Overdenking Elisa en Elia

Overdenking Elisa en Elia

Lieve mensen,
Elisa is de zoon van Safat. En Safat, zijn vader, is boer. Misschien wel een boer met veel land ook, want met 12 span ossen zijn ze aan het ploegen.kaart judea Elisa loopt achter het twaalfde span aan. Ze wonen bij Abel Meholah, een vruchtbare streek. Twaalf…, dat zijn de stammen van Israël. Heel Israël dus.
Elisa studeert geen theologie in Jeruzalem. Hij stamt ook niet uit een familie waar allemaal priesters in voorkomen. Boer, mens met gewoon een dagelijks bestaan. Zoals je bij een installatiebedrijf kunt werken, of huismoeder bent of bij het LOC werkt of in de zorg.
Hoeveel zou hij weten van God? Hoeveel zou hij geloven, hoeveel niet? Hoe geschikt is hij eigenlijk om iets voor God te doen? Zou hij zelf vinden dat hij geschikt is?
Bijna nooit is er iemand in de bijbel, die als hem of haar iets namens God gevraagd wordt, dat die dan direct zegt van: tuurlijk, God, logisch dat U mij vraagt. Ik dacht al, wanneer komt U het me vragen! Bijna altijd is er schrik: God, dat weet ik niet…, of ik dát wel kan? Hebt U geen ander? God, ik kan niet zo goed praten, zegt bijvoorbeeld Mozes….. Kan het niet samen met Aäron? Of ook, als mensen wél met God, met Jezus op pad gaan, zoals de leerlingen van Jezus dat doen, dan is dat ook altijd een weg van vallen en opstaan.
Moet je perfect zijn als mens, half heilig, driekwart…? Ik ken niemand in de bijbel die het is. Daarbuiten trouwens ook niet. Abraham gaat op pad met God, maar hij twijfelt soms machtig. Paulus en Barnabas zijn volgelingen van Jezus en onderweg krijgen ze flinke bonje en dan scheiden hun wegen. Petrus blijft ook na de ontmoeting met Jezus aan het meer, als hij een apostel van naam is, soms een bange man. En toch maakt God gebruik van mensen, van Paulus en Barnabas. Zelfs als ze bonje maken. Van soms bange Petrus en soms twijfelende Abraham of Thomas.
Kent Elisa Elia persoonlijk als hij langskomt tijdens het werk? Dat weten we niet precies, want de verteller van het verhaal vertelt het ons niet. Maar vermoedelijk is Elia wél een bekende figuur in Israël. Op een zeker moment, vlak voor dit hoofdstuk, moet iemand een boodschap overbrengen aan koning Achazja, één van de opvolgers van koning Achab. En dan vraagt de koning: hoe zag die man, die jou deze boodschap gaf eruit? Wel, zegt de man, hij had een ruige mantel aan en een leren riem daarom heen. O, zegt de koning, dan weet ik wel hoe laat het is en wie dat is…., dat is Elia.
Elisa zal dus vermoedelijk Elia hebben gekend. En hij zal hem dus ook hebben herkend aan zijn kleding, als hij het land op komt wandelen, waar Elisa aan het werk is. Mahatma Gandhi
herkende iedereen aan zijn kleding. Majoor Boshardt van het leger des heils…, je zag direct wie
ze was. De paus…., je herkent hem aan zijn kleding. Elia is in Israël iemand die het geloof in Israël
verpersoonlijkt. Zo is ook al zijn naam: El-Jah. God? Dat is Jahwèh, de Heer van Israël. God, dat is
niet Baäl. En die mantel is daar weer een teken van.
Je kent hem een beetje, genoeg om hem te herkennen…., maar dan is het wél bijzonder dat Elia
op hem afstapt. Elia…, man van naam, wie is Elisa nou eigenlijk? Of, is het misschien wel
helemaal niet zo bijzonder. Maken wij het bijzonderder dan het lijkt. Maken we het groter dan
het is. Mozes is schaapherder, David is schaapherder. Elisa is boer. Jacobus en Petrus zijn visser.
