Overdenking 14 april 2024

Overdenking 14 april 2024

‘Iets of iemand is kapot’

Lieve mensen,

Vandaag is het thema twee beetjes naar. Iets of iemand is kapot. Als je het hebt over “iets is kapot”, dan is dat eerst het stuk uit Jeremia. Heb je het over “iemand is kapot”, dan gaat het over Petrus.

Eerst maar “iets is kapot”. Dat klinkt minder erg, maar eigenlijk gaat het bij “iets is kapot” meer dan alleen over een kopje dat gebroken is of een mobieltje dat kapot is. Bij Jeremia is álles kapot. De huizen, de tempel, de mensen, de hoop. Totale chaos. Zoals je huizen in Oekraïne ziet. Of de Gazastrook. Dat is een totale ontwrichting van het leven. Het gaat over veel meer dan dat jou als individu, als gezin misschien iets naars of iets vreselijks treft. Zoals bij Petrus en zijn vrienden.

Het gaat, denk ik, om een samenleving die langdurig verkeerde keuzes maakt en daar op de duur de akelige gevolgen van ondervindt. Als geheel. Maar omdat het geheel kapot gaat hebben mensen er persoonlijk ook last van. En misschien is het zelfs wel zo, dat je in het begin helemaal niet doorhebt dat het verkeerde keuzes zijn, omdat er ook misschien wel heel veel goeds aan zit. Laat me twee concrete voorbeelden noemen. Jarenlang zijn de hoogovens de trots van Nederland geweest. We hebben er enorm mee verdiend, er is welvaart door ontstaan, mensen hadden vast werk. Een beetje wat de Wavin bij ons is. De Wavin heeft Hardenberg enorm veel positiefs gebracht. En tot op de dag van vandaag lijken daar geen grote nadelen aan te zitten, alleen maar voordelen. Bij de Wavin dan. Maar op een zeker moment ontdekken de mensen dat er ook nadelen zitten aan de Hoogovens. De lucht is zodanig vervuild dat er veel mensen longziekten krijgen en daaraan sterven. En het zorgt ook voor een enorme bijdrage aan de CO2 uitstoot. En dan kom je op de vraag: hoe goed is dat wat eerst goed leek? Of hebben we onbedoeld misschien een probleem gecreëerd, waar mensen aan sterven? Hoe draai je dat terug? Want het draait altijd weer om geld!

Je zou hetzelfde kunnen zeggen van het Groninger gas. Ik weet nog hoe blij mijn ouders waren. Geen kolen meer sjouwen, een gaskachel! Hoe ze nog blijer werden: centrale verwarming. We hebben er allemaal van genoten, we zijn er warm door geworden, Nederland is er rijk door geworden. Maar de Groningers zitten met de gebakken peren en hun huizen scheuren en ze leven in stress. Grotere ontwikkelingen waar gewone kleine mensen last van hebben. Omdat gaandeweg duidelijk werd dat wat iets heel goeds leek – en ook was – ook heel donkere kanten heeft. En opnieuw ook: CO2 uitstoot.

Je zou het ook kunnen zeggen over de boeren. Jarenlang is er gezegd: ga schaal vergroten, ga investeren, jullie zijn goed bezig als je dat doet. Zeker na de tweede wereldoorlog waarin er honger was. Laten we zorgen dat dat nóóit meer gebeurt.  En nu worden we op een aantal manieren geconfronteerd met problemen – grondwater, mest, stikstof – en zijn goedwillende boeren in de problemen gekomen. Bestaansonzekerheid!

Iets gaat kapot. Iets groots, iets dat groter is dan wij mensen individueel. Maatschappelijke ontwikkelingen. Dat gebeurt er bij Jeremia ook. Er heeft heel veel groei in de samenleving van Israël gezeten, voorspoed, welvaart. Dat is positief. Maar er blijken ook nadelen te zijn. En als je nou doorhebt, dat er nadelen zitten aan je manier van leven…., durf je dan eerlijk te zijn? Durf je dan ook te zeggen: we hebben dingen met de beste bedoelingen gedaan. Want dat doen we natuurlijk vaak als mensen. Telkens als we dachten dat iets een verbetering was, dan gá je daarvoor. We zijn er niet bewust op uit om de zaak kapot te maken. Maar als je dan klem loopt….., durf je dan eerlijk te zijn? Waar gáát het fout? Wát gaat fout? Hoe kunnen we het anders doen? En durf en blijf je dan ook naast elkaar staan of laat je elkaar vallen als bakstenen?

Eén van de dingen waar Jeremia namens de Here God enorm kwaad van wordt, is dat bij alle economische groei en vooruitgang in die dagen de zwakken over het hoofd worden gezien. Dat is in het oude testament altijd een soort trio: de wees, de weduwe en de vreemdeling. Ja, dus ook de buitenlander, die om hulp komt vragen. Dat heeft te maken met de eigen ervaring uit Egypte. Vergeet niet, klinkt het bijna als een mantra, dat jezelf vreemdeling en slaaf was in Egypte, en dat de Heer je daar met sterke hand heeft uitgehaald. Waar ze nu tegenaan lopen is, dat ze in Israël voor groot, groter, grootst zijn gegaan en de zwakken zijn vergeten. En ze zeggen: wij kiezen voor groot, groter grootst…, wel dan komt er nu een mogendheid, een leger dat zó groot is, dat we overlopen worden. En we denken, als we eerlijk zijn, dat we dit over onszelf hebben afgeroepen. Dat dit de consequentie is van de keuzes die wij hebben gemaakt. Jeremia heeft ons ervoor gewaarschuwd en ze durven de gevolgen onder ogen te zien. Afgevoerd naar Babel, verwoest, alles kort en klein geslagen. Zelfs de tempel kapot.

