Overdenking dienst van 11 mei

Overdenking dienst van 11 mei

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,

Natuurlijk roept het verhaal van Jona altijd de vraag op of het écht gebeurd is, met die vis. Zoals je ook de vraag kunt stellen of Jezus écht is opgestaan uit de doden en of het 153 vissen waren, precies……

Maar als we het alleen dáárover gaan hebben, dan blijven we op de hoogte van het verstand. Is het precies zo gebeurd? Het evangelie graaft letterlijk wat dieper: het gaat over het hárt en dán pas over het verstand.  Als ik dat punt in één zin moet/mag samenvatten:

  • Geloven we/vertrouwen we, dat Gods liefde mensen kan bereiken in de meest hopeloze situaties in de levens van mensen en samenlevingen en daar onverwachte wonderen/keerpunten in kan bereiken? Geloven we dat dát echt kan én gebeurt? En gebeurd is bij Jona, bij Jezus, bij Petrus, bij al die mensen in Ninevé?

Die vraag is belangrijker. Ik ga het proberen uit te leggen en ik hoop dat het ons allemaal positief raakt. Dat het ons vertrouwen in God verdiept. En dat we begrijpen wat onze vrolijke en pittige opdracht is als gemeente en in dit geval voor Jelto en Janet in het bijzonder.

Jona. Zijn naam betekent “duif”. En hij staat als profeet symbool voor het volk Israël. Dat is hét door God uitverkoren volk. Het volk waar de Heer van houdt. Maar dat is geen liefde die je voor jezelf mag houden. Want als ooit Abraham wordt geroepen door God, aan het begin, dan is het de bedoeling dat in Abraham óók de andere volken zullen worden gezegend, betrokken. Straks aan het einde van de dienst zingen we een vrolijk lied over de zegen die we ontvangen. Die is er om te delen met wie ook maar op je pad komt. Ook de mensen die misschien ver van je af staan.

Dat is iets dat telkens weer gebeurt. We kunnen in “hokjes” terechtkomen. Onze kerk…., onze God, ons volk. Ons heil. Ons geld…. Misschien ook wel de God voor wat anderen, maar zeker niet de mensen die heel ver van ons afstaan. Vul misschien zelf maar eerlijk in: wie zou dat zijn, wie is dat voor jou? Zijn het je buren? Zijn het buitenlanders, zijn het mensen met een ander geloof, Moslims of nog weer anders, zijn het????

Voor Jona zijn het de mensen in Ninevé. Dat ligt hier, in Assyrië. En die Assyriërs, die hebben de Joden in de loop der geschiedenis een hoop ellende bezorgd. Daar is veel over te vertellen, maar in elk geval dit: in 722 zijn de tien stammen van Israël – Noord-Israël – gedeporteerd naar Assyrië. Ook naar Ninevé. Jona zelf leeft rond 750 voor Jezus, maar de meeste theologen denken dat zijn boekje veel later is geschreven, dus nádat de stammen zijn weggevoerd. Eigenlijk doet het er niet zo heel veel toe: Jona – duif – moet richting Ninevé. Dat zijn die rotlui daar. Hij moet gaan zeggen – en dat is spannend genoeg, want wie weet slaan ze hem wel in elkaar of gooien ze hem in de gevangenis – dat de Ninevieten hun leven moeten beteren. Want anders loopt het niet goed met ze af.

Dat is ergens ook wat Jona hoopt….., dat het niet goed afloopt met die lui. Maar zijn diepste angst is, dat de Heer, de God van Israël zó liefdevol is, dat het wél goed gaat aflopen. Dat wil Hij liever niet – want hij is geen fan van de Ninevieten. En ergens gelooft hij het ook niet: dat spul verander je tóch niet. Daarom loopt hij weg. Voor zichzelf, voor God. Daarmee verloochent hij – ik gebruik het woord bewust – zijn God, zijn naam – duif, dat is de vogel die door Noach erop uit wordt gestuurd of ergens al weer een stukje bewoonbare wereld is. Jona komt daarmee in een diepe crisis. Water is in de bijbel de plek waar de vissen kunnen leven, maar de mensen niet. Die stikken daar, die sterven daar. Die moeten worden opgevist. Gered. Zoals de Ninevieten gered moeten worden. Jona leert eerst zélf wat het is om heel diep te zinken. Of anders: hij leert aan den lijve dat God je nooit in de steek laat, zelfs niet als je dat met Hém wel doet. Eigenlijk gebeurt dit met Jona, wat in psalm 139 staat:

7Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?

8Klom ik op naar de hemel – U tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – U bent daar.

9Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee,

10ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden.

11Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht,’

12ook dan zou het duister voor U niet donker zijn – de nacht zou oplichten als de dag,

het duister helder zijn als het licht.