Mattheüs werkt bij de belastingen….. Als je de bijbel doorleest zijn er eigenlijk maar heel weinig
mensen die theologie hebben gestudeerd, die een belangrijke rol spelen in het verhaal van God
met de mensen. Theologen als schriftgeleerden staan Jezus zelfs regelmatig in de weg…..
Hoe ook, op een goede dag wordt Elisa geroepen. Of geroepen? Elia loopt de akker op, recht op
Elisa af, doet zijn mantel af en gooit die min of meer om Elisa heen. Die mantel waaraan Elia zo
herkenbaar was. Het bijzondere is dat hij niks zegt…. Alleen als Elisa wil afscheid nemen zegt hij:
doe dat. Ik dwing je tot niks. Meegaan, meedoen, God dwingt niet, Hij vraagt je… en Hij wil graag
dat je meedoet en meegaat. Uit vrije wil. God is geen farao, die mensen dwingt tot werken.
Nog bijzonderder is dat Elisa meegaat. Hij beseft dat dit meegaan veel consequenties heeft. Hij
houdt op boer te zijn, te werken op het land van zijn vader, dat zo groot is dat hij het met 12 span
ossen moet ploegen. Zijn werkterrein wordt nog groter: de 12 stammen van heel Israël. Als een
soort afscheidsritueel verbrandt Hij de ossen en deelt dat met de knechten.
Kijk, dat wordt niet van je gevraagd, als ze je vragen voor ouderling…… Of om stoelen neer te
zetten in de Kamp. Of iets voor het Noaberschap. Niet om alles achter je te laten. Ergens, in het
nieuwe testament zegt Paulus over mensen die een taak krijgen in de gemeente, dat ze allereerst
zelf hun huis, hun thuis goed op orde moeten hebben. En hij zegt ook, dat het een heel goed ding
is dat je werkt voor je inkomen. Voor ons, voor de mensen die een taak hadden en de mensen die
een taak krijgen ligt dat dus anders. Dat maakt het soms ingewikkeld: hoe houd je de balans
tussen je werk, tussen je thuis én je vrije tijd. Want kerk is vrije tijd. Het is niet vrijblijvend, maar
je moet het er naast zien te doen, zoals ieder van ons dat moet zien te balanceren.
Elisa gaat mee. De grap is, dat we dan vier hoofdstukken lang moeten wachten voor hij weer in
beeld is. In die hoofdstukken speelt Elia vaak een hoofdrol. Welke? De rol die de hele tijd in zijn
naam zit. El-Jah. God is niet Baäl, maar God is de Heer van Israël. Baäl dat is de god met de
wetten van het recht van de sterkste. Elisa zal dat nog meemaken als hij met Elia op pad gaat.
Koning Achab, de overheid, die rechtvaardig moet besturen, wil dolgraag een wijngaard hebben,
maar die is van iemand anders, van Naboth. Naboth wil die wijngaard niet verkopen en via een
gemeen rechtsproces, zorgt Izebel, de vrouw van Achab, dat Naboth wordt gedood. Elia
protesteert daartegen. In naam van zijn God, de God van Israël.
De kerk en de God van Israël, de God van Jezus, heeft iets met mensen in de knel. Of anders…, wij
leren met de ogen van Jezus en van God te kijken. En God houdt niet van onrecht. Hij houdt er
zeker niet van als sterken de zwakken onderdrukken. Als er wordt bezuinigd op zorg en
gehandicapte of oudere mensen geen goede zorg meer krijgen. Of kinderen met leer en
gedragsproblemen geen kansen meer krijgen. Of er geen omzien is naar vluchtelingen en er
ijzeren gordijnen worden gebouwd. Om maar eens wat te noemen. Ieder mens is in de ogen van
God even belangrijk. Wij gebruiken die woorden hier nooit, we noemen elkaar niet meer
“broeders en zusters”. Hooguit in een grap. Maar ergens is dat jammer. Want hier ben je niet
manager van de Wavin of medewerker aan de lopende band. Hier ben je niet drs. of heb je “maar
huishoudschool” of misschien alleen lagere school. Hier zijn we broers en zussen, mensen en
kinderen van God. En eigenlijk is dat het mooiste wat we kunnen zijn. Daarom is er altijd extra
aandacht voor mensen die het niet redden, die klem lopen. Het zijn je broers en zussen. Als één
lid lijdt, lijden allen. Maar er is ook vreugde als er iemand iets te vieren heeft! Als één lid iets te
vieren heeft, dan zijn allen blij.
