Kinderkerstnachtdienst overdenking 2022

Kinderkerstnachtdienst overdenking 2022

Dag lieve kinderen en grote mensen, 

Ik ben vanavond heel blij dat ik bij jullie mag zijn. Ik heet Ruben en ik ben één van de herders die dat ontzettend bijzondere hebben meegemaakt. Ik was samen met een paar van mijn makkers in de stal bij Jezus. Die dag of eigenlijk die nacht vergeet ik nóóit, maar dan ook echt “nóóit weer”. Ik zal jullie er wat over vertellen. Maar ik kan het pas echt vertellen als ik eerst wat vertel over hoe mijn leven er uitzag vóór die heel bijzondere nacht. 

Sommige kinderen hebben geluk met het gezin waarin je wordt geboren, anderen hebben pech. Ik hoor bij de pechvogels. Mijn vader en moeder hebben niet zo heel veel geld. Mijn vader werkt bij een boer en op een kwade dag gebeurt er een ongeluk. Een woeste stier grijpt mijn vader en hij overleeft dat niet. Ik ben dan 8 jaar. Mijn moeder blijft achter met mij met mijn vier broertjes en zusjes en dan krijgen we het al helemaal arm. We moeten allemaal bijspringen en kunnen niet meer naar school, maar moeten aan het werk om geld te verdienen. Geen geld is geen eten en ik vind het niet leuk om te zeggen, maar er zijn veel avonden dat we met te weinig eten naar bed gaan.  

Als ik 8 ben kom ik terecht bij Joas. Joas heeft een heleboel schapen en hij kan wel een knechtje gebruiken. Het is hard werken. Ik moet iedere morgen heel vroeg op, om de schapen uit hun stal te halen samen met Joas en een paar anderen. En dan de hele dag zijn we op zoek naar stukken waar wat gras is voor Joas’ schapen. Veel lopen, weinig rusten en al heel snel leer ik om met een stuk hout te vechten tegen wolven die onze schapen willen opeten. Sowieso, ik word al vrij snel sterk. Maar sterk is nog wat anders dan gelukkig. We missen thuis onze vader, ik zie vaak het gezicht van mijn moeder vol zorgen. En omdat ze zo vol zorgen is en vol verdriet is het thuis vaak niet gezellig. Daarom ben ik in de avond vaak op straat, met vrienden. En, eerlijk is eerlijk, dan haal ik ook wel rottigheid uit. Ik heb vaak gevochten met anderen, soms gestolen. Ik zeg het hier maar eerlijk, dan weet je hoe het met me was. Ik durf ook eerlijk te zijn, maar dat komt zo wel. 

Omdat ik niet naar school kan, kan ik ook niet verder leren en blijf ik mijn hele leven herder bij de schapen. Daar is niks mis mee, het is ook best mooi werk, maar je verdient er weinig mee. En de mensen vinden het ook een beroep van “nou, als je helemaal niks kunt, dan kun je altijd nog herder worden”. Maar ja…, ik kon nou eenmaal niet naar school. 

Ik denk dus niet groot over mezelf, integendeel. En de mensen ook niet. En mijn vrienden, met wie ik samen herder ben ook niet. Die denken ook: wij stellen niet zoveel voor. Maar ja, omdat we allemaal niet zoveel voorstellen, kunnen we goed opschieten met elkaar. En dan gebeurt er op een nacht iets zo allemachtig bijzonders. We passen op onze schapen, het lijkt een rustige nacht als er plotseling om ons heen een enorm fel licht is. Het lijkt wel het licht van een flits van een fototoestel, maar dan niet één flits, maar één lang licht. En er zijn allemaal,…, ja wat zijn het….. Ik heb zoiets nog nooit eerder gezien, maar dit moeten haast wel engelen zijn. We schrikken ons naar!!!! Bij ons!? En ze zeggen: wees niet bang,  lieve herders – en ze noemen onze namen ook nog, dus ook: lieve Ruben, lieve Simeon, lieve Jochanan en zo al onze namen – voor jullie is er in de stad van David een Redder geboren – . Hij is voor alle mensen geboren, maar jullie zijn de eersten die het horen! Ga maar naar de stad en je zult een kind vinden in een voederbak, waar normaal schapen en koeien uit eten. Ga maar gauw! 

Nou…, en toen zijn we gegaan. Zo snel als we konden. En al heel gauw hadden we het gevonden, het kind en zijn moeder en vader, in een stal. Nou zou je denken: als het de Redder van de wereld was, dan zou het toch veel mooier zijn als zo’n kindje dan in een paleis of een groot huis zou worden geboren en wij daar op bezoek zouden gaan. Maar dit vinden we veel fijner. Want als ik naar zo’n groot huis zou moeten, dan zou ik me weer heel verlegen voelen en heel klein. Die mensen hebben het veel beter gedaan en verder geschopt in het leven dan ik. Ik weet niet eens of ik dan wel gegaan zou zijn, of ik me niet te klein had gevoeld, te verlegen. Maar nu kunnen we gewoon helemaal onszelf zijn, dit Kindje komt bij ons. Het lijkt net alsof Jozef en Maria ons al verwachten. Dat zijn ook al van die hele gewone mensen, net als wij. Jozef blijkt timmerman te zijn en Maria is nog maar een heel jong meisje uit Nazareth en nu is ze al moeder…. We kijken onze ogen uit en we gaan voor de voederbak zitten. Ik raak helemaal ontroerd. Ik moet huilen en lachen door elkaar heen. Het is net alsof alle verdriet van alle jaren – van mijn vader die vroeg gestorven is, van bij ons thuis waar het altijd zo lastig was en mijn moeder die zo haar best deed, van dat ik nooit naar school kon en dat de mensen zeiden ‘domme herder”, van de vechtpartijen, van het stelen – dat ál dat verdriet er nu uitkomt. En het lucht ook enorm op, omdat dit kindje speciaal voor mij is gekomen. Zo’n engel op mijn pad, zo’n bericht “voor jullie is geboren en jullie zijn de eersten die het horen”. Wij zijn altijd de laatsten die iets horen, maar nu de eersten! En dit kindje straalt alle liefde uit, liefde van God. Ik word er zó allemachtig blij van! Zo heb ik me nog nóóóit gevoeld! 

Sinds die tijd is er vrede in ons leven. Meer rust. Ik zeg nu “ons”, want het gekke is dat al mijn vrienden eigenlijk iets van hetzelfde merkten. Allemaal merkten we: God komt voor ons allemaal. Hoe bijzonder is dat. En tegelijk merkten we ook: Hij komt voor ons allemaal én daar worden we één voor één op onze manier gelukkig van. Misschien snap je het wel een beetje: dat als je altijd van jezelf denkt dat je toch niks bent en dat er dan tegen jóu wordt verteld: God is voor jou geboren. 

We zeiden heel zachtjes en blij “dank jullie wel” tegen Maria en Jozef toen we weggingen. Het kindje lag te slapen en heel zachtjes aaiden we het over zijn wangetjes. Wat een lief kindje en wat houdt het veel van ons. En we zagen Maria en Jozef kijken: we zijn pappa en mamma geworden van een wel heel bijzonder kind…. Wat dat allemaal nog moet gaan worden….