Overdenking Baalderdienst 10 maart

Overdenking Baalderdienst 10 maart

Lieve grote en kleine kinderen van God,

Als ik het verhaal van de vier mensen die de verlamde man binnenbrengen bij Jezus hoor, dan moet ik altijd denken aan dominee Wielinga. Dat was een heel oude en heel aardige dominee waar ik wel eens op bezoek kwam toen ik nog op de domineesschool zat in Kampen. Kijk, toen zag ik er zo uit, maar dat gaan jullie vast niet doorvertellen.

Dominee Wielinga was toen al 80. Een soort opa voor mij. Maar van opa’s kun vaak je heel veel leren. Dominee Wielenga kon, net als Rick, niet lopen, of niet goed lopen. Hij had als kind polio gehad. Dat gebeurt vandaag gelukkig niet meer, omdat verreweg de meeste baby’s daar een prik tegen krijgen, de DKTP(olio) prik. Maar die was er toen nog niet. Dus hij strompelde altijd. Als kind kon hij dus nooit tikkertje doen, niet voetballen, noem maar op. En toen hij groot was, kon hij alleen maar heel moeilijk lopen en moest hij vaak in een rolstoel. Hij was ook vader, had een paar kinderen, maar daar kon hij natuurlijk niet echt mee spelen. En weet je wat ik nou zo bijzonder vond aan hem, behalve dat hij zo aardig was. Dit, het verhaal van de verlamde man, die door Jezus werd beter gemaakt, dat was zijn favoriete verhaal. Dat vond ik raar. Het gaat over een man die beter wordt gemaakt, maar ds. Wielenga is nooit beter geworden. Ik zei: wat vindt u dan zo mooi aan dat verhaal? Nou zei hij, dat Jezus tegen die man zegt “je zonden zijn je vergeven”.

Hè, zei ik, bent u dan zo zondig? Doet u dan zo vaak dingen verkeerd? En is lopen voor u niet veel belangrijker dan zondenvergeving? Wim, zei hij, dat vind je misschien wel heel gek. Maar je hebt gelijk, ik ben geen grote misdadiger of zo. Sterker nog, als ik wat wegpik uit een winkel dan kan ik toch niet wegrennen. Maar ik ben niet perfect. Ik maak écht fouten. Ik zeg wel eens heel nare dingen over mensen. Ik ga je niet alles van mezelf vertellen, maar, geloof me, ik ben niet perfect. Op mijn levenspad, dat ik strompelend ga, ga ik soms flink de mist in. En ik denk dat dat van ons allemaal hier geldt, in de sporthal.

Wim, wat ik nou zo belangrijk vind is dat ik weet dat God, die mij en jou en ons allemaal gemaakt heeft, dat die van me houdt. Ook als ik stom doe, als ik fouten maak. Dat Hij dat vergeeft. En natuurlijk had ik graag willen lopen en rennen en spelen, toen ik op school zat en later kinderen en kleinkinderen kreeg. Maar wat ik nog belangrijker vind is dat er van me gehouden wordt, met alles wat in me is. Met wie ik ben, met hoe ik ben, met dat moeizame lopen, met de dingen die ik goed doe en die ik fout doe. Dat vond ik ook altijd zo mooi, dat God tegen mij zei: Lodewijk – hij heette Lodewijk – misschien kun je niet zo goed lopen, je bent niet perfect, maar je kunt wél naar andere mensen omzien, je kunt je handen gebruiken om anderen te helpen, je kunt ook al loop je niet zo hard, wel op bezoek gaan bij mensen om ze te troosten. Jij mag meedoen in het leven om er iets goeds van te maken.

Een tijdje later is dominee Wielenga gestorven. Ik was erbij toen de begrafenis was. Het was een blije dienst en op zijn grafsteen staat “kind, je zonden zijn je vergeven”. Dat heb ik van ds. Wielenga geleerd, dat ieder mens bij God hoort en van ons houdt – of je nou wel of niet kunt lopen, wel of geen fouten maakt”. En ik vind het wel mooi dat ik dat verhaal van die oude dominee vandaag aan jullie mag doorgeven. We gaan er een lied over zingen, dat iedereen mag meedoen én wat voor een ander kan betekenen. Handen heb je om te geven…..