Overdenking zondag 20 april 1e Paasdag.

Overdenking zondag 20 april 1e Paasdag.

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,

Een tijdje geleden hebben we het hier gehad over “geloof en wetenschap”, We hebben toen vooral gefocust op de vraag: kan het verhaal van de bijbel en de schepping samengaan met de oerknal? Dat was toen een mooie, spannende dienst. Voor wie er niet bij was toen, ik wil je de preek nog wel een keer sturen. Maar nu is het eigenlijk nog veel spannender. Want de vraag of Jezus is opgestaan, of dat een feit is of een fabel, dat maakt heel veel uit. Voor mij: het maakt álles uit. Of ik hier sprookjes sta te vertellen of dat God leeft. Maar dat geldt niet alleen voor mij.

Want het idee dat Jezus wél is opgestaan is het christelijke fundament onder het vertrouwen dat als wij komen te sterven dat er dan leven is voor ons door de dood heen. Soldaten die in de tweede wereldoorlog als jonge jongens stierven, hun leven gaven voor een vreemd land, deden dat vaak met ontiegelijk veel angst én met een vreemd vertrouwen dat als ze wél zouden sterven, dat ze veilig zijn bij God. Jacobus, de broer van Johannes en Stefanus – naar wie de kerk in Hardenberg – in Hardenberg is genoemd zijn de eerste gelovigen die vanwege hun geloof in Jezus sterven. En ze doen dat in het vertrouwen dat Jezus leeft. Als dat nou niet het geval is…, dan valt het fundament onder dat vertrouwen wég.

Maar er speelt nog iets. Het heeft ook te maken met of als je je leven hebt vergooid en je iets niet meer kunt terugdraaien, blijft dat verleden dan aan je kleven? Is er een tweede kans, een derde, zevenmaal, zeventigmaal? Petrus heeft niet alleen Jezus verloochend uit angst, maar ook zichzelf. Hij hield om de drommel wel van Jezus. Heel veel. Maar de angst is groter. Het is herkenbaar: wij zijn vaak bang voor mensen, voor wat de ander van ons denkt. Daarom doen we onszelf anders voor, zijn we niet echt. Maar je raakt jezelf kwijt, je doet jezelf geweld aan. En soms, zoals bij Petrus, laat je een ander keihard vallen. Petrus zal blij zijn geweest met dat hij Jezus weer zag, maar zijn geweten zal ook zijn gaan knagen. Kun je leven met jezelf met je donkere kanten? Dat Jezus “vrede” zegt als Hij zijn leerlingen ziet, dan is dat het begin van de opluchting. Vergeving, nieuwe kans, het zit óók aan het verhaal van het kruis. In de kerk zijn we vaak bezig met omzien naar mensen. En dan naar mensen die op de één of andere manier zijn vastgelopen. Door ziekte, omdat ze moesten vluchten, omdat ze een puinhoop van hun leven maken. We blijven maar naar die mensen omzien, 70x 7 maal. En ten diepste doen we dat omdat we dat leren, krijgen van Jezus. Tijdens zijn leven ziet Hij naar mensen in het donker om. Tijdens zijn dood doet Hij dat. En ná zijn dood. Nou, Petrus…, je ziet er vast tegenop om mij te zien, maar ik zoek jou op. Niet om je uit te kafferen, maar om je vrede te wensen. Grandioos. Het hangt állemaal samen met dat Jezus opstaat.

De evangelisten – dat zijn de vier mensen die over Jezus een boek hebben geschreven – grijpen regelmatig terug op wat wij noemen “het oude testament”. Dat is voor de Joodse mensen dé bijbel. Dat is terecht. Er zit een soort van vervolg in, tussen die twee delen van de bijbel. In het oude testament zie je ook dat God mensen vergeeft. Of soms een heel volk een nieuwe kans geeft. En nóg één. En nóg één. Wat Jezus in die zin doet is niet totaal nieuw. Het is dezelfde God. En ook in het oude testament zijn er soms totaal uitzichtloze situaties. Dat je denkt: dit komt nóóit meer goed. Dit loopt hartstikke dood op deze manier. En dat er dan tóch weer een nieuw begin is. Dat God een nieuwe weg opent. Maar het is óók gewoon zo, dat wat er nu in Jezus, met Jezus, dóór Jezus gebeurt echt nóg verder gaat. Om te beginnen is het wel ongelooflijk donker. Als het wáár is – en Jezus zegt dat het waar is en tallozen, ik ook, denken dat het zo is – dat Hij van God komt. Als het wáár is dat God zo hartelijk en liefdevol is als Jezus laat zien, dan is het toch een ongelooflijk dieptepunt dat de leiding van de kerk en heel veel mensen uit het Joodse volk Hem dood willen hebben. Dat is het ergste wat je kunt doen. Iemand dood maken. Dat die er niet meer is. Dat je niet meer wilt horen wat diegene te zeggen heeft.

