In de laatste week van de zomervakantie fietste ik van Beilen naar Hardenberg. Ik kwam – bewust – door Hoogeveen. Daar wilde ik graag nog een keer naar de Oosterkerk. Het was de plek waar ik ooit besloot om theologie te gaan studeren. Ik zal zo vertellen hoe ik dat besluit nam, of misschien wel hoe het besluit mij nam. Het was een schok toen ik aankwam. Ik zag een paar mannen druk doende en vroeg of ik even binnen mocht kijken. Dat mocht…. Ik zag dat ze bezig waren alle banken eruit te halen. Het was de bedoeling om de kerk kleiner te maken: er komen steeds minder mensen. Maar of de verbouwing wel door zou kunnen gaan met al die oplopende bouwprijzen…. Er zijn al meer kerken gesloten en afgebroken in Hoogeveen. Vroeger heette Hoogeveen “het Jeruzalem van het noorden”. Die tijd is voorbij. En waar worden geen kerken gesloten?
Het is 1980. Ik ben 18 en zit in 6 VWO. Examen dus. Ik weet niet wat ik moet gaan studeren. Psychologie? Lijkt me wel wat! Geschiedenis? Vind ik een leuk vak, ik heb inspirerende leraren. Duits, Engels? Ik ben goed in talen. Wiskunde zeker niet. Waar anderen een wiskundeknobbel hebben heb ik een wiskundekrater. Maar ik weet eind 6 VWO nog steeds niet wat het zal gaan worden. Dan wordt het zondag 4 mei 1980, 17.00 uur, de Oosterkerk. Mijn vader zal weer voor het eerst voorgaan als predikant in Hoogeveen. Dat zit zo: hij was best heel getalenteerd. Dat is mazzel, als je dat hebt, krijgt. Tegelijk legde hij de lat te hoog: hij moest en zou iedereen helpen. In de theologie heet het “Messiascomplex”. Maar er is écht maar één de Messias en mijn vader was het niet. Om dat gevoel van falen en tekortschieten te verdringen was hij veel te veel gaan drinken. Jarenlang. Sinds mijn 14e ben ik er bewust bij betrokken en bepaalt het ons leven dag aan dag. Hij was gelukkig nooit agressief, maar het was een kwestie van telkens weer beloven van “ik stop nu echt” en “we vonden weer drank en merkten weer dat hij teveel had gedronken” en dat riedeltje veel te vaak. We – mijn moeder en ik, zussen broers had/heb ik niet – verloren ons vertrouwen. Rotte rottijd, laat ik het zo maar samenvatten. Bijna niemand in de buitenwereld wist het. Totdat een collega van mijn vader – Hedman Bijlsma, ik noem zijn naam nog altijd in dankbaarheid – de kat(er) de bel aanbond. Hij confronteerde mijn ouders, hij mobiliseerde de kerkbesturen: kerkbesturen, ds. Van der Wel is verslaafd. Dat is een ernstige ziekte. Laten we hem uitnodigen/stimuleren zich te laten behandelen, grondig! Lukt hem dat, dan komt hij genezen terug. Opnieuw in de kerk. Maar we dwingen hem ook om aan zichzelf te gaan werken.
Ergens in februari 1979 gaat hij naar Hooghullen, een afkickkliniek in Eelde. Wij mogen hem de eerste drie maanden niet zien, hij ons ook niet. Het wordt in alle toenmalige Gereformeerde Kerken van Hoogeveen afgekondigd: ds. Van der Wel heeft een alcoholprobleem en hij laat zich behandelen. Als hij genezen is, komt hij terug…. Dat was natuurlijk dubbel: weet half Hoogeveen – want half Hoogeveen was gereformeerd – dat je vader een alcoholprobleem heeft en dan krijg je een weeklang praatjes. Aan de andere kant was er vooral ook de opluchting: je hoeft niet meer geheimzinnig te doen, schijn op te houden. En er is hoop: misschien wordt het wel weer normaal thuis. Hoe heerlijk zou dat zijn!