Hoe leer je eerlijk te zijn? Als mens individueel, als samenleving? En hoe keer je dan om, bekeer je, verander je? En God? Wat is de rol van God dan, wat betekent God in dit soort vragen, processen? Misschien allereerst dit: wij zijn geschapen met een vrije wil. God neemt ons in dat opzicht serieus. Zoals je je kinderen loslaat om hun keuzes te laten maken. Hun leven te leiden. Daar hoort ook bij:  de consequenties van je keuzes onder ogen te zien. De goede keuzes, de slechte keuzes. Of de keuzes waarvan je dacht dat ze goed waren en er blijken ook nadelen aan te zitten. God is geen curlingouder, die alles zodanig beschermt, dat er niks mis kan gaan in ons leven. Dan word je niet volwassen. Word je niet serieus genomen in het leven.

Ik zet er het verhaal van Petrus naast. Iemand is kapot. Petrus – hij wordt als zodanig het meest centraal  van alle leerlingen neergezet naast Judas. Zijn zelfbeeld ligt aan gruzelementen. Misschien ken je het: ik weet zeker dat ik nooit verslaafd raak. Ik weet zeker dat ik nooit vreemdga. Ik weet zeker dat ik nooit burn-out raak. Ik weet zeker dat ik altijd bij je zal blijven. Andere kunnen jou, Jezus, misschien wel in de steek laten, maar ik niet. En soms ken je jezelf dus niet goed genoeg. Of soms doe je dingen, waarvan je dacht dat je ze nooit zou doen. Ik denk dat het voor Petrus heel dubbel is, dat Jezus is opgestaan uit de dood. Aan de ene kant moet hij er heel blij van zijn geworden. Is dat écht waar? Aan de andere kant: als je zo voelt dat je iemand hebt laten zakken, terwijl je zo zei dat je dat niet zou doen…., dan loop je toch ook liever een straatje om de confrontatie met Jezus én jezelf te vermijden. Dat lukt dus niet. Kun je verder leven met je kapotte zelfbeeld, je ego aan stukken? Hoe dan?

God heeft niet kunnen voorkomen dat het volk in de tijd van Jeremia verkeerde keuzes maakte. Jezus had Petrus wél beter door dan zichzelf, maar kan niet voorkomen dat Petrus op zijn gezicht gaat en hard ook. Wat er wél kan in beide gevallen is dit: eerlijk worden. Niet langer verstoppertje spelen. Als bij de zondeval: Adam, Eva waar ben je, kom eens tevoorschijn! Wat Jezus bij Petrus doet is Hem tevoorschijn roepen. Goed naar zichzelf laten kijken, maar dan met de ogen van Jezus, van God. Milde ogen. Niet om de waarheid te verbloemen, te verzachten. Maar zeker ook niet om Petrus af te maken. Zie je wel, stomme kluns, hufter, wie denk je wel dat je bent? Onbruikbaar stuk vreten! Of in Babel: stom volk, idioten, dit krijg je er nou van. Ik laat jullie nu vallen als bakstenen.

We hebben Pasen gevierd en Pasen is hét moment waarop er ongelooflijk veel misgaat door de handen van mensen. Maar Pasen is nog veel meer het feest van God die dat weet, die daaraan kapotgaat én die daar doorheen mensen blijft liefhebben en een nieuwe opening, nieuwe toekomst creëert. Een graf dat opengaat. Een gesprek met Petrus, waarbij eigenlijk wordt gezegd: ik weet dat je van Mij houdt, maar ik weet ook dat je zwakke kanten hebt. Leer jezelf kennen met mijn ogen en overschreeuw jezelf niet zo. Als je dat leert, jezelf en je zwakke kanten óók kent, hoe goed zul jij dan herder kunnen zijn voor mijn lammetjes. Ook al van die kwetsbare mensen. Oordeel niet, Petrus, doe ik ook niet! Maar ook in Babel, wat het dieptepunt in het oude testament is. Daar wordt op een zeker moment het volk Israël vergeleken met een massagraf. Maar dat niet alleen: het wordt ook vergeleken met een massagraf, met mensen wier situatie hopeloos lijkt, maar die toch nieuwe toekomst krijgen. Ze gáán op termijn weer naar huis. En ze nemen zich voor dichter bij God te leven en beter te letten op alles en iedereen die kwetsbaar is.

Dat Paasfeest op de derde dag, de bevrijding uit Babel, dat is leven door de dood heen. Door de problemen, door het donker. Door wat mensen zichzelf op de hals hebben gehaald, doordat wat wij onszelf op de hals hebben gehaald. Of, beroerder, omdat we soms speelbal zijn van de omstandigheden die zo gegroeid zijn. Omdat je in Groningen woont en de pech hebt dat de aarde beeft en daar kun je zelf helemaal niks aan doen. Omdat je met plezier boert aan een beschermd natuurgebied en je helemaal niks kwaads in de zin hebt. Omdat je slachtoffer bent van de omstandigheden. Opgroeit in een gezin waar veel mis is en daar kun je helemaal niks aan doen, maar je hebt er wél de pijn van.

Ik denk, lieve mensen, dat God niet de curlingouder is, die ons voor het kwade behoedt. Hij gunt ons de keuzevrijheid. Daarom gaat er heel veel goed maar ook heel veel fout op deze wereld. Maar in dat alles vertelt de bijbel niet dat God dan zegt: bekijk het maar, of “zie je nou wel”, maar de God die ons helpt eerlijk te worden, niet laat vallen en ons ook stimuleert om elkaar niet te laten vallen. Niemand niet, de zwakken zeker niet. Amen.