Het is een ultiem dieptepunt in de geschiedenis, de relatie tussen God en de mensen. Maar dat dat ultieme dieptepunt slaat dus om in een ultiem hoogtepunt. Je zou kunnen zeggen – of ik denk gewoon dat het zo is – dat God nog meer laat zien hoeveel Hij van ons houdt. Zelfs als we Hem totaal afwijzen, blijft Hij ons liefhebben. De liefde overwint de haat, het kwaad, de dood. Bizar, in veel opzichten. Dat je zóveel van mensen kunt houden. Maar ook…., dat je de dood overwint! Is dat nou geen fabel?

Heel veel theologen – bijna alle – zijn het erover eens (ikke ook😊) dat die vier mensen die een boek, een evangelie  – goede boodschap betekent dat – over Jezus hebben gemaakt dat boek NIET geschreven zouden hebben als Jezus niet door de dood heen aan mensen zou zijn verschenen als levende. Ik gebruik bewust het woord “verschijnen”. Dat is wat Johannes in dit hoofdstuk ook gebruikt. Het is dezelfde Jezus, Hij is herkenbaar. En tegelijkertijd is Hij ook ánders. Door de dood heen verschijnt Hij als de levende. Ik weet ook niet precies hoe ik dat anders moet zeggen. Misschien nog het beste met het beeld van de vlinder, die eerst rups was en door een cocon dezelfde rups is maar ook ánders. Mooier nog. En ik realiseer me – ook na 38 jaar – dat het een heel bijzonder verhaal is. Enig in z’n soort. Zowel vanuit de vraag: dit kán toch niet? Dit moet toch een fabel zijn. Als ook uit het idee: je moet wel bizar veel van mensen houden…. En de vraag is: durven wij, durf jij, durf ik, durft u je toe te vertrouwen aan dit verhaal? In het Grieks is er het woordje “pistis”. Het betekent beide: geloven – dat het waar is – en vertrouwen op die liefde.

In de evangelieverhalen vind je diezelfde absurditeit. Dit kán toch niet! Het begint al met Maria die bij het graf komt. Jezus is door geweld om het leven gekomen. Er is nog steeds de dreiging, de leerlingen zijn bang. Het is dus al heel wat dat Maria in het donker – nog voor zonsondergang – naar dat graf gaat. Er staat een woordje dat zowel “donker” van de nacht als “donker van alle shit” kan betekenen. Dat graf is leeg. Het eerste waar zij aan denkt is: bizar…. Dat mensen zó rot kunnen doen. Grafschennis. Hoe dúrven ze, dan ben je wel heel diep gezonken! Ze roept Petrus en Johannes erbij en bij Johannes gaat een lichtje branden. Zou het…., het ongedachte? Sterker dan de dood… Maar dus ook: sterker dan de haat!!!!? Het sterkste komt die absurditeit, het bizarre, het ongelooflijke, maar als het waar is…, hoe geweldig is het dan!!!!! Het sterkste komt die absurditeit tot uitdrukking bij Thomas!

Johannes is een bijzondere schrijver. Bij hem staan woorden er nooit zomaar. Vaak hebben ze een dubbele bodem. Thomas, een paar keer staat er achter zijn naam “dat is in onze taal tweeling”. Dat staat er niet voor niks. Thomas, dat is twee zielen in één borst. De ziel die het dolgraag wil geloven én de ziel die zegt “dit kán gewoon niet”. Ik ben zó blij dat hij in het evangelie van Johannes zó’n grote rol speelt in het paasverhaal. De andere drie hebben het niet. Misschien heeft Thomas wel een tweelingzus of broer. Maar dat is niet de reden waarom Johannes het zo benoemt. Telkens als het over “sterven” gaat, zet Johannes bij hem het woordje “tweeling” erbij.

