Bidden voor volwassenen deel 6: gebeuren er wonderen als je bidt?

Bidden voor volwassenen deel 6: gebeuren er wonderen als je bidt?

Deze serie begon met een aantal argumenten waarom mensen afknappen op bidden. Eén van die redenen is dat ons vaak is verteld dat God onze gebeden verhoort en ons geeft waar we om bidden. Ik heb die vraag tot deze laatste keer bewaard. Niet omdat ik ‘m niet aandurf – en dus voor me uitschoof – , maar omdat ik in de vorige blogs heb willen aangeven, dat bidden véél meer is dan God die wonderen verricht op ons verzoek.

Gebeurt dat dan? Ja, het gebeurt. Ik ga er zo wat voorbeelden van noemen, die ik uit de eerste hand van mensen heb gehoord én heb gezien. Maar ik ga eerst wat anders zeggen. Als het wonder van genezing níet gebeurt, gebeurt er misschien wél wat anders. Dat je God ervaart als ultieme geborgenheid, als vriend. Daar wil ik ook twee voorbeelden van geven, die ik ook uit de eerste hand heb. Ik kende een collega, die kinderverlamming/polio heeft gehad. Een ontzettend aardige, open kerel. Ik was blij dat ik hem kende, hij was veel ouder en ik genoot van zijn milde levenswijsheid én zijn doorleefd geloof. Zijn favoriete bijbeltekst kwam uit een verhaal uit Marcus, een bijbelboek dat over Jezus gaat. Daar brengen 4 mannen hun verlamde vriend bij Jezus met het verzoek om hem te genezen. Dan zegt Jezus tegen de man “je zonden zijn je vergeven”. De omstanders in het verhaal verbazen zich én ergeren zich: wie ben jij dat je zonden vergeeft, dat kan God alleen? Wel, zegt Jezus, Ik kom dat namens God inderdaad doen. Wat denken jullie dat makkelijker is om tegen iemand te zeggen: “je zonden zijn je vergeven” óf “neem je bed op en wandel”. Dat laatste zegt hij dan óók tegen de verlamde en die neemt zijn bed op én kan lopen. De favoriete bijbeltekst van mijn collega – het is op zijn grafsteen terechtgekomen – was “vriend, je zonden zijn je vergeven”. Dat vond ik uit zíjn mond indrukwekkend. Want normaal lopen kon hij nooit. Dus ondanks dat hij nooit kon lopen – dat wonder gebeurde bij hem niet – was die vergeving voor hem meer dan genoeg op een andere manier. Toen ik hem ernaar vroeg zei hij: “ik weet niet waarom ik niet beter word, maar wél dat ik liever een vriend heb die een leven lang met mij mijn weg deelt, dan dat ik zou kunnen lopen op een weg, maar dat zonder die vriend zou moeten doen.

Mijn vader had hetzelfde, toen hij ziek werd en keelkanker kreeg. In de gemeentes waar hij predikant was (geweest) werd voor hem gebeden. Genezing bleef uit. Er was ook iemand die we goed kenden en die enorm in gebedsgenezing geloofde (en nog) die zei: ik geloof dat hij wél beter wordt. En mijn vader zei: Gods nabijheid is mijn houvast. Ik zou heel graag bij jullie blijven, maar durf te sterven. En tegen degene die bleef bidden om genezing zei hij: verlies je geloof niet, als ik niet beter wordt. Er zit iets in het omgaan met God zélf, in het vinden van nabijheid, dat méér is dan genezing. Ultieme geborgenheid, laat ik het zo maar noemen.

Nu de twee andere verhalen. Een oude man verloor zijn vrouw, ik was zijn predikant. In zijn alleen zijn ging God steeds meer voor hem betekenen. Hij was ernstig diabetespatiënt en één van de gevolgen daarvan was heel slechte vaten. Zó slecht dat de chirurg hem zei: uw been sterft af, de vaten in het been zijn te slecht. We moeten het amputeren. Komt u volgende week terug, we zien het nog heel even aan. En de man vroeg me: dominee, in de bijbel staat dat voor God niets onmogelijk is, wilt u met en voor mij bidden dat mijn been er niet af hoeft. Ik heb dat gedaan, maar wel zélf met enorme scepsis…… Dat gaat niet gebeuren, dacht ik, en ik dacht het vanuit de ervaringen die ik zélf had met mijn vader, wat een paar jaar geleden gebeurde. De week erna kwam de man opgetogen uit het ziekenhuis. Het ging écht veel beter en de arts was verrast…… Ik ook….. Hij heeft nog jaren geleefd met twee benen….. Zijn vreugde over God was groot.

Een vrouw vertelde me dat ze een ernstige chronische ongeneeslijke ziekte had en dat er door een gebedsgenezer voor en met haar was gebeden. Ze was altijd al gelovig. Maar ter plekke gebeurde het

bijzondere – door de artsen geconstateerd – de ziekte is verdwenen. Haar geloof, haar vriendschap met God heeft zich enorm verdiept, haar vreugde ook.

Ik schrijf dit, omdat ik het niet op een rijitje krijg, dit. Vaak ben ik als predikant bij mensen die iets ingrijpends moeten ondergaan qua operatie. Of iets in een relatie, dat het buigen of barsten is. Vaak vinden mensen het dan oprecht fijn als we samen bidden. Het zijn allemaal situaties waarin mensen – we, ik ben er ook één en weet hoe het voelt – hoe kwetsbaar je bent in zo’n situatie en dat je je ergens moet overgeven aan handen van een dokter, aan een situatie en ín dat alles aan God. Vaak bid ik om de handen van de dokter te zegenen. Dat is in lijn met hoe veel dokters hun werk zien. Ook zíj zien hun werk als in de praktijk brengen van wat in het Onze Vader staat “laat uw wil gedaan worden”. Als Christus bezig was mensen te troosten, te helen, te genezen, dan doen wij dat met de ons daartoe beschikking staande middelen. Door mensenhanden, met kennis die in deze schepping verborgen ligt. Dat lijkt me Gods favoriete manier. Maar soms gaat Hij daar dus buitenom, zoals bij die oude man met zijn ernstig zieke been en zoals bij die vrouw met haar chronische ziekte. En ik heb geen idee waarom dat bij hen wél gebeurde en bij mijn oude collega met de polio en mijn vader met de keelkanker en heel veel andere mensen niet.

En toch is er in dat geheel een soort overeenkomst tussen die oude collega met levenslang polio, mijn vader met zijn ongeneeslijke keelkanker én de oude man met het wonder van zijn been én de vrouw die van haar ziekte genas. Die overeenkomst zit in dat ze alle vier diep ervaren dat God hen nabij is. Voor mij is dat ergens de kern en de zin van alle bidden.