Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Jullie en ik, wij zijn met meer dan een miljard mensen op deze wereld betrokken in een heel bijzonder verhaal. Het verhaal van God met de mensen is net een groot boek met daarin een heel aantal hoofdstukken. Er zijn er meer dan die ik nu noem, maar ik licht er nu voor ons drie heel belangrijke uit. En wij, jullie en ik, wij komen voor in hoofdstuk 3. Als medehoofdrolspelers. Ik hoop dat als ik straks uitgesproken ben, dat jullie daar net als ik in zekere zin stomverbaasd over zijn. En dat het jullie ook écht goed doet om hierin verzeild te zijn geraakt.
Eerst dus hoofdstuk 1. Dat is eigenlijk het hoofdstuk van de geboorte van Jezus. En het begint net als het feest van vandaag óók met de Heilige Geest. Even ons gezamenlijk geheugen opfrissen: in een klein plaatsje in het noorden van Israël, Nazareth, woont rond het jaar 0 een meisje. Maria. Echt, dat is in alle opzichten pieterpeuterig. Onooglijk, niks. Een meisje – sorry dames, gelukkig is er veel verbeterd – is in die dagen “maar een meisje”. Nazareth staat heel slecht bekend als dorpje. Kan er uit Nazareth iets goeds komen, is in die dagen een spreekwoord. En Israël is een kleine provincie van het grote Romeinse rijk. Niks, bijna niks, en nog een keer bijna niks. En met dat 3x niks gaat Gods Geest iets beginnen. Want er komt een engel, een boodschapper van God bij Maria en die zegt: de Heilige Geest zal over je komen en je zult een kind baren. Je moet Hem Jezus noemen. Ik ga zo uitleggen wat en wie dat is, Gods Geest. Maar ik zeg het hier al zo duidelijk, zodat we ons bewust worden, dat wat we vandaag vieren niet de eerste keer is, dat Gods Geest op het toneel verschijnt. Daar begint het heel klein. Dertig jaar lang blijft Jezus in zekere zin onder de radar. Weten we níks van Hem, bijna niks. Het lijkt alsof het verhaal daar stopt.
Maar dan, rond zijn dertigste, zo vertelt Lucas, gaat deze Jezus één tot drie jaar rondlopen in vooral het noorden van Israël. En daarmee begint hoofdstuk 2. Het is eigenlijk bizar. Dertig jaar niks…. En dan rondlopen in het noorden van Israël…. Als God hier in deze wereld iets zou willen veranderen, dan had Hij volgens moderne strategieën moeten beginnen in Rome, want dat is dan het centrum van de wereld. Als Hij hier een Koninkrijk wil stichten, doe het dan waar de macht zit. Maar niet waar onaanzienlijke mensen wonen. En verspil niet al die 30 jaren… Maar rond zijn dertigste wordt Hij één tot drie jaar lang gedreven door een enorme geest van liefde. Zo staat het er ook: als Hij gaat optreden, de allereerste keer, dan wordt Hij gedoopt in de Jordaan. En dan daalt de Heilige Geest op Hem neer in de gestalte van een duif en dan klinkt er een stem: dit is mijn geliefde zoon, van hem houd ik heel veel. Daar is het woord al, het thema al. Geest van liefde, houden van. Opnieuw de Geest dus!
Dan drijft die Geest Hem Galilea in. Hij zoekt allerlei mensen op, vertelt over zijn God, onze God, Zijn Vader onze Vader. Ik gebruik dat woord ook bewust, omdat Jezus het zo vaak gebruikt. Als Hij het gebruikt, doet Hij dat om ons duidelijk te maken wie God is, zijn God is. Wie wij mogen zijn. Liefde dus. Heel vergaande liefde. Niet liefde, omdat wij het altijd goed doen. De liefde, waarvan ik denk, dat we er ten diepste allemaal intense behoefte aan hebben: iemand die je door en door kent, omdat Hij weet hoe we in elkaar steken. Iemand die weet van onze sterke kanten, van onze zwakke kanten. Iemand die weet van de dingen die we graag aan iedereen laten zien. Iemand die weet van de kanten die we liever voor onszelf en anderen verborgen houden. Lees de evangelieverhalen en je ziet, dat Jezus afgaat zonder aanzien des persoons. Sterker nog, Hij heeft een vreemde voorkeur voor mensen voor wie andere de neus ophalen. Opnieuw denk je, als je wat wilt, ga dan toch naar Rome…..
