Rutger Bregman heeft een boek geschreven dat vaak wordt verkocht en door veel mensen met instemming wordt verslonden. Titel: “de meeste mensen deugen”. Kern van het verhaal: we moeten af van een (verouderd en door de wetenschap achterhaald) mensbeeld waarin de mens geneigd is tot kwaad, dat bedekt is onder een dun laagje vernis van beschaving. Haal je het vernis eraf, dan komt de ware beestachtige aard van ons beestje naar boven. Bregman ziet het anders: in de kern van ons mensen, zo zegt Bregman, wonen twee wolven, een goede en een kwade. Het ligt er maar aan welke je het meeste voedt: die krijgt de overhand in je leven. En dan volgt een hele reeks anekdotes en wetenschappelijke gegevens waaruit blijkt dat we niet “geneigd zijn tot kwaad”, maar als je ons maar op de juiste manier inspireert, moet je kijken hoe goed we dan zullen zijn! En – hij is predikantszoon – hij eindigt o.a. met een reeks citaten uit de Bergrede van Jezus, waarin Jezus ons oproept tot zeer humaan gedrag. Voed de brave wolf en de boze wolf in je wordt uitgehongerd. Het boek heeft me aan het denken gezet. Ik heb die twee wolven ook. De bakker in Sauwerd – de plaats waar ik ooit begon – vatte het nog kernachtiger samen: de mens is half beest half geest. Mijn punt is: het lukt me maar niet die boze wolf uit te hongeren en de goede te laten winnen. Het blijft bij mij balanceren.
Ik heb het best een tijd geprobeerd, leven vanuit de bergrede. Iemand anders de andere wang toekeren als ik word beledigd. Mensen groeten die mij niet groeten, anderen behandelen zoals ik behandeld wil worden, mijn vijanden – nou ja, de mensen die me vreemd(eling) zijn en ongemakkelijk – liefhebben. En soms kom ik best een heel eind. Als ik het op een formule zou moeten brengen: ik ben geneigd tot heel veel liefde en geduld: naar mijn familie, vrienden, mensen die op mijn pad komen in mijn werk en daarbuiten. Dus ook mensen buiten mijn eigen kring die ik niet ken. Voor het milieu wil ik ook het vliegtuig een keer laten staan. En regelmatig plukken anderen daar de vruchten van en ik zelf ook. Je zou dat de “brave wolf” in mij kunnen noemen.
Maar ik heb ook andere kanten. Als ik dat op een formule zou brengen: ik ben knap vatbaar voor het kwade. Mijn boze wolf…. Ik ben altijd blij dat de techniek nog niet zo ver is, dat al mijn gedachten verschijnen op de displays van de smartphones van de mensen die in mijn buurt zijn. Loop ik door Amsterdam of zo’n soort stad en zie ik veel mensen van buitenlandse afkomst dan floepen er soms zomaar eng racistische gedachten in mijn hoofd op waar ik van schrik. Dingen die Jezus in de bergrede niet helemaal zo bedoelt, zal ik maar zeggen. Sta ik in een supermarkt in een rij en duurt het wachten lang, dan heb ik mijn naaste echt niet heel lief. In het kader van 75 jaar herdenking van de oorlog vraag ik mijzelf kennende me af of ik dapper genoeg zou zijn om Joden of andere mensen die werden bedreigd te helpen. Ik kan nu wel heel grootsprakerig zeggen dat ik sterke principes heb enzo, maar ik moet altijd een beetje denken aan Simon Petrus, een leerling van Jezus. Die zei ook dat hij zeker wist dat andere mensen Jezus misschien zouden verlaten, hij niet…. In de grond van de zaak ben ik vaak een angsthaas. En zo kan ik een hele tijd doorgaan op veel vlakken, maar dat doe ik niet, want dit is geen biechtplekje.
Eerst dacht ik nog: als ik ouder word, dan word ik vast wel perfecter. Meer liefde, meer geduld, minder vatbaar voor het kwade. Mijn boze wolf verhongert, kijk mijn brave wolf eens gezond zijn en gras eten met biggetjes in plaats van biggen vangen en doden. Maar het werkt niet. Beide beesten blijven stevig…
Misschien dat Rutger zegt, dat het komt door mijn onwetenschappelijke en verouderde mensbeeld. Ik zelf denk dat ik gewoon zo in elkaar zit. Dan maar een minderheid. Ik voel me vaak een beetje die robotmaaier die ik in een tuin in de buurt vaak aan de gang zie. Ik snap niks van dat ding: hij maait op een heel inefficiënte manier, schots, scheef. Niet rechttoe, rechtaan, betrouwbaar en logisch, alleen maar oog voor zijn doel: deugdelijk grasmaaien. Zo leef ik ook. Nooit echt uit één stuk, deugdzaam. Altijd die mix. Verschil met die maaier is dat het gras bij de buurman uiteindelijk wel keurig gemaaid is en mijn leven nooit een geheel opgeruimde tuin wordt. Het blijft iets van kruid en onkruid door elkaar.
Overeenkomst met de maaier en mij is, dat hij en ik telkens een soort oplaadpunt zoeken. Wordt de maaier moe, dan gaat hij naar het oplaadpunt. Doe ik ook, maar bij mij is het dan een bidkrukje en een kaars en een bijbel. Daar zoek ik ergens het contact met God, met Jezus. Ja, die van de bergrede, maar gelukkig ook van veel andere verhalen. Waarin Hij mensen opzoekt die met zichzelf en anderen klem komen te zitten en Hij verrassend mild is en niet zegt “doe beter je best, want dan ga je bij de deugende meerderheid horen.” Zeg maar een houding zonder oordeel en met veel liefde en geduld. Naarmate ik langer met Hem – en Hij vooral met mij – optrek leer ik dat ik nou eenmaal zo’n vreemde mix ben. Van geneigd tot liefde en knap vatbaar voor het kwade. Het wordt niet anders., ook niet na mijn 60e vermoed ik. Dat onderkennen scheelt een boel energieverlies: want telkens proberen beter te zijn dan ik ben, leidt alleen maar tot tegenvallers en het gevoel gevechten van en tegen mezelf te verliezen. Mezelf zo aanvaard voelend lukt het me beter om zowel dat liefdevolle als dat vatbare voor het kwade te herkennen. En een beetje te hanteren. Mezelf met beide kanten zelfs lief te hebben. Wolfje wolf en Midas wolf, allebei.
Ik schrijf dit aan het begin van de 40-dagentijd voor Pasen. Tijd voor bezinning op de aard van ons mensen. Waar we geneigd zijn tot liefde en vatbaar voor het kwade. Zeg maar waar de Petrusjes dezer wereld zichzelf tegen leren komen met goede en vatbare kanten. Hard en teleurstellend tegenkomen soms dus ook. Paasfeest mondt voor mij niet uit in dat ik mijn kwade kanten overwin en eindelijk deug. Dat wordt niet wat, ook niet na 58 jaar…. Het mondt wel uit in een realistische aanvaarding van Boven en dat brengt net wat meer vrede in mijn persoonlijkheid. Dat woord “vrede voor jullie” is ook het verrassende eerste woord dat Jezus spreekt na Zijn opstanding als zijn vrienden – die zichzelf fiks achter de oren hebben moeten krabben over hoe vriendschappelijk ze waren – Hem tegenkomen. Ik vind dat vrede een intens begripvol woord.
Vrede dus: met wat en wie ik wel ben en ook niet ben. En nooit zal worden. Ik schat in dat mijn omgeving daar ook wat bij gebaat is….. Misschien dat dit dan een remedie is voor een minderheid van mensen waarbij ik blijkbaar toe behoor?