Eerst maar dit: Thomas wil met zijn hoofd zeker weten dat Jezus écht is verschenen. Verifiëren, de waarheid checken. Jullie hebben een spook gezien in je verdriet. Alleen als ik mijn vingers leg in de plek waar die speer heeft gezeten. Alleen als ik de littekens in zijn handen zie…, dan. Gebruik je hoofd! Maar het is ook het andere: ik wil dus ook écht zien, dat Hij het is en dat Hij met die wonden – met wat Hem is aangedaan – vrede zegt. Dat die liefde betrouwbaar is. Dat de liefde het wint van de haat, het leven van de dood, het licht van het donker. En dan komt Jezus dus, Hij toont zijn handen en zijn zij en wenst Thomas en de anderen vrede. Thomas stamelt…, mijn Heer en mijn God…..

Dan volgt het verhaal bij het meer. Daar wil ik jullie wat van zeggen. Ik ben Thomas. Misschien zijn jullie het ook. Ik wil dit dolgraag geloven en ik vind het zó absurd. Ik geloof het ook met heel mijn wezen, daar zonder ben ik niet zoveel. Dan verlies ik hoop. Dan overvalt alle ellende van deze wereld me en gaat met me aan de haal. Maar het blijft zó absurd. Ik hoor bij de mensen die niet zien en toch proberen te geloven. En toch.., toch heb ik op een bepaalde manier het idee dat ik het wél heb gezien. Ik wil proberen jullie daar deel van te laten zijn.

Een aantal keren was ik op dit plekje. Het is vlakbij het meer van Galilea. Dit zou het plekje zijn waar Jezus zijn leerlingen ontmoet, bij de visvangst. Vlakbij ligt de stad, Kafarnaüm. Dat is hun veilige haven, letterlijk en figuurlijk. Als ze teruggaan naar huis, na alles wat er is gebeurd in Jeruzalem, dan pakt Petrus – hij natuurlijk – het voortouw. We gaan vissen. En dan is er die ontmoeting met de levende Heer. Een beetje verderop ligt déze plek. Het is de plek waarvan Mattheüs – een van de andere 4 – vertelt dat Jezus dáár aan de leerlingen verschijnt. Om ze vervolgens de wereld in te sturen. Ga over mij vertellen, dat ik leef, wat ik jullie heb geleerd op deze berg “behandel andere mensen zoals je zelf behandeld wilt worden”. Het je vijanden lief, zoals ik dat doe…..

Ik heb het bewijs niet. Niemand. Ik ben Thomas. Maar wat me toen en daar zó trof was: die leerlingen moeten gewoon bang zijn geweest. Het is heel logisch – denk maar na, wat zou jij doen – dat ze met de staart tussen de benen teruggaan naar huis. Hun oude leventje oppakken, misschien wel onderduiken op het meer. In de anonimiteit. Maar niets is minder waar. Ze verlaten hun netten, ze worden vissers van mensen. Ze gaan optreden in het openbaar. Ze vertellen over Jezus. Sterker nog, één van de mannen die er nú bij is, Jacobus, zal vrij kort daarna zijn leven verliezen vanwege zijn geloof in Jezus. Dat is voor mij een soort van bewijs! Je gaat toch niet je leven wagen, over Jezus vertellen als het bij zijn kruisdood gebleven zou zijn? Je gaat – hoe onwaarschijnlijk ook – toch alleen vertellen over Hem omdat je Hem lévend hebt gezien!!!!!! Omdat Hij leeft…..

Dat besef, dat vertrouwen, dat heeft mannen als Petrus en Andreas én ook Thomas – de tweeling, de twee zielen in één borst – gedreven om op pad te gaan. Als zij dat niet hadden gedaan, dan hadden wij hier niet gezeten. Als zij dat niet hadden gedaan, dan was Frits de Zwerver en al die andere mensen in het verzet niet zo dapper geweest om hun leven op het spel te zetten. Als zij dat niet hadden gedaan, en de Heer niet zou zijn verschenen, dan heb ik al die 38 jaren aan sterfbedden gezeten en mensen in vertrouwen zien sterven voor Jan Jurk. En dat kan ik niet geloven. Dan heeft al dat helpen van mensen die hun leven verknooien geen zin. Toen ik met eigen ogen zag – niet dat de Heer verscheen, of misschien…, juist wél, want het overtuigde me diep – hoe krankzinnig het was dat ze hun veiligheid en alles verlieten, toen snapte ik dat Thomas in diepe verwondering zei: mijn Heer en mijn God.

En ergens, lieve allemaal, hoop ik dat jullie je ook aan dit verhaal van deze levende Heer weten toe te vertrouwen. Misschien wel als Thomas, met twee zielen in één borst. Die ene die zegt….: ik kan dit niet geloven. En die andere die zich ergens toevertrouwt met “mijn Heer en mijn God…. Amen.