Ik ga een aantal keren schrijven over iets dat voor veel mensen iets is van vroeger uit hun kindertijd: bidden. Daarbij werd het later een bron van teleurstelling, omdat het niet bracht wat je hoopte dat het zou brengen. Of wat ze zeiden dat het je zou brengen. Inmiddels is het dan misschien iets geworden van wat je al jaren niet meer doet en ook niet meer gauw zult gaan doen.
Ik hoor tot een aantal volwassenen die dagelijks bidt en zelfs een paar keer per dag, minstens een kwartier. Het is voor mij bijna een primaire levensbehoefte. Wat lucht is voor je longen, de stal is voor het paard, het water voor de vis. Dat zijn uitdrukkingen die suggereren dat bidden voor mij iets heel natuurlijks is. Vissen leven niet zonder water, longen niet zonder zuurstof. Voor velen die bidden tot een geïntegreerd deel van hun leven hebben gemaakt is het ook zo. Ik realiseer me dus, dat als het bidden je vergaan is dit klinkt als totaal absurd. Of dat je hooguit je schouders wat ophaalt en denkt: “leuk voor die lui dat ze dat hebben.” Of, misschien ook, een soort van verlangen aantikkend, maar dan op een manier dat je denkt “ik kan het gewoon niet meer, omdat er diverse doorslaggevende redenen zijn, waardoor ik het met mijn hersenen onzin vind om het te doen. En ik wil mezelf ook niet voor de gek houden.” En misschien ook dat je denkt “hoe kun je jezelf zó voor de gek houden?” Bidden en geloven horen tot de wereld van sprookjes.
Eerst dus maar de zeer serieuze redenen waarom het bidden een gepasseerd station kan zijn. In de vorige eeuw was er een theoloog die er een raak woord voor bedacht: biddeloosheid. Het klinkt als “hopeloosheid, moedeloosheid, zinloosheid”. Je kunt het wel doen, maar het helpt voor geen meter. Daar zit misschien de eerste oorzaak: het vraaggebed. Voor veel mensen is dat wat je als kind leert: bidden is dat je dingen aan God vraagt. Als ik op een school kom om met kinderen een gebed voor te bereiden voor in een kerkdienst en ik vraag hen waar ze voor willen bidden, dan is de rode draad “God zorg dat alles beter wordt: het milieu, de armoede, de mensen”. Even een anekdote waar ik in een latere fase op terug wil komen. Als ik net 7 ben speelt Ajax op woensdagmiddag 5 maart 1969 in Parijs een beslissingswedstrijd tegen Benfica. Het gaat om een plaats in de kwartfinale in de dan nog Europacup 1. Mijn vader en ik kijken samen, zwart-wit tv. Na 90 minuten is het nog 0-0 en het is heel spannend. Ik vraag aan mijn vader – ook dominee – “mag je wel voor voetbal bidden”. Mijn vader denkt na – ingewikkelde vraag, als nou een jochie in Portugal dat ook aan zijn vader vraagt, wat moet God dan? Gelijkspel? – . En kun je wel om dit soort dingen bidden? “Toe maar”, zegt hij. En ik ga op mijn knietjes en heb mijn ogen nog maar nauwelijks open of de 1-0 valt voor Ajax, daarna de 2 en de 3-0. Je snapt dat ik diep verwonderd was!
Maar een mens wordt groter. En als je als puber je proefwerk halfbakken leert en de oude Ajax-truc van stapel haalt: God, ik weet wel dat ik beter had moeten leren, maar help me alstublieft toch maar, dan ontdek je dat er ook nog zoiets is als eigen verantwoordelijkheid. Het bidden wordt niet beloond, het slechte leren wel: 4,5 is het cijfer. Dat is direct een ding dat mee gaat spelen in waarom bidden
problematisch is en wordt: je hebt ook je eigen verantwoordelijkheid. Waar je als jochie van 7 leeft in de verwondering over een grote wereld, daar kom je er als volwassen wordende mens erachter, dat de wereld minder magisch is en God niet iemand is die aan de knoppen zit te draaien. En als je Hem vraagt dat Hij dan op jouw verzoek de knoppen iets anders indrukt.
Dat brengt nog weer een andere vraag naar boven, die voor veel mensen reden is om bidden als een soort onmogelijkheid te zien. Tot wie bid je eigenlijk? Is God een persoon? Een grijze man op een wolk? Die zich actief met je leven bemoeit? Of zit je als je bidt jezelf voor de gek te houden met dat beeld en praat je tegen een plafond en komen je woorden niet aan? Wat betekent een “gebed horen” of zelfs “verhóren” door God?
Er speelt nog een ander aspect: de rol van God lijkt ook erg beperkt. Die van Brussel, Den Haag, Moskou en New York veel groter. Wat voor zin heeft het voor boeren om te bidden om een oplossing voor stikstof als de beslissingen niet in de hemel maar in Den Haag vallen?
Om dat nog maar even wat te accentueren: veel mensen haken af uit diepe teleurstelling omdat hen leed overkomt. En ondanks dat je bidt en er misschien wel veel meer mensen die mét jou bidden dat het leed verholpen wordt, gebeurt het niet. Mijn eigen vader – die van de voetbal en Ajax – werd ernstig ziek, keelkanker. Er werd veel voor hem gebeden. Omdat hij predikant was geweest in diverse plaatsen, werd er door het hele land zelfs in die plaatsen gebeden. Hij stierf. Gebeden niet verhoord. Nou ja, het vreemde was wél dat hij verrassend rustig was – met alle emoties die er ook waren – in vrede stief en dat ik kort voor zijn dood besloot niet zonder God te willen leven. Dat is dus een ándere reactie op het niet verhoren van gebeden. Tegendraads bijna. Voor mij heeft het te maken met wat de Deense filosoof en theoloog Kierkegaard ooit zei: bidden verandert niet God, maar het verandert de bidder zelf. Dat is voor mij dagelijkse ervaring en reden om te blijven bidden. Daar zou ik de komende weken telkens graag wat over delen. Zonder daarbij de sterke redenen van de biddeloosheid te willen bagatelliseren, of deze te negeren. Het moet dus gaan over én
– Bidden en je eigen verantwoordelijkheid
– God die een persoon is?
– Wat kan een mens vragen aan God? Dus het vraaggebed met alle vragen en teleurstellingen daarbij over onverhoorde gebeden.
– God en New York? Wie draait er echt aan de knoppen.
Maar het moet dus ook gaan over wat dan wél de zin van bidden zou kunnen zijn. Volgende week een eerste stuk over bidden als gecoacht worden door je beste Vriend.