‘Onvoorwaardelijke liefde’
Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Tot 2x toe lezen we in deze doopdienst dat Jezus kleine kinderen centraal zet. We hebben het gelezen bij de doop en net weer. Onze taal kent meer woorden voor kind: baby, peuter, kleuter, tiener, puber, noem maar op. Het Grieks, de taal waar de bijbel in geschreven is kent het ook.
Ingrid is juf. Om dat te worden heb je de pedagogische academie gedaan. Dat woord “peda” komt uit het Grieks, “pais”, kind. Pais is het Griekse woord voor kind, basisschool, zal ik maar zeggen. Er is ook een verkleinwoord: “paidion”, kindje. Dat gaat over peuters. Zeg maar wat Liva bijna is, de kinderen die bij de oppas zitten.
Dat woord gebruikt Jezus tot twee keer toe. Hij zegt dus eigenlijk dat in het Koninkrijk van God de peuters het belangrijkste zijn en dat Jezus ieder het vertrouwen gunt waarmee peuters in het leven staan. Wat is dat vertrouwen? Jullie hebben het vast wel eens gezien – of bij je eigen kind of bij het kind van een ander; dat laatste is prettiger – : dat zo’n peuter een enorme driftbui krijgt in de supermarkt en je er geen kant mee uit kunt. En je voelt als ouder alle blikken van de mensen om je heen…. Begripvolle of boze van “voed je kind eens wat beter op”. Of nog anders: dat zo’n kind valt en alles bij elkaar brult op een manier dat je denkt dat de wereld vergaat. Of nog anders: dat zo’n kind helemaal op of ondergaat in het spel dat ze aan het spelen zijn. Totaal geluk! Geen zorgen, geen stress, spelen met zand. Of dat zo’n kind een kiekeboespelletje speelt en daar eindeloos mee door kan gaan en vreselijk moet lachen. Zo’n kind leeft heel dicht bij zijn of haar emoties en heeft daar geen rem op. Is blij als het blij is, boos als het boos is, verdrietig als het verdrietig is, bang als het bang is. Kan zichzelf niet anders voordoen en verwacht dat de omgeving, vooral de ouders, daar positief op reageert. Ik ben toch jouw kind? Ik ben toch welkom met alles wat in me is? Zo houd je toch van me?
Er komen ouders bij Jezus met peuters. En de leerlingen houden ze tegen, want die schaamteloze peuters…. Je weet maar nooit. Kun je zo wel bij Jezus komen, bij God? En Jezus wordt boos, oprecht boos. Dat is iets wat we goed tot ons moeten laten doordringen. Wij denken dat God boos wordt als we stelen, vreemdgaan enz. De tien geboden. Dat is óók zo. Want met dat gedrag, met die daden doen we een ander diepe pijn. Maar er is iets dat daar minstens gelijk aan is of misschien wel erger is in de ogen van God. Dat we mensen het gevoel geven, dat ze niet welkom zijn bij God met alles wat in je is. Misschien is het jullie wel eens opgevallen, dat degenen die Jezus willen doden kerkmensen zijn uit die dagen. Farizeeërs, schriftgeleerden. Daar zit achter dat ze vinden dat Jezus veel te populair wordt. Ze zijn bang voor hun eigen positie. Er zit ook achter dat ze vinden dat Jezus veel te liefdevol is. Hij zegt: “ik ben niet gekomen om te oordelen, maar om te redden, om lief te hebben”. Oordeel niet, opdat je niet geoordeeld wordt. En dat is precies wat de kerk in die dagen doet. En misschien – of dat weet ik wel zeker – soms nog. Of, niet alleen de kerk, maar wij vaak ook. Onszelf, anderen. Soms heel hard, soms heel subtiel.
Omdat Jezus niet oordeelt, wordt Hij veroordeeld door mensen die van geloven een pakket regels hebben gemaakt. En dat pakket regels weerhoudt mensen om eerlijk te zijn naar God toe. Mag ik met alles bij God komen? Mag ik eerlijk zijn? Als de kerk uitstraalt “het geloof is je houden aan de regels van God en die wordt kwaad als je dat niet doet”, dan zul je niet snel met het water voor de dokter komen. Niet snel eerlijk durven te zijn. Niet de vrijheid hebben van die peuters, want wat zullen ze van me vinden? Dan ben ik niet goed genoeg. Dat wil Jezus namens God dus doorkruisen. Doorbreken.
