‘Nooit meer van God los’
Lieve mensen,
Ik ga twee dingen combineren. Een verhaal van twee mensen uit de gemeente en een verhaal van mezelf. En daarbij ook nog een verhaal van mevrouw Kremer. Ze woonde lang aan de Gramsbergerweg met haar man. Hun woning is nu opgekocht door Kids en ko. Ze overleed in 2018, nu ruim vijf jaar geleden. Haar mooiste plekje was hier, in het Engelandse bos. Dat snap ik, ik kom er ook vaak. Zij vroeger ook, toen ze als klein meisje van een jaar of 7 samen met haar broertje voor haar vader altijd op zondagmorgen zijn koeien melkte. “Het nieuwe land”, zo heette het stukje gras toen. Ze deed het uit liefde voor haar vader, want die moest altijd zo hard werken.
Daar is ook haar liefde ontstaan voor psalm 23.
De HEER is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
2Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
3Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van zijn naam.
4
Al gaat mijn weg
door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
uw stok en uw staf,
zij geven mij moed.
Mevrouw Kremer heeft die psalm in twee zinnen samengevat en ik vergeet ze nooit meer. Telkens als ik bij dat gras kom komen ze boven:
De Heer is mijn herder.
Meer heb ik niet nodig,
Met minder kan ik niet toe.
Fantastisch toch, zo in twee zinnen iets heel dieps zeggen. De psalm is voor heel veel mensen van enorme waarde. Het is misschien wel de meest gelezen psalm ooit. In voorspoed én in tegenspoed en soms in allebei. Er zijn mensen onder ons die dit lied hebben opgegeven. Ze gingen en gaan door een moeilijke tijd heen. Dat is nog zo vers, dat ze er liever niet in het openbaar over praten, maar ik mag er wel wat over zeggen.
Het zegt iets over “een herder en een schaap”, een vis en het water, het paard en de stal. Een soort van “thuiskomen, basisveiligheid, ook als het letterlijk en figuurlijk doodeng is.
Ik ga mijn liedje ernaast leggen. Het komt van Hans de Booij. Je moet wat ouder zijn om die naam te kennen. In de jaren 80 had hij grote hits. Annabel was er eentje. Annabel, het wordt niets zonder jou, Annabel. Gerda en ik maakten er ons eigen liedje van naar elkaar “van der Wel, het wordt niets zonder jou, van der Wel….”
Hans de Booij heeft een leven gehad vol seks en drank en vrouwen. Hij ontdekte op latere leeftijd dat hij autisme had en dat veel van zijn levenshoogten en vooral diepten daardoor zijn gekomen. In coronatijd lag hij op de IC in Amsterdam. Bijna dood te gaan. En toen kwam het zover dat hij ging bidden. Opeens. Na 50 jaar, zo vertelde hij. Hoe bijzonder is dat, dat dan opeens dat verlangen de kop opsteekt. Kwam dat opeens boven. Ik kende zelfs het Onze Vader nog, zei hij. Het gaf en geeft hem intens veel rust. Hij vertelde het bij Khalid en Sophie, op tv. Je zag niet meer de mooie jongen van vroeger, de womanizer. Je zag een door het leven getekend mens, die zijn rust had gevonden. Die rust, die herken ik. Voor mij is dat niet iets van pas geleden, maar al heel lang. Het is de drijfveer van waarom ik dominee ben. Maar die zinnen van Hans de Booij, die komen zo raak en eerlijk over:
Onbetaalbaar, overtuigd, ik gun het je zo graag, omdat je ervan juicht, als je buigt. Nooit meer van God los. De Heer is mijn herder, meer heb ik niet nodig, met minder kan ik niet toe.