Weet je nog wanneer je belijdenis deed?

Weet je nog wanneer je belijdenis deed?

En… hoe is het daarna verder gegaan…?

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus, 

Weet je nog wanneer je belijdenis deed, ooit? Weet je nog waarom je dat deed? Wat je bewoog? Of, als je geen belijdenis deed in het openbaar, maar je gelooft wél in God, weet je nog wat God voor je betekende? 

Hoe is het daarna verdergegaan, tussen u, jou en mij en God? En hoe is het nu? Heeft het zich verdiept? Maakt het je blij?  Is het bijna weg? Overweeg je om je uit te schrijven uit de kerk omdat geloven eigenlijk verdwenen is? Is het sleur? Hoe belangrijk is het in je leven? En, als ze je nu vragen, wie is Jezus voor je, wat zeg je dan?  

Praat je er wel eens over, met een ander, met God zelf? Ik zou je willen vragen: doe het alsjeblieft. Het is net als in een liefdesrelatie. Soms praten mensen al heel lang niet meer met elkaar en groeien ze in stilte uit elkaar. Tot de dag van de scheiding er is. De vlam is gedoofd. Praten hád kunnen helpen, dan ben eerlijk naar jezelf, de ander, naar God. En soms kan het ook enorm inspireren: ik hou zo van je, je betekent zoveel voor me! 

Ik kom daar natuurlijk op vanwege dat antwoord dat Petrus geeft op de vraag van Jezus: wie zeggen jullie dat Ik ben? U bent de Christus, de Zoon van de Levende God! Dat is nogal een antwoord. Het zal zoveel voor Petrus betekenen dat hij en zijn vrienden op den duur alles opgeven en de wereld gaan rondtrekken om de verhalen over Jezus en zijn woorden en waarden te delen.  

Ik wil proberen met jullie te ontdekken wat er zo bijzonder aan is, aan zijn antwoord. En dan moet ik jullie meenemen naar Israël, zo tussen de jaren 30 en 80. Dertig dat is de tijd waarin Jezus wordt gekruisigd, 80, dat is de tijd waarin Mattheüs het verhaal over Jezus opschrijft. Dat is 10 jaar na het grootste drama in de eerste eeuw voor Joodse mensen: de verwoesting van de tempel en talloze doden.  

Het is een tijd vol met onrust. De Romeinen bezetten het land al sinds 60 voor Christus. Dat vinden de Joden vreselijk en geruststellend tegelijk. Want in zekere zin biedt de bezetter een vorm van stabiliteit. De jaren voor 60 voor Christus zijn nl. nog instabieler met een soort burgeroorlog waarin er telkens gevechten waren met talloze doden. Sinds de Romeinen in het land de baas zijn, is die burgeroorlog voorbij. Ze zijn de baas en het geeft een soort van rust. De onvrede is er nog steeds. Dat heeft sowieso te maken met dat je land bezet is door een vreemde mogendheid. Het heeft ook te maken met dat er allerlei verzetsgroepjes zijn tegen de Romeinen. Die vragen namelijk hoge belastingen voor alle projecten van de keizer. Pilatus bijvoorbeeld bouwt in de dagen dat hij stadhouder is een enorm aquaduct naar Jeruzalem, zodat de stad van water wordt voorzien. Dat aquaduct is 35 kilometer. Bouwtechnisch is dat enorm knap. Maar het is ook vreselijk duur en hij gebruikt en eist daarvoor geld dat in de tempel gewijd is aan God. Tollenaars, belastingheffers belasten de mensen geweldig. Het is niet voor niets dat die mensen zo gehaat zijn. 

Er zijn dus in die jaren, ook in die van Jezus gewapende verzetsgroepen. Ze stellen zich wat op als Robin Hood: ze zeggen dat ze stelen voor de armen, maar ze worden er vaak zelf rijker van. En hun aanvoerders zijn charismatische mensen, met uitstraling. Krachtig, fysiek. Een heel aantal wordt beschouwd als “Messias”. Er vallen veel doden door hun handen. Jezus is dus niet de enige die als Messias wordt beschouwd in zijn dagen. Wel de enige die geweldloos is. Daar kom ik straks wel op terug.  

Hoe kom ik aan die informatie? Er is een – laat ik het vijfde evangelist noemen – gelovige Joodse geschiedschrijver, Flavius Josephus, die twee heel dikke boeken schreef over die tijd. Hij is geboren in 37 en hij sterft ergens in Rome rond 100. Hij geeft – terwijl hij niet in Jezus gelooft – zeer waardevolle aanvullende informatie over de tijd van Jezus. Jezus wordt overigens zelfs genoemd in zijn boek. In het heel dikke boek krijgt Jezus één alinea en wel een heel bijzondere: 

3In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. 64Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de christenen niet verdwenen. 

