Op weg naar Pasen, 31 maart 2022

Op weg naar Pasen, 31 maart 2022

Over leven en dood, maar vooral over leven!

Een tijd geleden kreeg ik van een gemeentelid deze bijzondere kei. Hij is beschilderd door de in Baalder wonende kunstenaar Andrej Andruchov. Het is een lijdende Christus die je intens verdrietig én liefdevol aankijkt. Ik kijk er regelmatig naar en laat het beeld dan binnendringen. Aan de hand van deze “kei van een Christus” én aan de hand van een aantal bijbelgedeelten wil ik de komende woensdagen tot aan Pasen wat gedachten met jullie delen over Pasen en ons en het leven. Deze vijfde keer op 30 maart gaat het over  zinnetjes  uit het boek van Lucas waar één van de met Jezus gekruisigde mensen vraagt: Jezus, denk aan mij als je in je koninkrijk komt en waar Jezus antwoordt:  vandaag nog zul je met mij in het paradijs zijn”. Het gaat vandaag over leven nu, vandaag, over sterven én leven hierna.

Er is op dit moment een campagne van Sire. Je hebt de spotjes misschien wel eens gehoord op de radio. De dood…, praat er niet overheen. Zeg je Pasen, dan zeg je opstanding uit de dood. De overwinning van het leven op de dood. Dus iets positiefs. Maar je hebt het dus ook over “dood”. In mijn werk krijg ik er heel geregeld mee te maken. Zo’n 10 keer per jaar leid ik een begrafenis. En geregeld spreek ik dus met mensen die weten dat ze niet lang meer zullen leven. Sommige mensen kunnen daar heel goed over praten. Anderen vinden het onderwerp letterlijk doodeng en omzeilen het liever. Allerlei angsten komen voorbij: is er wel leven na dit leven? Ik vind het zo erg dat ik mijn geliefden moet loslaten, hoe zal het verder gaan? Ik heb in mijn leven een heel aantal dingen verkeerd gedaan, ik kan het niet meer rechtzetten. Kan ik leven met wie ik was en kan ik sterven met wie ik was? En wat vindt God daarvan? Maar soms zijn er ook geen angsten, maar eerder verlangen: ik hoop en verwacht dat ik mijn geliefden weer zie. Mijn leven is mooi geweest en ik kan terugzien op veel goeds, ik heb er vrede mee dat het nu gaat eindigen. Of mijn ziekte is nu zo erg en mijn lasten zijn zo groot dat ik graag wil dat het voorbij is. En ik verwacht dat ik bij God terechtkom.

In de regel hebben mensen die er wél over praten het er minder moeilijk mee dan mensen die er niet over kunnen praten. Erover praten is het met elkaar delen en als je deelt verminderen je angsten in de regel. Trouwens, het is voor de achterblijvers ook altijd fijn als ze een beetje weten hoe je in het leven stond én of je wensen hebt voor je afscheid.

Misschien vind je dit dus een zwaar begin. Praten over de dood is ook zwaar. Punt is dat we er allemaal mee te maken krijgen. In je omgeving zullen mensen sterven en ieder van ons komt een keer aan de beurt. Wat heeft dat nu te maken met de kei die Andruchov beschilderd heeft én met de teksten uit Lucas. Of, nog anders, wat geeft Pasen nu voor perspectief, uitzicht als het gaat over leven en dood.

Ik weet niet of het je wel eens is opgevallen, maar anders vertel ik het je nu: in de bijbel wordt Jezus eigenlijk nooit zo direct aangesproken met “Jezus”, dus met zijn naam. Heel vaak is het Rabbi, meester. Zeg maar met een soort van respect. Maar een paar keer is dat anders en al die drie keren zijn het heel rauwe kreten. Alle franje, alle beleefdheid eraf. Een kreet om hulp omdat het leven niet meer leefbaar is. Op een zeker moment ontmoet Jezus een man, die naakt is en  totaal in de war. Iedereen is bang voor hem, hij hoort stemmen. Wij zouden hem psychotisch noemen en in zijn psychose gewelddadig. Wat heb ik met jou te maken, Jezus? Zo brult hij het uit. En er zit in die kreet angst en verlangen tegelijk. Dat dit leven dat hij leidt verbetering mag krijgen. De tweede kreet komt uit de mond van Bartimeüs, de blinde bedelaar. Soms zie je ze wel eens zitten in grote steden. Gehandicapte mensen. Blind, niet kunnen lopen met zo’n blikje voor hen en bedelen om geld. Is dat leven? Bartimeüs vindt zélf van niet en krijst het uit: Jezus, help me! Niks geen beleefdheden, maar een noodkreet.