Dat doet Hij dus niet. Hij gaat wél naar Jeruzalem, omdat Hij zich verbonden is met de God van de Joodse mensen. Gezonden is door die God. Dat is een vreemde god in die dagen.
Alle goden hebben beelden, die kun je zien. Maar de God van Israël heeft een naam. “Ik zal met je zijn op mijn manier”. Je mag Hem niet eens afbeelden, want dan zouden we Hem vastpinnen. Net zoals je van elkaar als mensen soms een bepaald beeld hebt, waarin je die ander vastpint. Maar een mens is altijd weer anders, een levend wezen. heeft weer verrassende kanten. God ook. Deze God zeker. Deze begint een Koninkrijk in een uithoek van de wereld. Maar dan komt er dus het punt dat Hij naar Jeruzalem gaat en daar komt het tweede hoofdstuk van Gods verhaal met de mensen tot een soort climax. Daar is het bizarre verhaal dat vooral kerkmensen, mensen van de tempel, die toch veel over God zouden moeten weten, dat die tegen Jezus en zijn enorme Geest van liefde ingaan. Dat gaat zóver dat ze Hem samen met de Romeinse overheid kruisigen. Doden op een zeer wrede manier. Hoezo, Koninkrijk, deze wereld anders, deze wereld vol liefde. Het lijkt op een grote mislukking. Ik weet dat we dat wel vaker zeggen en het klinkt altijd een beetje als een cliché. Omdat wij inmiddels weten dat er een vervolg aan is gekomen. Het bijzondere verhaal van de opstanding. Maar voor de mensen om Hem heen is die goede vrijdag een diep wanhopige dag. Het lijkt alsof het verhaal van deze jonge, charismatische mens, door wie heel veel mensen diep geïnspireerd worden in hun omgang en geloof in God gewoon eindigt. Met een tragische dood. Maar er komt dus een bijzonder verhaal achteraan. Ik zei al dat de naam van de God van Israël “Ik zal met je zijn op mijn manier” is. Wel, dat maakt Hij in de opstanding door sterker te zijn dan de dood op een heel bijzondere manier waar. Opstaan uit de dood, licht dat wint van donker, liefde die wint van haat, het goede dat het wint van het kwade…..
Dat zijn die eerste twee hoofdstukken. Daarin concentreert zich eigenlijk alles in Jezus, die gedreven wordt door de Geest. In zekere zin doen mensen wel mee, maar Jezus noemt de 12 die Hij vooral meeneemt “leerling”. Alsof ze op school zitten, de school van de Geest van de liefde en daar voluit aan het leren zijn. De kunst afkijken, zodat ze in een latere fase zélf aan de gang kunnen.
Kijk, en dat brengt me bij hoofdstuk 3. Dat is opnieuw een verrassend hoofdstuk. Ik vind het altijd bijzonder om me Petrus voor te stellen. Stel, je bent visser in het noorden van Israël. Je raakt zeer geïnspireerd door Jezus. Je maakt dat tweede hoofdstuk mee, je maakt Jezus 3 jaren mee en je gaat door grote hoogten en ook door diepe dalen. En dán is hoofdstuk 2 afgelopen. Wat dan? Dan is toch het meest logische dat je teruggaat naar Galilea. Naar je vissersbedrijf. Dat is je vastigheid, je zekerheid. Dat geldt ook voor de andere vrienden van Jezus. Maar dan gebeurt er iets, dat we “uitstorting van de Heilige Geest” noemen en dat wordt dus verteld door Lucas in wat Roel gelezen heeft. Nu wordt de Geest niet de drijvende kracht Jezus. Nu gaat diezelfde Geest van Jezus, diezelfde Geest van liefde, van God die leerlingen bezielen. Wat Hem dreef, verspreidt zich in hen. Meester weg, leerlingen blijven achter en diezelfde bezieling komt in hén. Opnieuw, denk even aan die naam van de God van Israël: Ik zal met jullie zijn op mijn manier.
