‘Vieren dat we sámen een gemeente zijn’.
Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Als jochie heb ik vroeger vaak gevist. Na mijn 12e eigenlijk nooit meer. Het leukste is natuurlijk het vangen van de vis. Beet hebben is ook al fantastisch. Het is spannend. Dobber gaat onder, lukt het wel of niet om die vis aan te slaan. Maar als je een hele middag zit en er gebeurt niks…., dat frustreert. De leerlingen van Jezus zijn ook knap gefrustreerd. Ze hebben een hele nacht gevist en niks gevangen. Het is hún werk en je wilt graag dat het resultaat heeft.
Het frustreert ook als je heel hard voor je proefwerk Engels of Wiskunde leert en je haalt een drie. Of, ook, denk even aan mijn collega Bert die gestopt is als dominee: dat je erg je best doet in je werk en je ziet weinig of geen resultaat. Terwijl je jaren je best doet. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik niet kan snappen wat hem bezielt. Om jullie gewoon de cijfers te geven: in 2013 waren er in onze wijk 1250 mensen lid, nu nog ongeveer 870. Of als je oprecht boer bent, zoals zovelen dat zijn en je blijft maar onzeker door de regering of je verder kunt, hoe je verder kunt, terwijl je zo van je werk houdt. Het leven frustreert soms behoorlijk. En nu een overgang!
Wij vieren vandaag! Dat klinkt als een vreemde overgang, want ik begin met dingen te benoemen die niet lukken, frustreren. Maar we vieren écht. Wat? Dat we samen gemeente zijn. Want naast de cijfers is er ook echt wat anders te melden. Dat we de overtuiging hebben dat wat we hier beleven, wat we hier vieren zin heeft. Dat wat we proberen in de wijk te doen – ik denk alleen al aan gisteren, de burendag, maar ook de moestuin, het noaberschap, kerkdiensten die laagdrempelig zijn – zinvol is. Hoop geeft, vreugde. Steun in rotte en zware tijden. En het is super dat jullie er allemaal zijn en dat je het belangrijk vindt om hier te zijn. Het is super dat we zo mensen gaan bevestigen die mee willen helpen. Als dank aan God, als cadeau aan God, een steentje bijdragen of een steen aan de gemeenschap hier. Het is super ook dat we volgende dienst Ellen Kapteijn gaan dopen. Er gebeurt veel goeds. Durf het te zien en te ontvangen!
Ik duik – bijna letterlijk, want het gaat over water – verder met jullie het verhaal in. Vorige keer lazen we over het allereerste wat Jezus deed. Je zou het kunnen vergelijken met dat je een nieuw project in de markt wilt zetten. Dat doe je met een goede marketingstrategie. Jezus kiest ervoor om voor het eerst in het openbaar te verschijnen door zich te laten dopen. Zich zó in de markt te zetten. Dat doet Hij samen met allemaal mensen, die zich bewust waren dat ze in een aantal opzichten gewoon klem liepen met hun leven. Dat vind ik ergens het mooie aan deze gemeenschap. Ik heb het voorrecht dat ik bij velen van jullie in huis mag komen. Er gaat vaak veel goed in jullie huizen. Goddank! Vier dat. Maar er gaat ook van tijd tot tijd wat mis. Soms flink mis. Bij mijzelf is dat niet anders. Dat maakt ons op een bepaalde manier heel verbonden. Niemand van ons is hier zonder vlekje, kleerscheuren. Onkwetsbaar. Al die mensen zoals wij gaan allemaal naar Johannes de doper die zegt “kom maar met die kwetsbaarheden, met pijn, met mislukking, wees er eerlijk over en laat je in dat alles door God liefhebben”. Beter maken, vergeven, genezen, hoe ook. Daar komt Jezus voor. Om namens God kwetsbare mensen nabij te zijn, lief te hebben, te troosten. Daarom laat Hij zich dopen. Gaat mee in hun levens, ook in de diepte als er dingen mis gaan. En Hij staat op uit het water en helpt mensen die dreigen te verzuipen om weer in het leven te komen. En waar dat lukt, daar wordt er feest gevierd. Moet je maar eens kijken hoe vaak er van Jezus staat dat Hij een feestmaal houdt. Dat is zijn eerste optreden.
Dan gaat Jezus verder. Hij gaat om te beginnen veel verhalen over God vertellen en daarmee hoopt Hij dat mensen geraakt worden. Dat ze geïnspireerd raken om zich geliefd te voelen. Warmhartig worden voor zichzelf voor anderen. Dat is Hij ook in dit verhaal aan het doen en blijkbaar kan Hij dat heel aansprekend. Er komen veel mensen op af! Hij weet hun verlangen te raken, zelfs als ze misschien bij zichzelf denken: het wordt niet meer wat met mij. Jezus vraagt of Hij in de boot mag zitten. Dat praat makkelijker. Kan Hij vanaf het meer de mensen op het strand toespreken. Akoestisch slim, net zoals het handig is, dat ik hiervoor jullie sta te praten en niet ergens middenin. En dan is er het moment dat Jezus zegt tegen de gefrustreerde vissers “vaar naar diep water en gooi daar je netten uit.” Eigenlijk staan die gefrustreerde vissers symbool voor wat ons in het leven kan raken.
