Overdenking 14 mei 2023
Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Alles in orde met de natuur, dat is het thema vandaag. We weten allemaal wel het antwoord. Nee. AL zal de één zich daar meer zorgen over maken dan de ander. Er zitten een paar risico’s aan dit thema in deze dienst. Het eerste risico is dit:
We zijn in ons land op dit moment erg goed met wijzen met de vingers naar elkaar. Elkaar de maat nemen en oordelen: heb jij het goede standpunt? Doe jij het goed naar het milieu? Praat bijvoorbeeld met boeren. Velen hebben het gevoel dat ze het niet goed doen. Zij zorgen voor alle vervuiling, voor de stikstof, doen het niet goed naar de koeien, noem maar op. En dat geeft een ontzettend naar gevoel. We bespreken dit thema in de kerk van Jezus. In de kerk – daar ben ik diep van overtuigd – is Jezus onze Heer, onze baas. En als je één rode draad door de evangelieverhalen ziet lopen is het deze: oordeel niet, opdat je niet geoordeeld wordt. Veroordeel niet. Als we het vandaag dus hebben over dit thema dan wil ik als knechtje van Jezus ver weg blijven bij “oordelen, veroordelen”.
Het tweede risico is dit: de vragen rond de natuur, rond stikstof, rond co2 zijn heel complex en ingewikkeld. In de middeleeuwen, lang geleden dus, bestond er het idee van de “homo universalis”. De universele mens, betekent dat. Het zou dan gaan om iemand die overal verstand van heeft en alles kan overzien. Misschien kon dat in de middeleeuwen nog een beetje, omdat er toen nog niet zoveel kennis was en de wetenschap nog niet zo ontwikkeld. Maar vandaag de dag is dat onmogelijk. Als gewone dominee in Baalder kan ik dus absoluut niet alles overzien en heb ook niet overal verstand van. Dat moet mij dus ook bescheiden maken. Op de studeerkamer van mijn vader die ook dominee was had hij een grote poster hangen met “O Lord, help me to keep my big mouth shut until I know what I’m talking about”….
Het derde is dit: de vragen rond natuur en klimaat zijn aan de ene kant heel concreet. Hoe zorg ik voor mijn eigen tuin? Eet ik dieren, geen dieren en hoe vaak? Ga ik vliegen en hoe vaak dan? En tegelijkertijd is wat wij doen of laten op wereldniveau een druppel op een gloeiende en steeds warmer wordende plaat. Het relativeert ook. Met ons gedrag, met ons doen of laten lossen we grote problemen niet op.
Wat kunnen we dan vandaag wél? Met elkaar als volgelingen van Jezus, want dat zijn we hier, zo zijn we hier bijbel lezen en proberen te begrijpen wat er staat en dat allemaal zo goed en zo kwaad als dat gaat in de praktijk brengen. Niet meer, maar ook niet minder. Ik neem jullie vanochtend mee naar twee stukken uit Genesis over de schepping. En als het goed is heb ik daar wel wat verstand van om dat aan mezelf en aan jullie uit te leggen en dan is het aan ons allemaal om te proberen dat zo goed mogelijk in de praktijk te brengen. Elkaar te stimuleren, vragen te stellen én dat in liefde te doen. Zonder elkaar de maat te nemen. Als ons dat vanochtend lukt met elkaar, dan hebben we denk ik écht iets goeds gedaan waar we de week mee in kunnen. Het leven mee in kunnen zelfs.
Het eerste stuk is het eerste scheppingsverhaal. Daar kan ik veel over vertellen, maar ik wil het vooral toespitsen op de vraag “wat geeft God ons in de schepping en wat vraagt Hij dan op zijn beurt van ons hoe we met de schepping omgaan?”
Het eerste scheppingsverhaal is het beroemde verhaal dat God de hemel en de aarde schept in zes dagen. Op het allerlaatste moment, op de zesde dag, schept God dan mensen, naar zijn beeld en zijn gelijkenis. Laten we het lezen met elkaar.
