‘You say’.
Het liedje dat bij mij in gesprekken met mensen in mijn werk vaak voorbij komt is “You say” van Lauren Daigle. Lauren heeft lange tijd een gewone baan als serveerster én ze heeft ook een geweldige stem die het midden houdt tussen Adèle en Amy Winehouse. Het bijzondere is, dat die geweldige stem haar heel ver brengt als artiest. Dat doet natuurlijk wat met je, als mens. Als serveerster ben je een “gewoon mens”, onopvallend, net als anderen. Maar als je doorbreekt als artiest, dan gaan mensen anders naar je kijken. Ze vinden je opeens geweldig, je bent opeens heel bijzonder. Dat doet wat met je. Het kan verslavend werken: de hele tijd mensen die je toejuichen op socials, als je op het podium staat.
Dan kun je jezelf kwijtraken. Wie ben ik nou eigenlijk zelf? Wie ben ik nou eigenlijk echt? Het kan je onzeker maken over jezelf. Op een zeker moment komt ze dan ook in een soort burnout, identiteitscrisis terecht. Ben ik meer dan de optelsom van alle successen of mislukkingen? Ik blijf vechten tegen stemmen in m’n kop die zeggen dat ik niet goed genoeg ben.
Het kan oorlog zijn in Oekraïne en Israël en Gaza, maar het kan ook oorlog zijn op een heel andere manier. In ons hoofd, in onze ziel. Het is bijzonder dat dit heel christelijke lied, want dat is het, in de top 2000 staat en dat heel veel mensen – christen of niet – het meezingen. Want die strijd, die is herkenbaar. Het gaat over zelfacceptatie. Over die rotstemmen, waar veel mensen ook in onze wijk last van hebben: gevoelens van minderwaardigheid. Van niet goed genoeg, van anderen die beter zijn. Soms zitten die stemmen er van kinds af aan in, omdat onze ouders ons het gevoel gaven dat we er niet mochten zijn. Soms zijn het leraren, leraressen geweest. Of kinderen in je klas, of collega’s, die je pesten. Misschien wel tot op vandaag. In de bijbel wordt dit – let op, wat ik ga zeggen, het klinkt misschien vreemd – verbonden aan Satan. Het Hebreeuwse woordje satan betekent aanklager. Gewetenvreter. Er is bij de profeet Zacharia op een zeker moment een scène waar de hogepriester met wat vuile kleren staat en Satan tegen God zegt: zie je nou wel, wat een prutser en dat God zegt: trek hem z’n vuile kleren uit, doe hem schone aan, alles wat hij fout deed vergeef ik en je krijgt een prachtig feestkleed.
Dat verhaal vertelt dat God áltijd anders is, anders kijkt. In het Nieuwe Testament zegt bijvoorbeeld Johannes in zijn brief dit “ook als ons hart ons aanklaagt, God is groter dan ons hart” en “we zijn kinderen van God”.
Lauren heeft een tijd klemgezeten met zichzelf. Dat succes was zó groot en daarin raak je jezelf kwijt. Wie ben ik nou? De serveerster die anoniem is of de wereldster? Ze heeft toen een sabbatical genomen en is teruggegaan naar haar geboorteplek. En dat bracht de rust terug. Misschien ben ik wel allebei, de serveerster en de zangeres. Maar wie ik ten diepste ben, dat is wie ik in God ben. En voor God – de Schepper – maakt het niet uit of je serverster of superster bent. Hij houdt van ons. Ik vind het een ongelooflijk knap lied met een heel diepe en rake inhoud. En ik hoop dat het voor iedereen die dit soort gevechten in je hoofd en hart kent een ankertje van hoop en waarheid mag zijn. You say.