Vier hoofdstukken lang verdwijnt Elisa dus achter de rug van Elia. Maar in die periode moet hij
wel hebben ontdekt waar het de God van Israël om te doen is. Via Elia, krijgt hij zicht op God.
Zo gaat dat dus met geloven. Er is zoiets als kerk. Maar dat klinkt zo als een instituut. Als een
kantoor, een instantie. Kerk is vooral wij. Kuriakè, daar komt het woord vandaan. Van de Heer.
Mensen die iets met die Heer hebben. Boeren, huisvrouwen, mensen die bij de Wavin werken, in
de zorg, jullie, wij. Als geheel stralen we iets uit, met elkaar.
Spannende vraag: hoe leer jij, hoe hebt u leren geloven? Is dat omdat je vroeger naar catechisatie
ging en de predikant je het uitlegde? Is het omdat je thuis verhalen hoorde en zo duidelijk kreeg
wie God zou kunnen zijn? In de voorbereiding hebben we het er met elkaar over gehad.
Misschien, als ik dat gesprek mag samenvatten, zijn het aan de ene kan vooral mensen, die op je
pad komen en die met hun manier van doen en laten je inspireren. Hun manier van leven. Ook
hun manier van spreken over God, hun geloof. Soms juist tijdens verdrietige of spannende
perioden in het leven, van ziekte, verdriet, afscheid. Als het er op aankomt, in het leven en als het
er écht om gaat of geloven wél of niet wat betekent. Soms, zo ontdekten we, hebben we ook net
als Elisa met de mantel van Elia bepaalde voorwerpen, die ons aan diegene herinneren. Een
bijbel van een opa, een kopje van een oma, een foto van iemand.
Soms zijn het ook andere dingen, dingen in de natuur. Prachtig licht op een voor jou zo donker
moment. Jacobsladders, die de vingers van God lijken te zijn, die met troostend licht de wereld
lijkt aan te raken en niet alleen de wereld, het raakt jóu op dat moment aan.
Geloven, God die van betekenis krijgt in je leven, dat kan op zoveel manieren worden gevoed.
Voor Elisa is Elia de man die hem daarbij helpt. Vier hoofdstukken lang horen we verhalen
waarin Elia voorkomt en Elisa moet met hem mee zijn geweest, de hele tijd. Een soort stage
lopen. Meekijken over de schouder van. En dan zijn we opeens beland op het punt dat Elia
afscheid gaat nemen. Ik focus nu even niet op de bijzondere manier waarop, maar vooral op
Elisa. Samen gaan ze naar de Jordaan. Dat is in de bijbel een belangrijke plek, een symbolische
plek. Ooit trok het volk Israël over de Jordaan het nieuwe land in. Dat was samen met Jozua. En
als het volk door de Jordaan trekt, dan gaat de Jordaan aan de kant. Zó welkom is het volk in
Israël, dat het bedreigende water weggaat. Jozua had nét Mozes opgevolgd, die aan de andere
kant van de Jordaan op een berg is gestorven. Ook al op een bijzondere manier.
Toch daar maar even over. Het oude testament kent eigenlijk amper lange tijd het geloof in een
leven na dit leven. Dat is vooral iets dat we zijn gaan geloven en vertrouwen door Jezus. Meer
iets van het Nieuwe Testament. Er zijn een paar mensen van wie wordt verteld dat ze na hun
dood rechtstreeks bij God komen, de Heer van Israël. Mozes en Elia. Zij lijken zo dicht bij God te
leven in hóe ze leven, dat ze in en door God worden opgenomen in zijn licht, de wereld van God
zélf.