Dit is dus de tijd van Jezus: Romeinen, Robin Hood achtige bendes met Messiasachtige aanvoerders  én de tempel in Jeruzalem, die een soort centrum, identiteit vormt van het Joodse volk. Waarin allerlei geestelijke stromingen zijn, die ieder zo hun eigen invloed hebben. Farizeeërs, Sadduceeërs, Essenen. Priesters, hogepriesters en die proberen met de Romeinse overheid een soort van stabiliteit, gewapende vrede, wankel evenwicht te handhaven. Maar het geheel is explosief. Wij vinden onze tijd wel vol van onrust, ik denk dat het daar en toen zeker niet minder was. Erger denk ik. 

In dat geheel gaat rond het jaar 30 een nieuwe stroming opkomen: Jezus van Nazareth gaat rondtrekken en Hij heeft weer andere aantrekkingskracht te midden van al die groepen en onrust. Als Jezus de vraag stelt “wie zeggen de mensen dat ik ben”, dan is dat echt een logische vraag: een nieuwe ster aan het firmament tussen al die andere groepjes. De mensen moeten eraan wennen en geven dus allerlei verschillende antwoorden. 

Jezus gaat met zijn leerlingen naar het noorden van Israël, in de buurt van de stad Caesarea. Het is een rustige streek, bergachtig, de Jordaan ontspringt er en het lijkt erop, dat Jezus met zijn leerlingen een time-out neemt. Een heisessie. Weg uit de drukte van Galilea. Nadenken over waar je nu gekomen bent en ook nadenken over: en hoe gaat het nu verder? Omdat er straks een spannende wending gaat komen. 

Wie zeggen de mensen nu dat ik ben? Jezus’ boodschap is in die zin een andere dan die van andere mensen die zich voor Messias uitgeven. Zijn leerlingen en Hij zijn geen Robin Hood, ze gebruiken geen geweld, ze stelen niet, ze delen wel. Jezus zegt “heb je vijanden lief, bid voor wie je vervolgen” en Hij lijkt dus een totaal andere weg in te slaan dan veel charismatische mensen. Hij doet tekenen, geneest mensen, geneest kwalen, maar geneest ook haat tussen mensen. Behandel andere mensen zoals jij wilt dat ze jou behandelen. Wil jij met respect behandeld worden, doet het een ander ook en vergeld geen kwaad met kwaad. Een andere weg: linkerwang, rechterwang…. Hij gaat met tollenaars om, mensen die werken voor de vijand. En zelfs met Romeinen gaat Hij in gesprek. Een vreemde figuur in die tijd. De leerlingen zeggen: er zijn mensen die denken dat U Elia, bent, anderen Jeremia, weer anderen Johannes de doper, want daar lijkt het ook wel wat op.  

En dan vraagt Jezus: en jullie, die zo dichtbij me staan, wie zeggen jullie nu dat ik ben?  

Petrus zegt dit: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. En Jezus zegt: zoiets heb je niet van jezelf. Het moet je gegeven worden door God zélf, dit inzicht, dit vertrouwen, deze overtuiging. Nou hebben wij dit verhaal al vaak gehoord. En als je iets vaak hoort, dan raakt ergens het verrassende van het antwoord zoek. Maar nou heeft Petrus en samen met hem de andere leerlingen de vreemde sensatie dat in de tijd van totale onrust zij het meemaken dat God hier op een beslissende manier op het toneel verschijnt. Dat er een timmermanszoon uit Nazareth komt, die over zeer bijzondere gaven blijkt te beschikken. Niet dus al die andere Robin Hoodachtige Messiassen, geen Hogepriesters, maar déze komt van God.  

Als in het jaar 70 de tempel wordt ingenomen, dan wordt één van de leiders, die gezien wordt als Messias, Simon met als bijnaam “de ster” meegenomen naar Rome en daar met een strop om zijn hoofd om het leven gebracht. Vertelt opnieuw Josephus. Als ik het vandaag niet genoemd had, hadden jullie zijn naam niet geweten. Jezus uit Nazareth komt ook door geweld van de Romeinen om het leven. Van Hem staat dat Hij is opgestaan uit de doden en zijn vijanden heeft liefgehad. Zo heeft Hij dood en haat overwonnen. De naam van Simon is in een geschiedenisboek verschenen, de naam van Jezus leeft – en daarmee God zelf – wereldwijd onder ons. Wie zeggen jullie dat Hij is? Hoe is het tussen God en jou? 