Já is het antwoord van Jezus, voluit já. Laat alsjeblieft grote mensen dat kinderlijke vertrouwen herwinnen. Want zoiets is het natuurlijk wél, dat je dat moet herwinnen. Die kleine kinderen hebben nog geen besef van wat wij goed of fout vinden. Gedrag waarmee je scoort of waarmee je juist afkeuring oogst, afwijzing. Die kunnen alleen maar dichtbij hun gevoel leven. Later, bij de opvoeding, dan ontstaat dat. Misschien is bij opvoeding wel het allerbelangrijkste, dat je aan je kinderen meegeeft dat je onvoorwaardelijk van ze houdt. Dat is wat anders dan dat je ze geen normen en waarden meegeeft. Niet corrigeert of juist stimuleert en complimenteert. Maar dat je ergens blijft onderscheiden tussen het gedrag van het kind én het kind zelf. Ik ben niet blij met wat je gedaan hebt, maar wél blij dat je het eerlijk zegt. En ik ben altijd blij met dat je er bent, je bent mijn kind!
Omdat wij wél het besef hebben van goed en fout én de angst om afgewezen te worden, door onszelf of door anderen, dat maakt ons bang. Maar alles waarmee je blijft zitten, wat je opkropt, dat gaat wringen. Je wordt er depressief van, je gaat maskers voordoen, je anders voordoen. Niet het pure van het kind. Jezus zoekt tijdens zijn actieve leven volwassenen op die met zichzelf en hun omgeving in de knel zitten. Dat zitten we allemaal wel eens. De één meer dan de ander. In het evangelie komen talloze verhalen voorbij. Zieke mensen, maar dus ook mensen die klem zitten. Een man helemaal in de war bij het meer. Zacheüs in de boom, de vrouw in Samaria bij de bron met de vele relaties. En allemaal komen ze los, los van hun verleden, los van hun angsten, los van hun pijn. Hoe komen ze daarvan los? Omdat ze voelen dat er bij Jezus een ontzettend diepe acceptatie is. Onvoorwaardelijke liefde. Dat is niet hetzelfde dat Jezus goedkeurt wat fout niet is. Maar Hij heeft een houding van wat Paulus omschrijft met de liefde als Paulus zegt: de liefde is niet blij met het onrecht, maar wel met de waarheid. De liefde is vol hartelijke goedheid. In het Grieks – daar is het weer, het Grieks – hebben ze verschillende woorden voor liefde. Onze taal is daarin beperkter. Je hebt bijvoorbeeld eros – dat is dat je verliefd ben om dat die ander zo mooi is. Maar ja, als die minder mooi is?
Filia – vriendschap, maar als de vriend of de vriendschap nou tegenvalt?
Agapè – liefde, ook als die ander niet mooi, niet lief, niet aardig is.
Dat woord, agapè, dat is het woord waarmee de bijbel de hele tijd vertelt dat God in Jezus mensen liefheeft. Het is de liefde waarvan de peuter intuïtief voelt: ik mag met alles in mij komen, of het nou leuk is of niet. Oervertrouwen.
Daarom komt verderop in het hoofdstuk 18 Jezus te spreken over vergeving. Vergeving is de ultieme vorm van onvoorwaardelijke liefde. 70×7 maal. Dat je met alles wat mooi in je is én alles waar je je voor schaamt – al dan niet terecht – welkom bent bij God. Onvoorwaardelijke acceptatie.
Ik denk – dat hoop ik – dat we allemaal wel eens het gevoel hebben gehad, dat iemand je heeft vergeven. De opluchting die je kunt voelen, de bevrijding van de last van je geweten, van de buikpijn erover. Waardoor je weer kon ademhalen, spelen, leven. Als we elkaar dat kunnen geven, dan geven we elkaar iets goeds. Als je het kunt ontvangen, dan geef je jezelf een bevrijding. Ik, geliefd? En het begint ergens bij de doop, de belofte aan Liva en peuters: onvoorwaardelijke liefde van onze Schepper. Het beste fundament onder een heel mensenleven dat er is in leven en sterven. Amen.