Een paar punten wil ik eruit halen:
– Zes dagen lang is de Here God bezig om te midden van alle sterren en planeten iets heel moois te maken. Een aarde, een oogappeltje. Dat is een fantastische plek en eigenlijk kun je
aan alles zien, dat de Here God een enorme fantasie en creativiteit en liefde in zich heeft voor het leven. Licht-donker, land-zee, planten-bomen, zon-maan-sterren, vissen en vogels, dieren op het land, het wordt steeds mooier. Bijna zoals ouders die een kind krijgen eindeloos bezig zijn om een kinderkamer in te richten. Het beste is nog niet goed genoeg, aan alles kun je zien dat het kind welkom is. Het moet een soort harmonie gaan worden: God gelukkig, wereld gelukkig, mens gelukkig.
– Op het allerlaatste moment, voor zonsondergang wordt de mens gemaakt, naar Gods beeld. Wij mogen dus op God lijken. Ik vertaal er direct bij “op Jezus lijken”. Vol liefde. En wij mogen de aarde gaan bewonen én over de wereld gaan heersen. Dat klinkt een beetje link, als een dictator. Het is wél het woord dat er staat in het Hebreeuws, ik kom er zo op terug. Juist vanwege ons thema, alles in orde met de natuur? Want nu klinkt het net met dat woord alsof wij eindeloos onze gang mogen gaan. Kinderen die zonder enige vorm van regel een puinhoop maken van het huis.
– Dan krijgen de mensen als eerste een avond en een nacht. Rust dus! Het leven als een cadeau. En de volgende dag is dan de sjabbat. Rust betekent dat woord, loat goan. Geen mobiel, geen mail, geen prikkel. Tijd om te leven, tijd voor geluk, voor God, voor elkaar, voor spel. Ont-moeten. Het moeten eraf. Dat is dus iets om enorm over na te denken. Onze eerste bestemming, de eerste dag is “ontvang het leven, geniet het, neem de tijd”. Alleen al dat zouden we aan elkaar kunnen vragen. Hoe lukt het jou, u, mij om dát – die opdracht, die gave van God – in de praktijk te brengen?
– En van daaruit is er dus het “heersen over de andere schepselen”. Dat is `kavash` en het betekent echt heersen, zoals een dictator dat kan. Maar het wordt gecorrigeerd, getemperd. Want we heersen als beeld van God, lijkend op God, op Jezus. Er zit in het eerste scheppingsverhaal een enorme zorg voor de andere delen van de schepping. Kijk maar naar wat we eten. Hierbij geef Ik jullie alle zaaddragende planten en alle vruchtbomen op de aarde; dat zal jullie voedsel zijn. We eten vegetarisch. Dat is later anders geworden, in de bijbel, dat alleen al zou een andere preek vragen om dat uit te leggen, maar wat wél daarin de rode draad is, is het besef dat wij onderdeel zijn van de schepping. En dat dieren, net als wij, maar één leven hebben. Dat is anders voor bomen en bijvoorbeeld graan. Bomen leven lang, geven ieder jaar nieuwe appels, sinaasappels, peren, noem maar op. Graan oogst je, je maakt er brood van én je stopt een deel in de grond en er komt nieuw graan uit.
Vanuit dat perspectief is er aan ieder van ons de vraag: hoeveel eerbied heb je voor de dieren, de planten als medeschepselen? Moet je iedere dag vlees eten, ander leven opeten? Hoe doe je dat? Hoe heers je, ben je een soort van baas over dieren en planten? Tot in je eigen tuin aan toe…. Ik kom er zo nog wel op terug.
Het is een vraag die rechtstreeks uit het scheppingsverhaal op ons afkomt.
Het tweede scheppingsverhaal vult dat als het ware aan. Ik haal er ook een paar punten uit, die veelzeggend zijn. Het eerste is dit:
– In het tweede scheppingsverhaal wordt eerst de man/mens gemaakt en wel uit stof, klei. In het Hebreeuws is dat het woordje “adamah” en “Adam”. Stofmens. Kleimens. Ik wil nu de hele discussie rond schepping evolutie laten rusten, maar wijzen op iets ontzettend confronterends. Net als dieren en planten zijn wij hier een tijdje op aarde. Gemaakt van stof, sterfelijk. Prachtig én ontzettend kwetsbaar. En we leven alleen maar, omdat God ons het leven een tijdje gunt. Maar in dat sterfelijke, dat stoffelijke zit een enorme solidariteit met de rest van de schepping. Er is maar één die Eeuwig is, dat is God, wij zijn sterfelijk. En dat we het diepe geloof hebben dat Gods trouw aan ons kwetsbare mensen zelfs door de dood
heengaat, dat is fantastisch, maar het geeft ook een soort van nederigheid. Kwetsbaar, kostbaar, sterfelijk. De hond leeft een tijd en sterft, de leeuw, de vlieg, de mens ook.