Vanaf dit moment worden ze in de bijbel niet alleen meer leerling genoemd, maar apostel. Apostel is een Grieks woord en het betekent: erop uitgestuurd met een boodschap. Mensen met een missie.
Nu ben ik op het geschikte moment om meer te vertellen over “Heilige Geest” en het verhaal dat Roel voorlas. Ik zei jullie al dat de God van Israël géén zichtbare god is. Dat hoort bij deze God. Maar het maakt het wél lastig. Hij stelt zich het liefste voor met zijn naam “Ik zal met je zijn op mijn manier”. Wacht maar af…… Laat je verrassen en vertrouw op me. Maar het blijft iets van een mysterie, iets geheims. Als de bijbel vertelt dat deze God vlakbij is, dan vertelt de bijbel vaak over “wind en vuur”. Dat zijn beide heel aardse verschijnselen, maar ze hebben ook al iets mysterieus, iets geheimzinnigs. Wind zie je niet. Je ziet alleen dat er bladeren gaan bewegen. Je voelt alleen dat het wat koeler wordt als de wind opsteekt en het snikheet is. Je merkt dat fietsen als vanzelf gaat, omdat je de wind in de rug hebt of omdat je bijna niet vooruit komt, omdat de wind tegen is. Je ziet wind niet, maar alles gaat wél bewegen.
Vuur ook al zoiets. Vuur is er, maar vuur kan ook weer doven. Je ziet het, je merkt het én het is weer weg. Maar het heeft wél invloed. Kook maar eens aardappels en proef de aardappel voor het koken en na het koken. De hitte zit in de aardappel zelf. Het vuur is verdwenen.
Die twee elementen, wind en vuur, die gebruikt de bijbel vaak als ze vertellen over dat de God met die naam “Ik zal met je zijn op mijn manier” onder ons komt. Bijvoorbeeld als Israël in de woestijn bij de berg Sinaï God ontmoet, dan is er wind en vuur.
Wat híer dus wordt verteld, op deze Pinksterdag, is dat de God met deze bijzondere Naam, nu een heel nieuw hoofdstuk aan de twee hoofdstukken hiervoor plakt: leerlingen worden bezield door God, geïnspireerd door God om de nieuwe manier van leven, die Jezus heeft geïntroduceerd door te vertellen en voor te leven. Mensen te vertellen over God, over Jezus. Waar bij die vorige 2 hoofdstukken we meer toeschouwer zijn, leerling, daar worden we nu deelnemer. Leerling én mensen met een missie. Om het nog iets duidelijker te maken: zowel het Griekse woordje áls het Hebreeuwse woordje voor “geest” is “wind”. Het Latijnse woordje is spiritus, en daar komt ons woordje inspiratie vandaan. Als God in je komt werken, je inspireert, de verhalen van en over God je raken, dát is dus gewoon de Geest van God. Dat bedoelt de bijbel ermee. De naam van God gaat je raken, bezielen. Daarom waait het zo in dit hoofdstuk. En omdat iedereen wordt bezield, dáárom is er vuur op iedereen. Tekenen van Gods liefdevolle aanwezigheid, die mensen bezielt en beweegt. Letterlijk en figuurlijk.
Dit derde hoofdstuk is zó groot dat het niet meer in één bijbel kan. Het duurt al twintig eeuwen, het verhaal gaat verder over de hele wereld. Ik zal jullie vertellen waar het boek handelingen van de apostelen eindigt in hoofdstuk 28. Het eindigt in Rome, hét centrum van de macht, waarvan we net nog zeiden: God, als je dan een Koninkrijk begint, begin dan goed in het centrum van de macht. Rond het jaar 50 is het verhaal van Jezus in de stad van de keizer beland. Maar het is niet het verhaal van macht, maar het verhaal van liefde. Niet het verhaal van heersen, een ander klein maken, de baas spelen, maar een verhaal van dienen, elkaar helpen, het leven mooier maken. Waarin kleine mensen meedoen. Het gaat van klein naar groot en iedereen doet mee.