Let op, er zit dus een parallel met de doop van Jezus én deze verhalen rond het meer. Water is de parallel. En klemlopen, gefrustreerd zijn. Water is in de bijbel symbool voor “verzuipen”, voor “donker”. Vissen horen in het water, vertelt Genesis 1. Die kunnen er leven. Maar mensen horen er niet, die horen aan land. Het is niet toevallig, dat de meeste verhalen over Jezus allemaal spelen rond het meer van Galilea, bij het water. Jezus zegt: gooi je netten uit in diep water. Dat doen de leerlingen en de vangst is groot. Eigenlijk zie je dat Jezus zelf daarna de hele tijd doen. Hij gaat toe naar mensen die “diep zitten”. Een vrouw die haar kind verliest, een man die totaal in de war is en bij de oever van het meer woont, totaal geïsoleerd, een tollenaar als Zacheüs, die heel rijk is én totaal geïsoleerd leeft van de wereld om zich heen. Hij zoekt het contact met Petrus als die zichzelf totaal overschreeuwd heeft “ik ben je best friend forever” en zichzelf kapot schaamt als Hij Jezus laat vallen als een baksteen. Petrus voelt dat, ziet het voor zijn ogen gebeuren. Hier is iemand, die zó van God komt, die zo van God vervuld is, die zo’n macht en liefde inéén heeft, dat Hij niet bang is voor diep en donker water, voor dood, voor ziekte, voor mensen die zichzelf kwijt zijn. Maar het geeft hem ook een soort van angst: U kunt mij totaal doorzien…., weet U wel echt wie ik ben? En houdt U dan nog van mij, ga weg…., dat durf ik niet!
Petrus zal tijdens zijn leven met Jezus zichzelf een aantal keren tegenkomen. Soms verrast hij zichzelf positief, soms valt hij zichzelf bitter tegen. En iedere keer is de ervaring: Hij weet mij, Hij kent mij, Hij houdt van mij en met alles wat ik ben, ben ik voor hem de moeite waard en kan ik zelfs van waarde zijn voor Hem.
Want dat is de uitnodiging, het appèl, volg mij, ik zal je vissers van mensen maken. Je mag een rol spelen in het vertellen van de liefde van God. Bij mensen die diep zitten, zichzelf verloren voelen, dat ze de moeite waar zijn van Gods liefde. Let op, Petrus heeft geen theologie gestudeerd, Johannes ook niet. Paulus wel, maar die begrijpt als theoloog eerst helemaal niks van God, integendeel. Het zijn gewone mensen, van vlees en bloed bij wie Jezus, Gods liefde binnenkomt. Mensen in Baalder, Baalderveld, Radewijk, noem het op. Niet anders dan wij. Wij niet anders dan zij.
Dat brengt me naar Romeinen 12, het beeld van het lichaam van Christus en de gemeente. Petrus, Johannes, Andreas, die mannen – samen met Paulus later – zijn pioniers. Ik heb super veel respect voor die kerels. Dat ze dus echt alles achterlieten en Petrus bijvoorbeeld met zijn vrouw daarna allerlei reizen is gaan maken om over God te vertellen. En op den duur, dat ging heel snel eigenlijk, ontstaan er van Italië tot Armenië tot Noord-Afrika overal gemeentetjes. En de wortel ligt ergens bij dít verhaal. Gefrustreerde vissers, de liefde van God in eigen persoon met zoveel liefde en invloed, dat die mannen gáán! Kijk, hier heb je een plaatje van hoe snel dat gaat.
Die gemeenten zijn volgens Paulus lichaam van Christus. Die vergelijking maakt hij vaak. Dat is aan de ene kant een soort functionele vergelijking. In een lichaam heb je handen, voeten, een hart, oren, darmen, noem het op. Als alles z’n werk doet en op de goede plek zit, dan heb je een gezond lichaam. Het doet recht aan hoe God ons mensen maakt. Heel verschillend, God heeft een heel grote fantasie. Hij houdt van ons allemaal evenveel. Het is niet zo dat Hij van de ene mens meer houdt dan van de ander. Ook niet als je bepaalde dingen wel kunt die een ander niet kan of andersom. Soms kom ik hier binnen en dan zeggen mensen “daar komt de baas”. Ik snap dat ergens wel, maar het is gewoon echt niet waar. Er is hier maar één de baas en daarom beginnen we telkens met het aansteken van de Paaskaars. Dat is onze goede Baas! En met elkaar, als we proberen dat te doen waar we goed in zijn en niet te doen wat we niet goed kunnen, dan kunnen we een lichaam zijn, dat best gezond is! Denk gezond over jezelf na, dat vind ik altijd zo’n mooi zinnetje. Met het oog op de genade van God. Die houdt van je om wie je bent en je hoeft niet anders te zijn dan je bent. Dat geeft plezier, ontspanning. En tegelijkertijd helpt het ons ook om te zien dat we zinvol kunnen zijn met en in ons leven. Dat wat jij kunt, wie jij bent van toegevoegde waarde is. Omdat je zingt, omdat je een aardige buurvrouw bent of collega of hoe ook, omdat je ergens een handje helpt, koffie zet, een kerkenraad voorzit, op bezoek gaat bij iemand die heel diep zit en alleen is. Een pak koffie of macaroni neerzet in de voedselkast. Zowel binnen als buiten de kerk, want Gods liefde is er voor ieder mens. Noem het op! Als we allemaal doen wat in ons vermogen ligt…, moet je eens kijken.
Nou is er nog een reden waarom Paulus dat beeld gebruikt. Hij bedoelt er ook mee, dat door ons met vallen en opstaan iets duidelijk wordt van wie Christus is. De leerlingen zien Jezus lichamelijk lopen, ze horen Hem spreken, ze zien Hem gaan naar mensen die diep zitten. En ze volgen Hem. Als wij zijn stem horen, ons laten beïnvloeden door zijn liefde, dan straalt door ons heen ook iets van wie Christus is. Dan wordt door ons heen – met vallen en opstaan, perfect wordt ‘m niet, maar dat hoeft ook niet als we leven van de genade van God – wat zichtbaar van wie Christus is. En dat lieve mensen, dat is de zin van wat wij zijn en waarom we hier zijn. Laten we het vieren, amen!