Er zijn veel hulpverleningsorganisaties. Voor blinde mensen. Voor arme mensen enzovoort. Vaak met een mooi hoofdkantoor en een directeur die flink verdient aan de donaties die mensen geven. Hier wordt verteld dat de directeur zelf het hoofdkwartier verlaat en met zijn voeten in de klei, in de stront komt te staan. Zeer benaderbaar. Jezus houdt gesprekken met kerkelijke leiders, dat ook. Maar het liefst is Hij tussen de mensen, bij de mensen. Om ze te laten voelen dat ze de moeite waard zijn. En vaak wordt er verteld dat Hij buikpijn krijgt als Hij mensen ziet die zo in de sores zitten. Medelijden voel je in je buik. In de steen die Andruchov heeft gemaakt zit die blik ook. Een blik met pijn over het verdriet van mensen én een blik vol diepe liefde. Voor zo’n kansloze blinde man, voor zo’n totaal verward mens. Ergens moet het Hem dubbel in de oren klinken, die rauwe kreten: Jezus, help toch! Dubbel vanwege het leed dat erin doorklinkt, de hoopvolle wanhoopskreet. Maar ook het vertrouwen: deze mensen voelen dat God van ze houdt, dat Hij van ze houdt. Ergens zou Jezus willen dat ieder mens dat zou voelen en voelt. Alzo lief heeft God de wereld gehad. En het bijzondere gebeurt. Bartimeüs kan zien en is én blij met zijn nieuwe leven én met God. Die zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En datzelfde geldt voor die enge psychotische man. Zijn hoofd en lijf en hart komen tot rust, hij wordt weer mens en is dolblij met de rol die God daarin speelt. Het klinkt als eerder in deze podcasts: als het paradijs, zoals een leven bedoeld is. Geliefd door God, vrij om te leven.

Wacht even…. Ik zou het toch over sterven hebben. Ja, even geduld, komt eraan. Maar het woord “dood” in de bijbel gaat over meer dan alleen de laatste adem uitblazen. Als bijvoorbeeld in het bekende verhaal van de Vader met die verloren zoon die jongen thuis komt, dan zegt die vader: mijn zoon was kwijt én hij is gevonden, hij was dood en weer levend geworden. Uit de goot, uit het donker, geliefd. Je kunt rijk zijn, maar als je slaaf bent van je carrière, dan leef je bijvoorbeeld in de ogen van de bijbel, van God niet echt. Als je altijd maar bang bent voor wat anderen vinden en ook al vindt iedereen je aardig, maar je weet niet meer wie jezelf bent…, dan leef je niet echt…. Daarom zie je Jezus op allerlei mensen afstappen die op wat voor manier ook klem zitten. Dit wel adem halen maar niet vrij zijn om te leven.

Dat is heel zijn passie, zijn drang. Tussen de mensen zijn, bij de mensen zijn. En dat in alles. Dat brengt me dus bij de laatste keer dat Jezus zo als een noodkreet zijn naam hoort klinken. Nu uit de mond van iemand die zijn leven verknald heeft. Een roofmoordenaar, die gepakt is en nu wordt gestraft. Niks in je leven kun je meer overdoen, herstellen. Dit was je leven, je bent in de criminaliteit beland, hebt andere mensen beroofd. Van hun geld én van hun leven. En die roept ook als hij verrekt van de pijn en van de spijt over zijn leven “Jezus…, denk aan mij als je in je koninkrijk komt”. En – kijk opnieuw even naar de kei en de blik van pijn én liefde in de ogen van Christus – Jezus’ antwoord is: vandaag nog zul je met mij in het paradijs zijn. God die erbij wil zijn als een mens aan het einde van zijn leven is. God die erbij wil zijn als een mens een totaal mislukt leven heeft geleefd. En die met dezelfde liefde waarmee Hij mensen tijdens zijn leven overeind heeft gekregen belooft Jezus nu dat deze mens, door God gemaakt, na zijn dood bij God zal zijn. In het paradijs.