Het derde hoofdstuk dat op deze dag begint, gaat spectaculair de wereld over. De Naam van God, Jezus, de Geest, gaat deze leerlingen bezielen. En het bijzondere is, dat ze niet teruggaan naar hun boten, maar dat ze alles achter laten en de wijde wereld ingaan. Dát gebeurt daar al in het klein, in Jeruzalem, als er Joden zijn uit allerlei windstreken, die voor het eerst over Jezus horen. Maar het wordt nog spectaculairder, als ook niet Joden bezield raken door dít verhaal, deze God. Let op, dat vraagt nu teveel tijd, maar het hoort wél bij het spektakel van dit derde hoofdstuk: tot op dit moment in de hoofdstukken van het verhaal van God met de mensen is het vooral een verhaal van God met het Joodse volk. Dat volk is tot op de dag helemaal niet zo van de zending, van het verhaal van hun God delen met andere volken. Maar dat gebeurt dus wél in wat we noemen het boek “de handelingen van de apostelen”. Mensen met een missie, de liefde van Jezus, de liefde van God. En die verspreiden ze door niet terug te gaan naar hun dagelijks bestaan, maar door in beweging te komen. Als een lopend vuurtje de wereld over. Als de wind die alle kanten opwaait en het verhaal van God alle kanten opblaast. Maar niet door mensen uit te schakelen, maar juist door mensen in te schakelen.
En dat brengt me dus direct bij ons. Want het boek handelingen eindigt dan misschien wel in hoofdstuk 28 in Rome, maar de Geest gaat wél door. Verder Europa in, de tijd in, de eeuwen door, Afrika, Azië, Amerika. Overal, maar dus óók hier. U, jij, ik wij doen mee. Zijn we bijzonder genoeg om mee te doen? Dat hoeft dus niet, bijzonder te zijn. Je hoeft niet in Rome te wonen, heel speciaal te zijn om voor God belangrijk te zijn. Maria doet mee, Petrus doet mee.
Hoe bijzonder is het dat hier kerk is. Hoe bijzonder is het dat hier mensen bezield raken door God. Wij doen mee! Door de verhalen van Jezus. Geïnspireerd tot vertrouwen, tot hoop, maar ten diepste het meeste tot liefde. Als er liefde in je woont, dan lacht God. Als wij bezig zijn met het noaberschap, letterlijk omdat je klussen doet voor een ander omdat Bert Slijkhuis je vraagt als coördinator. Maar ook figuurlijk: als jij, u, ik liefdevol in het leven staat, en als de woorden van het evangelie je daarbij raken, je aan het nadenken, hopen en geloven zetten, dan is dat God. Als je met een ander over God spreekt en het vlammetje springt over, dat is God in jou en jij in God. Als je probeert vrede te sluiten met anderen, de sfeer goed te houden, dan lacht God. Als met koningsdag het goed hebben in Baalder, dan lacht God. Als we een festival met de vrijgemaakten organiseren en de wijkvereniging, voor heel Baalder, dan lacht God.
Ik hoop eigenlijk, dat jullie mijn verwondering van het begin snappen en ook delen. Wij hebben misschien soms een soort van minderwaardigheidsgevoel. Omdat er iets in ons zit van “toen en daar sprak God met de mensen, met Jezus. Toen was Hij vlakbij.” Toen was het speciaal. Zij waren speciaal. Laat ik u, jou, mezelf uit de droom helpen. Ook toen waren de mensen soms God kwijt, twijfelden ze, waren ze bang en zochten ze naar God. De verhalen van God met de mensen van toen en daar, hoofdstuk 3, dat verhaal heeft hier ook ons bereikt en wij mogen voluit meedoen. Hoofdstuk 3 is nog lang niet klaar. Mensen met een missie. Drijvende kracht: de Geest van liefde van God. Daar waar liefde is, in je, voor jezelf, voor God, voor anderen, dáár is God. Amen.