Er zit een parallel tussen Mozes die vlak voor dat het volk Israël de Jordaan oversteekt sterft en wordt opgenomen in de liefde van God én Jozua die dan het stokje overneemt aan de ene kant. En aan de andere kant heb je dus Elia en Elisa en Elisa die de mantel mag gaan dragen. Elia gaat, net als Mozes, naar de overkant van de Jordaan om daar te sterven. En Elisa gaat, net als Jozua terug door de Jordaan. Ze lopen zelfs dezelfde route als Jozua dat deed: van Gilgal, naar Bethel, naar Jericho en daar de Jordaan over.
Maar het punt zit natuurlijk vooral in die mantel. Zoals sommigen van ons een koffiekopje of een foto hebben, dat je herinnert aan degene van wie je zo houdt, zo heeft Elisa die mantel. Of, laat ik het iets persoonlijker maken: voor mij was mijn vader iemand die in de hoogtepunten en in de dieptepunten van zijn leven mij heeft laten zien, wat God dan kan betekenen. Toen ik dominee werd trok ik zíjn toga aan. Die had betekenis voor mij. Kan ik het wel dominee zijn? Ben ik wel gelovig genoeg? Wat kan er allemaal wel niet op je pad komen? Die mantel gaf als het ware een soort verbinding: tussen aan de ene kant mijn vader die er niet meer was, en wat hij mij had laten zien. En aan de andere kant hoe je als mens met vallen en opstaan gelovig kunt zijn en geïnspireerd kunt worden van boven.
Kunnen jullie het wel? Wie van ons kan het nou echt? Het bijzondere is, dat God dus mensen gewoon in dienst neemt. Het waagt met ons. Ook met de onzekerheden of zekerheden die je hebt over jezelf. Je geloof en soms je twijfel. Die mantel, die staat symbool voor de mensen en de gebeurtenissen die je op het spoor van God hebben gezet. Hun manier van leven en geloven. Het staat symbool voor de ervaringen die je misschien wel hebt gehad met het prachtige licht, de natuur waarin God tot je spreekt en sprak.
En de mantel staat uiteindelijk óók symbool voor God zélf. De Geest van God. Uiteindelijk dragen wij de kerk niet. De kerk was er al toen wij nog niet geboren waren en de kerk zal er zijn als wij niet meer leven. Of, laat ik het nog iets anders zeggen, de adem, de liefde van God bezielt en inspireert mensen al eeuwen. Telkens weer raken er mensen geïnspireerd door de woorden van God. Die komen tot je via de verhalen, via het licht in de natuur, via het leven van inspirerende mensen. Zó gaat het maar door. Dat is een geruststellende gedachte en een troostende realiteit.
Elisa heeft stage gelopen. Zal het gaan? Hij pakt de mantel op, het stokje over. Slaat op het water…, vooruit, zal het gaan? Zal ik gaan? Gaat God met me mee? Ga ik met God mee. Hij waagt het erop, slaat met de mantel op het water, en het wijkt! Gods adem brengt hem in beweging, Gods adem houdt het water stil. Hij waagt en hij gaat! En God gaat met hem mee, in een vreemd samenspel. Als Elisa niet gaat, kan God niet verder. Maar als God niet inspireert komt Elisa niet op gang. En wij, jullie, we doen het niet veel anders.
Het thema is “de Messi(j)as”. Dat is Christus dus. Dat is een woordgrapje, uiteraard. Maar niet met spot, maar omdat het ergens zó werkt. Paulus, de apostel, die ook al op pad gaat, zegt dat we bekleed worden met de Messias. Zoals je een jas omdoet….. Elisa die de mantel van Elia krijgt…, het verhaal dat zó levend is, dat het blijft spreken. God die zó levend is, dat Hij onder ons en in ons is. Zo wil God in ons wonen, ons bezielen, als een mantel om ons heen. Amen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.