. En we zeiden ook dat wij daar in Nederland niet allemaal zo heel goed in zijn. Privacy vinden we belangrijk. Vragen moeten niet over je grens heengaan. Iedere cultuur heeft sterke en minder sterke kanten. Als wij eerlijk waren, toen we het erover hadden, zeiden we: dat doen sommige volken echt beter dan wij. Als Jezus in Mattheüs 25 die bekende rede uitspreekt over het laatste oordeel, dan zegt Hij dingen als: ik had honger, jullie gaven me te eten, ik had dorst, jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling en jullie namen mij op, ik was naakt, had geen kleren, jullie gaven ze me. Wanneer hebben we U als vreemdeling gezien, ziek gezien? Wel ik kwam op jullie af in die vreemdeling, in die zieke, in diegene die honger had. Misschien is dat ook wel aansluitend bij wat hier gebeurt. Het gebeurt dat als je andere mensen helpt, buiten je comfortzone, dat je daar een rijk gevoel aan over kunt houden. Er ontstaat ontmoeting tussen twee mensen, een verbinding en het voelt dan net alsof er een Derde bij is. Ook dát kun je ontvangen als een ontmoeting met God. Dat heeft dus raakpunten met het vorige punt.

Toch even een lijntje naar het verhaal hierna. De drie mannen gaan hierna op bezoek in Sodom en Gomorra en het loopt daar niet goed af. Dat heeft niks te maken met homoseksualiteit, maar het heeft te maken met het schenden van het gastrecht. De houding van de mensen in Sodom en Gomorra staat haaks op de houding die Abraham toont. In Ezechiël 16 wordt verteld dat God meer dan genoeg had van Sodom en Gomorra omdat ze terwijl ze zelf meer dan genoeg hadden zich hoogmoedig gedroegen en niets deden voor armen en machtelozen.

Derde punt: de drie mannen vertellen dat Abraham en Sara een kind zullen krijgen, een zoon. Zoon staat in de bijbel symbool voor toekomst. Maar dan toekomst zoals God het bedoelt, zoals Jezus óók de Zoon is die de nieuwe wereld, de toekomst, de wil van God onder de mensen brengt. Zal dat ooit gebeuren? In déze oude wereld, waarin er oorlog is, waarin er armoede is, waarin er vluchtelingen zijn. Die toekomst van God lijkt net zo onhaalbaar als dat twee oude mensen, die geen kinderen hebben, nog een zoon, nog toekomst zullen krijgen. Zal het gebeuren, dat deze twee kinderen krijgen, zoveel als er zandkorrels zijn aan het strand. Zoveel als er sterren aan de hemel zijn. Mensen die met vallen en opstaan geloven in de droom van God en deze wereld anders willen maken. Zouden wij kinderen van Abraham, van God kunnen zijn? Sara schiet in een schampere lach. Of misschien ook wel een begrijpelijke lach. Maar ook een cynische…. Dat komt niet goed, dat gaat niet werken. De mannen horen dat en zeggen: en tóch. Dat is het evangelie in een notendopje. En tóch. Je zúlt zwanger worden, er zál toekomst zijn voor deze droom en veel mensen zullen gaan meedoen, gaan geloven in dat deze wereld niet eindigt in Sodom en Gomorra, maar in een paradijs. Je zúlt een zoon krijgen en noem hem dan maar “Izaäk”. Hij lacht betekent het…. Daar zitten twee dingen in: de herinnering aan je twijfel, de schampere lach. Maar vooral de vreugde, dat het wáár wordt, de droom.

Wij delen hier zo brood en wijn en ontvangen de liefde van de Jezus, de grote Zoon van God, die deze wereld anders heeft gemaakt én verlangt naar ons volgen. Wij leven in onzekere tijden. Mensen die niet rond kunnen komen. Daar hebben we de overheid voor. In de kerk zijn er ook potjes. Er is de voedselkast, de moestuin. Maar, daarmee krijgen we vast niet alles geledigd in onze wijk. Ik weet nog die keer op de Elzenhof, bij de basiscatechisatie. Dominee, mag ik nog een koek? Je hebt al één gehad. Maar dominee, ik heb honger, want er was tussen de middag bij ons geen eten….. Kind, natuurlijk, je mag er nog 10…. Laten we alsjeblieft ons niet schamen in deze tijd als je het niet redt. En laten we elkaar zó in de gaten houden – op een positieve manier – dat er in onze wijk niemand honger lijdt. Geen vaste gast, geen vreemdeling, niemand. De hartelijkheid en gastvrijheid van Abraham voor onverwachte gasten. De hartelijkheid en gastvrijheid van Jezus, de Zoon van God zelf. Amen.