Je maakt een grote fout als je perfect wilt zijn….
Over het lef fouten te maken omdat
“You say…”
Het is niet alleen iets van vandaag: perfect willen zijn. Maar het is wel iets waar vandaag veel mensen last van hebben. Vooral 30ers, die op veel borden tegelijk moeten schaken en dan ook alle partijen willen winnen leggen de lat soms heel hoog: de perfecte moeder/vader willen zijn, je carrière opbouwen, een mooi huis, een cursus erbij om het nog beter voor elkaar te krijgen. Ook nog tijd hebben voor vrienden en buren en familie en zelfs nog tijd voor elkaar als partner en als het enigszins kan ook nog veel pret in bed.
En als het dan niet lukt? We leggen de lat voor onszelf op een bepaalde hoogte en als je dan die lat niet haalt, dan ontstaat er een gevoel van tekortschieten en schaamte: ik ben niet de mens waarvan ik vind dat ik die eigenlijk zou moeten zijn. Je kunt dan een tijdje proberen er nog een schepje bovenop te gooien en nog beter je best te doen je doelen alsnog met vlag en wimpel – of met hakken over de sloot – te halen. Maar meestal word je er niet vrolijker en vriendelijker op, omdat je jezelf afmat. Daar word je zelf somber van en voor je omgeving word je niet vriendelijker. En dat is wat je toch net niet wilde zijn, omdat je een perfecte moeder/vader, collega/vriend enz. wilde zijn.
Het is een ontzettend oud streven. Ik zou ook liegen als ik er niks van herkende of herken tot op de dag van vandaag. Maar langzamerhand en met vallen en opstaan ga ik zien dat het een grote fout is om perfect te willen zijn. En dat heeft wel iets wonderlijks en grappigs en wreeds door elkaar: dus als je het probeert, perfect zijn, maak je al je eerste fout en ben je al niet perfect…. Grom. Hoe zie ik dat?
Er is een prachtig verhaal over hoe wij als mensen zijn bedoeld door de Schepper. Wie het wil nalezen: Genesis 2:4b-3:7. Maar ik kan het net zo goed nu proberen weer te geven. Er wordt verteld dat de mens wordt geschapen, eerst de man, aan het einde van het verhaal de vrouw. En die hebben het knap getroffen met God want ze komen in een tuin vol met bomen en dieren. Daar mogen ze van genieten, daar mogen ze voor zorgen. En ze mogen van elkaar genieten, in alle opzichten, een beetje zoals hierboven beschreven. Wat een hartelijke God! Eén ding mogen ze niet: eten van de boom van kennis van goed en kwaad. Als ze dat doen, dan zal je sterven. Vertaal sterven met “vastlopen…..”
En dan gaat het verhaal van start: ze zijn écht gelukkig samen en, zo staat er, ze zijn naakt en ze schamen zich niet voor elkaar. Dat heeft natuurlijk te maken met dat ze naakt rondlopen – letterlijk dus – maar het gaat ook figuurlijk op. Ze zijn niet bezig om zichzelf en elkaar de hele tijd te beoordelen en te meten – de boom van kennis van goed en kwaad, doe ik het goed genoeg…. – maar ze leven “simpel” in het vertrouwen dat God de Heer ze heeft gemaakt en dat Hij van hen houdt zoals ze zijn. Dus ben je niet bezig met jezelf en jezelf anders voordoen dan je bent. En dus hoef je je daarom niet af te vragen “ben ik wel goed genoeg, zien ze niet dat ik te dik/dun ben of andere zwakke plekken heb….?” Niks geen streven naar perfectionisme, dat als basis heeft de angst om fouten te maken. Leven van vertrouwen dat je goed bent in Gods ogen.
En dan komt er zo’n sneaky stemmetje van een slang die zegt “God heeft zeker wel gezegd dat je van geen enkele boom mag eten”. Het sneaky achtige zit in het wantrouwen dat er wordt gezaaid. God, die was toch hartelijk, daar mocht je toch gul van leven en die hield toch van je zoals je bent? Zou dat soms niet zo zijn….? Dus zegt – in dit geval – de vrouw: nee hoor, God heeft dat helemaal niet gezegd. We mogen van alle bomen eten, behalve van de boom van kennis van goed en kwaad, want als we daarvan eten óf die aanraken, dan zullen we sterven. Dat van dat “aanraken” had God helemaal niet gezegd en daar is dan ook precies het kiertje waardoor de slang met wat wantrouwengif naar binnen piept. God wordt net wat strenger gemaakt dan Hij zichzelf voorstelt. En de stem gaat verder: joh, eet van die vrucht, want je zult zien dat dan je ogen opengaan, dat je niet sterft, maar dat je zult zien wat goed is en wat kwaad is.
En “hap”, daar gaat de vrucht naar binnen en met die vrucht gebeurt er iets bijzonders: ze zijn hun onbevangen vertrouwen kwijt dat God van hen houdt en dat er geen enkele reden is om jezelf te gaan lopen bewijzen of anders voordoen dan je bent. Ze zien dat ze naakt zijn én ze schamen zich….. Ze worden zich bewust van dingen die ze wél goed doen en die ze niet goed doen, de kennis van goed en kwaad. En daar ontstaat de onzekerheid: ben ik wel goed genoeg, doe ik wel goed genoeg? Ben ik wel én een goede vader/moeder én partner én collega en……
Ergens, zo leer ik met vallen en opstaan, zit het geheim van onbevangen leven in dat je gaandeweg leert dat God van je houdt om wie je bent – inclusief je sterke en je zwakke kanten én je fouten bovendien – . Dat Hij dat in Jezus nog eens enorm heeft bevestigd. En dat ontkrampt en ontspant, omdat je dus niet perfect hoeft te zijn: er wordt al van je wordt gehouden inclusief je – in onze ogen – imperfecte kanten. Ook als ik weer in oude valkuilen schiet.
Het geeft bovendien ook een soort van gezond over jezelf nadenken: hoe wijs is het als ik die cursus ga doen? Leg ik dan niet de lat te hoog? Waar ligt mijn prioriteit, bij geluk of bij carrière? Gezond nadenken over wat je mogelijkheden zijn én je beperkingen. Het is herhaaldelijk een goed tegengif als dat sneaky stemmetje weer giftige dingen zegt, dat ik niet goed genoeg ben…. Een beetje zoals in die song van Lauren Daigle: You say: I keep fighting voices in my mind that say I’m not enough…. You say that I am yours.