Lieve mensen van Jezus Christus, 

Het bijbelgedeelte geeft ons nog een vraag en ook die is indringend. Als je de liefde van Christus ontvangt, hoe ver ga je dan in het volgen van Hem? Wat betekent het in je dagelijks leven? Wat geeft zijn liefde, wat vraagt zijn liefde? 

Eerst maar die eerste vraag. Simon Petrus schrikt intens als Jezus praat over zijn dood. Dat is oprechte zorg. De Romeinen zijn gewelddadig en je moet voorzichtig zijn. Als Pilatus op een zeker moment – vertelt Josephus opnieuw in zijn boek – inmengt in een conflict tussen Joden en Samaritanen vallen er honderden doden. Verzet je niet tegen de overheid, het kost je de kop.  

Het blijft altijd zoeken naar: waarom stierf Jezus nu precies? Wat heeft dat nou voor zin? Als ik het goed begrijp vanuit de bijbel heeft het hiermee te maken. Tijdens zijn leven vecht Hij tegen allerlei vormen van donker. Zieken geneest Hij omdat Hij de Zoon van de Schepper is. Mensen die psychisch klem zitten en die door anderen veroordeeld worden zoekt Hij op, Hij heeft ze lief, geneest en vergeeft ze. Ze leven op. Woorden spreekt Hij over hoe je goed kunt leven met elkaar. Allerlei kleuren donker worden zo bestreden. En dan is er het gevecht met het donker zélf, de overste van de duisternis, noemt Jezus hem. Of anders: in het hele sterven komen de rotste kanten van donker in ons naar boven. Zijn vrienden laten Hem in de steek of verraden Hem. Vriendschap, we kennen allemaal, hoop ik, de mooie kanten. Maar je kunt ook bitter teleurgesteld zijn in vriendschap. Of een ander teleurstellen. De kerk kan prachtig zijn, maar we kunnen ook verhipte tegenvallen. Het is de kerkelijke leiding die Jezus, die God in de weg staat en besluit Hem over te leveren. Populisme noemen we het, dat mensen massaal heel makkelijk te beïnvloeden zijn. Heil Hitler gaan roepen. Of “minder, minder, minder”. Of in een voetbalstadion oerwoudgeluiden maken. Hosanna, kruisig Hem…. En soldaten denken niet na, die voeren gewoon een bevel uit, ook al doden ze een onschuldige. Het lijkt haast op ambtenaren die toeslagen behandelen. En de overheid faalt, Pilatus wil graag stadhouder blijven en spreekt een doodvonnis uit terwijl Hij weet dat Jezus onschuldig is.  

Bij Lucas staat dat bijvoorbeeld prachtig beschreven, dat hele rijtje achter elkaar. En als Jezus dan aan het kruis hangt als gevolg van al dat menselijke, onmenselijke handelen, bidt Hij: Vader vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen. Dat is wat Jezus anders maakt dan alle Messiassen uit zijn dagen, dat is waar Hij God laat zien. Gods liefde wint het van onze haat, van onze lafheid, van ons dom meeschreeuwen met de massa. Het is precies wat Flavius Josephus schrijft in dat zinnetje over de eerste christenen: 

64Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. 

Ik weet niet of God het niet anders had kunnen laten zien dan zo. Maar ik weet wel dat Hij het zo laat zien en dat Jezus het als een verzoeking ziet als Simon Petrus Hem daarvan wil weerhouden. . Zijn trouw, zijn liefde, dwars door onze ontrouw, angst, lafheid heen. Zo weten we zeker, zo laat Hij zien dat Hij van ons houdt. En volgeling zijn betekent om te beginnen: ontvang die liefde. Dat is wat de leerlingen op de Paasmorgen krijgen, díe liefde, eeuwige liefde. Vrede voor jullie, dat wordt ze gezegd als antwoord op hun lafheid, hun halve vriendschap. Niet kapot te krijgen, die liefde. 