Daar wil ik twee dingen over zeggen. Eerst het in mijn ogen belangrijkste: de liefde van God voor mensen gaat bizar ver, onbegrensd ver. Daar verbaas ik me iedere keer over én tegelijkertijd is het ook een vloer onder mijn leven. Ik kan het zo gek niet maken in mijn leven, maar God zal mij, ons mensen niet afwijzen. Dat is wat anders dan dat ik telkens mijn best doe om het heel gek te maken. Maar het geeft een soort ontspanning aan je leven. Een medicijn tegen de neiging tot perfectionisme. Een fout, twee, drie, 12 het kán. Als je het misschien een beetje vreemd wilt zeggen: juist in het maken van fouten leer je de liefde van God beter kennen. Daar kun je dus echt niet uit vallen. Leef, durf te leven en durf erbij te miskleunen.

Twee is dit: er zijn verschillende woorden die de bijbel gebruikt voor het leven hierna. Het paradijs, het Koninkrijk, de hemel en zo nog wel een paar. Al die woorden geven aan: er is leven hierna en God is ook daar bij je en jij bij God. Want die liefde houdt niet op na de dood. Hóe is het daar??? Het eerlijke antwoord is: dat weten we gewoon niet, in elk geval niet precies. Jezus is als Hij opstaat uit de dood aan de ene kant helemaal dezelfde als voor die tijd. Zijn leerlingen herkennen Hem. Tegelijk is Hij ook anders: Hij komt dwars door deuren heen, wordt pas door zijn leerlingen herkend als Hij het brood breekt. Dat laatste is natuurlijk ook een belangrijk herkenningspunt, want dat staat symbool voor zijn leven delen met de mensen en is heel kenmerkend voor Hem. Als de bijbel er over spreekt, over hoe het hierna is, dan wordt het op een zeker moment vergeleken met een graankorrel. Je stopt een graankorrel in de grond, die sterft daar. Dat lijkt het einde. Tegelijkertijd kiemt er dan ook juist iets nieuws en daar groeit een nog veel grotere aar uit die heel veel vrucht brengt. Zelf probeer ik het als ik kinderen heb tijdens een uitvaart uit te leggen met de foto van een vlinder. Die is eerst rups, dan houdt zijn leven als rups op en wordt het een cocon en gaat dezelfde rups op een nieuwe manier verder. Het zijn beelden, voorbeelden, die proberen dat wat de leerlingen meemaken na de dood van Jezus aan ons te vertellen op een manier die ons diep van binnen het vertrouwen geven, dat het met onze fysieke dood niet is afgelopen. Dat het hierna anders én mooier is. Want dichtbij de liefde van God.

Toen ik op dit punt was gekomen in deze podcast ging de telefoon. Een ouder iemand lag heel plotseling op sterven, of ik wilde komen.  Dus ging ik en hielp ik de familie om los te laten, afscheid te nemen. En over te dragen in de handen van God. Hoe dat eruit ziet, de handen van God weet je niet. Of ergens ook wel, het moet handen zijn die lijken op de handen van Jezus die dwars door de dood heen mensen vasthoudt. Het laatste wat ik dan doe is mijn handen op het hoofd leggen van dat kostbare mens en haar de zegen meegeven van God. Voor onderweg naar de overkant. En dat we vertrouwen dat er een overkant is, dat heeft te maken met dat Jezus die kwetsbare man aan het kruis niet afwees en aan zijn leerlingen verscheen. Er is leven door de dood heen en God wil daar nét zo bij ons zijn als Jezus hier was bij de blinde Bartmeüs, bij die angstige man bij het meer om hen hier te laten proeven van hoe mooi leven is. En Hij wil dat die man aan het kruis die zijn leven hier had verknald laten voelen hoe het hierna is, hoe je tot rust komt als de liefde van God je leven totaal draagt.