Het wordt een heel hard en leerzaam therapiejaar voor hem. Hij krijgt zichzelf terug, mijn moeder haar man, ik mijn vader. En op 4 mei 1980 gaat hij dus voor het eerst weer voor, om 17.00 uur. Dan ook al is ontkerkelijking een gegeven. Normaal zitten er in de kerk ca. 140 mensen in de middag. Nu is die bomvol. En als mijn vader binnenkomt – ik hoor het nog en krijg er nog kippenvel van – is er een daverend applaus. Dat leert mij wat gemeente van Christus kan zijn, zonder dat ik dat dan precies kan verwoorden als 18 jarige. Maar gewoon: als een mens kwetsbaar is, feilbaar, daar eerlijk over wordt, dat je daar dan aan mag werken en zó weer welkom bent, als dát gemeente is, dan wil ik daar wel bij horen. Aandacht voor wie het om wat voor reden zelf (even) niet redt. Hij houdt een preek over Jakob uit de bijbel die zijn familie bedonderd heeft, zijn vader en zijn broer. Die daarbij een nieuwe kans krijgt van God, die in een droom aan Jakob – bedriegertje betekent het – verschijnt. Die preek ging over Jakob. Maar ook over hem en over ieder die soms zichzelf of anderen ernstig teleurstelt en beschadigt en op z’n bek gaat. Ik snap die preek op dat moment ook niet precies. Ik weet dan sowieso eigenlijk niet of ik wel geloof. Maar ik voel aan alles, hoe belangrijk God voor hem en die mensen in de kerk was. Dat was het moment dat ik besloot theologie te gaan studeren. Ik heb er nooit spijt van gehad en ben langzamerhand gaan ontdekken wat er zo mooi aan geloven aan God, aan de kerk kan zijn. Ook hoe kerk niet mooi kan zijn, of zelfs God in de weg kan staan. Vooral als de kerk oordeelt, of de kerkmensen dat doen. Maar ergens die basiservaring van dat kwetsbare mensen niet worden afgebrand maar een kans krijgen met barmhartigheid…. Dát is het! Nog altijd!
Daarom raakt mij het zo, dat die banken eruit worden gesloopt. Het is natuurlijk mijn eigen pijn: hoop ik de kerk te bezoeken, die een kentering bracht in zijn (mijn vaders) en mijn leven, tref ik ontmanteling van de kerk aan. Maar het is meer dan dat. Ik weet niet hoe lezers van dit stukje onze samenleving in deze tijd beleven. Ik ervaar het als hard. Kille harten, gebrek aan warmhartigheid. Een overheid die mensen in de kou zet – toeslagen, Groningen, boeren – . En niet in staat lijkt het op te lossen. Maar ook mensen die hard zijn naar elkaar. Elkaar doodwensen, op facebook of andere (a)sociale media elkaar de meest nare dingen toewensen. Een ander bedreigen…, dood (!!!!) wensen? Zou je dat nou ook doen, denk ik dan, als je die ander echt voor je ziet, letterlijk? Met kwetsbare ogen enzo? Nu is het veel te kort door de bocht om te zeggen dat omdat nu de kerken leeglopen er verharding optreedt. Alsof kerken en de mensen – en de voorgangers – erin in het verleden én heden niet zelf bijdroegen aan oordeel en afwijzing. Maar dat is niet het enige wat er in kerken gebeurde en gebeurt. Er gebeurde ook dit: als je geregeld met een soort van paplepel ingegoten krijgt, dat je een ander hoger moet achten dan jezelf, dat je elkaars zwakheden aanvaardt, de mens achter het verhaal moet zien en niet moet oordelen, omdat God barmhartigheid vraagt, dan heeft dat een positief effect. Je wordt er door beïnvloed in je leefstijl. Je oordeelt minder snel en hard, je weet je eigen zwakheid en waarom zou je dan een ander afbranden? Met welk recht? Maar als die verhalen over warmhartigheid niet meer met de paplepel binnenkomen…, dan krijgt de verharding wel meer kans. Met succes, zie ik om me heen.
Ik heb het voor mijn ogen zien gebeuren en werken, effectief, daar in die Oosterkerk….. Hoe mildheid wonderen kan doen. Ik zou ons die mildheid in ons land heel graag gunnen….