Dat heeft diepe gevolgen voor ze. Wij kennen de uitdrukking “ieder huisje heeft z’n kruisje”. Daarmee bedoelen we dat overal wel wat is. Dat is bijna altijd waar. Er zijn weinig huizen in Baalder waar ik de afgelopen 12 jaar niet ben geweest, omdat er iets verdrietigs of zorgelijks was. En toch gaat het bij wat Jezus zegt over “je kruis opnemen” daar niet over. Dat is dat de leerlingen zich zó laten beïnvloeden, sturen, zenden, dat ze de wereld ingaan om die liefde te delen. Ze gaven hun banen op, hun huizen, hun zekerheden. En zelfs hun leven. Van Petrus vermoeden we dat hij in Rome aan een kruis is gestorven. Van Jacobus, de broer van Johannes wordt verteld dat hij in Jeruzalem gevangen wordt genomen vanwege zijn geloof in Jezus en sterft.  

Paulus kan het ook wel “delen in het lijden van Christus noemen”. Het is dus eerder dat je je niet onttrekt aan het lijden van deze wereld, maar mensen opzoekt die in de gevangenis zitten. Mensen een plek geeft die zwerver zijn of vluchteling. Mensen die geen geld of eten hebben zorgen dat ze ook te eten hebben. Mensen opzoekt van wie wij dan zeggen “ieder huisje heeft z’n kruisje”. Maar jij draagt een stukje kruis, als je bij een zieke op bezoek gaat en je ziet er tegenop. OF als je heel trouw bent naar je zieke buurvrouw, je eenzame overbuurman terwijl je het eng vindt om naar hem toe te gaan, beetje spannend en er misschien ook wel geen zin in hebt. Het is wat Jezus in de bergrede noemt “meer dan het gewone”. Het stapje verder, twee stapjes verder, omdat Christus talloze stapjes doet naar ons en mensen die van God ver weg zijn.  

Dat bedenk ik niet, dat vertelt in hoofdstuk 25. Het betekent ook dat waar het te pas komt je vertelt over je geloof in Christus. Wie is Hij nou voor je? Of dat je op een verjaardag of op je werk opkomt als er mensen worden gediscrimineerd of gepest of seksistisch benaderd, waar vrouwen als ding worden gezien. Het betekent ook dat je je best doet om deze gemeenschap in stand te houden, maar dan niet omdat de kerk een besloten club is, maar één van de manieren waarop God hier in Hardenberg onder de mensen wil zijn. Het geeft je dus alles, geluk, liefde, voorspoed om mij ook. Zie al het geluk dat je ten deel valt maar als geschenk van de Vader die heel hartelijk is, de Schepper met de royale schepping. Maar maak het niet te comfortabel, laat het daar niet bij, want dan ontkracht je de liefde van Christus. Want het vraagt ook wat. God geeft ons al zijn liefde, maar Hij wil ook liefde in ons oproepen. Dat kóst je dus wat. 

Ook geld, ik ben zielsblij dat de kerkbalans tot nu toe lijkt mee te vallen. Super, t.t.v. inflatie dat we met elkaar meer opbrengen. Tegelijk denk ik dat de leerlingen van Jezus niet zo heel veel begrepen zouden hebben van dat we het te koud vonden om met 15 graden in de kerk te zitten. Prima, dat we alle wijken hebben laten delen: allemaal de helft diensten minder. Dat is christelijk, lasten delen En ik was net als velen van jullie een aantal keren hier in de kerk en in Heemse op zondagen dat ik niet hoefde te voorgaan of zoals nu wel. Prachtig die volle kerk, maar het is ergens ook armoede, dat we voor God niet ook gewoon even een uur in de kerk willen zitten met een dikke jas aan. Ook daar geldt: en wat mag het je nou kosten? 

Ik lees nog een keer dat citaat van Josephus, die niet in Jezus geloofde. En ik lees het met drie vragen voor ons en laten we het erover hebben: wie zeggen wij nou dat Hij is, wat ontvangen we van Hem en wat mag Hij van ons vragen? Dit citaat: 

3In die tijd leefde Jezus, een wijs man, voor zover het geoorloofd is hem een man te noemen. Hij verrichtte namelijk daden die onmogelijk geacht werden, en hij was leermeester van mensen die met vreugde de waarheid tot zich namen. En veel Joden alsook velen van de Grieken bracht hij tot zich. Hij was de Christus. 64Ook nadat Pilatus hem op aanwijzing van de eerste mannen bij ons de straf van het kruis had opgelegd, gaven zij die het eerst in liefde waren gaan leven niet op. Hij was namelijk aan hen verschenen op de derde dag, opnieuw levend. De goddelijke profeten hadden die dingen en ontelbare andere wonderlijke dingen over hem gezegd. Tot op de dag van heden is de naar hem genoemde groep van de christenen niet verdwenen.  

amen.