En uiteindelijk gáát Jona. Hij is zélf gered uit de diepste diepten, waar God hem de hand toestak in die vis. Hij gaat naar Ninevé en – o wat ingewikkeld… – de Ninevieten laten zich aanspreken door de God van Israël. Jona vindt het zó moeilijk…..,  die liefde van God.

Dat brengt me bij het verhaal van Jezus. Als Hij zijn weg begint, dan wordt Hij gedoopt, gaat Hij onder in het water, net als Jona. Als Hij uit het water komt, dan komt er een duif, jawel!, de Geest op zijn hoofd. Een Jona, een duif op zijn hoofd en die zendt Hem uit.

Als Hij sterft aan het  einde van zijn weg, dan gaat Hij opnieuw onder in de dood. In dit geval doden de mensen de Zoon, de liefde van God. Veel dieper kun je niet zinken als mensheid. Maar opnieuw blijkt de liefde van God sterker dan het kwaad van de mensen. Jezus staat op! En dit is de derde keer dat Hij verschijnt aan zijn leerlingen. Daar zit sowieso ook alles al in, in dat getal drie. Drie is: dit duurt zó lang, dit is hopeloos, dit komt niet meer goed…. Jona zinkt diep en na drie dagen spuwt de vis hem uit. Tóch leven! Jezus vergelijkt zijn sterven met Jona en zegt “op de derde dag, als jullie denken dat het hopeloos is”, dan sta ik op. En nu…, de leerlingen zijn aan het vissen en ze vangen niks. Een hele nacht zwoegen, ploeteren. Het wordt niet meer wat. En dan verschijnt Jezus en zegt: gooi het net uit aan de andere kant! 153 vissen worden het!! Er zijn heel veel verschillende uitleggingen van dit getal. Eigenlijk zijn de bijbelgeleerden het erover eens, dat we de precieze betekenis niet kennen. Maar iedereen zegt wel: het gaat overduidelijk om een enorm getal van allemaal vissen. En die vissen staan symbool voor mensen die worden opgevist door de liefde van God. Ook mensen die héél ver van je af staan. Onderschat nóóit de kracht van de liefde van de man aan de oever.

En dan is er het gesprek met Simon Petrus. Met drie keer – daar is het getal – de vraag: hou je van me? Petrus is zichzelf heel naar tegengekomen. Je hebt een bepaald beeld van jezelf – ik ben dapper, ik laat je niet in de steek, ik ben je beste vriend, ik hou van je – en dat beeld brokkelt af. Schaamte over jezelf, schaamte naar Jezus. Petrus zal dubbele gevoelens hebben gehad bij de opstanding van Jezus. Ongelooflijk blij aan de ene kant, maar aan de andere kant: nu kan ik ook een confrontatie met Hem én met mezelf niet ontlopen. Drie keer heeft Petrus gezegd “ik ken hem niet”. Veel erger kan het niet, drie keer…, dit komt niet meer goed. Maar met déze vraag – waarbij Jezus heel goed luistert naar Petrus, waarbij Jezus zijn hart én zijn oor deelt met Petrus – geeft Jezus Petrus zijn eigenwaarde terug. Petrus, je zei wel dat je mij niet kende, maar dat was je angst, toch? Die nam het over? Want Petrus, hou je van me? Ja, Heer, ja, ja….. Maar die angst nam het over. Ik bevroor, ik vluchtte…., ik verloor mijn eigenwaarde, mijn vertrouwen in U.

Waar Jona – de duif – wegloopt omdat Hij God te liefdevol vindt en niet naar die mensen die hij waardeloos vindt wil gaan, daar is Petrus bang. Hoe gaaf, dat Jezus tegen hem zegt: weid mijn lammetjes, als eerste. De kleintjes…, de bange, Petrus, dat kún jij vast goed, want jij begrijpt van binnenuit dat je soms helemaal geen held bent. En vanaf nu begrijp jij ook dat je mét al je angsten bij mij mag horen. Ga zó de wereld in en vertel ze van mijn liefde. De angstige mensen, de mensen die ver van je afstaan misschien ook wel. Soms wonen ze misschien wel vlakbij, je buren……

Vandaag horen wij dit als gemeente, als volgelingen van Jezus. Gods liefde gaat heel ver. Naar Ninevieten, naar angstige Petrussen, naar onwillige Jona’s. Naar ons. Vandaag zien we dat Janet en Jelto – en ik weet dat ze dit goed kunnen – ouderling worden en mensen mogen gaan opzoeken aan de Beekberg en de Polberg. Met hun sterke kanten en hun zwakke kanten, die hebben ze vast allebei. Zijn staan nu wat centraal. Maar de liefde van God is er voor ons allemaal. Wie we ook zijn. En dus óók om met die liefde, vanuit die liefde anderen te benaderen. Amen.