– In het tweede scheppingsverhaal wordt eerst de mens gemaakt, de man. Dan een tuin met allemaal bomen. Dan pas de dieren en dan pas de vrouw. Dat is dus een andere volgorde dan in het eerste scheppingsverhaal. Daar zit ook veel aan boodschap en vraag in. Ik haal er wat elementen uit.
– Het eerste is dit. Eerst is er de mens, de man en die krijgt een prachtige tuin met allemaal bomen. Daar mag hij van eten. Opnieuw…., vegetarisch. Maar zeer royaal en hartelijk! Eentje, daar mag hij niet van eten, de boom van kennis van goed en kwaad. Dat zou ook al weer een hele preek kunnen vullen, maar alleen al dat woord, dat van “goed en kwaad” betekent ook dit: ga elkaar niet lopen oordelen en beoordelen. Daarom wil ik dat dus ook niet, nogmaals, als knechtje van de Heer. Maar ontvang het leven allereerst, allemaal bomen, allemaal royaliteit van God.
– Het tweede is dit en dat wordt mijn laatste punt. Wij mogen de tuin bewerken en erover waken. In het Hebreeuws staan daar de woorden “ebed” en “sjamar”. Dat zeg ik niet om interessant te doen, maar omdat het ons helpt. “ebed” is het woordje voor “dienen”. Als je alleen zegt je mag de tuin “bewerken”, dan klinkt dat als schoffelen en vooral zelf je gang gaan. Dienen is dieper. Het is het besef van dat je weet dat de tuin, ook je eigen tuin niet, ten diepste niet van jezelf is, maar dat je op deze aarde bent en dat die van God is. En dat wij naast de gave hebben om te mogen leven, ook zó voor elkaar én de tuin mogen zorgen, dat we er God mee dienen. Om het heel concreet te maken, dat je je voorstelt dat God bij jou op het erf komt en blij kan zijn met hoe je met het stukje wereld – adamah – waar jij woont als adam – als mens zorgvuldig omgaat. Dat gaat altijd met vallen en opstaan. Ik denk dat ik niet de enige ben die een bloedhekel heeft aan onkruid tussen de tegels halen heeft. Ik kwam erachter dat je dat met schoonmaakazijn heel makkelijk kunt verwijderen. Heerlijk. Dat heb ik een paar jaren gedaan, lekker goedkoop ook. Totdat ik erachter kwam dat schoonmaakazijn echt voor de bodem, de dieren en de planten heel slecht is en zelfs verboden is in Nederland. Dan kom ik voor de vraag te staan “ben ik nu aan het dienen van de aarde of aan het heersen…..” En het woordje “sjamar” betekent “bewaren”. Dat gebruikt de bijbel als het gaat over dat je de geboden van God mag bewaren. Beide woorden – dienen en bewaren – geven dus verdieping aan je concrete leven. Hoe kun jij, als medeschepsel, als net zo sterfelijk als plant en dier zó voor je medemensen én je medeschepselen zorgen dat je de tuin dient en bewaart en daarmee de Heer van de tuin…..
En hier houd ik het bij. Want daar ligt wat ik wel kan. Aan jullie en mezelf deze stukken van de bijbel uitleggen als leidraad voor ons leven. En als ik het samenvat is het dit: als gelovige kwetsbare mensen ons het leven laten schenken. Het ontvangen, het genieten. En ons bewustzijn van onze nederige plek: kostbare mensen in de ogen van God, sterfelijke mensen die haar mogen dienen en bewaren. En als God bij ons op het erf komt, of wij in de hemel van God, dat we dan met vallen en opstaan hebben geprobeerd het leven te hebben genoten en goed voor zijn aarde te hebben gezorgd voor ons stukje op deze aarde. Laten we elkaar daarin stimuleren.
Amen.