Deel je leven!

Deel je leven!

Lieve allemaal,

Deel je leven! Laat me maar beginnen bij “je leven!” Hoe bijzonder is het dat u, dat jij, dat ik er überhaupt bent en dat we allemaal léven. Even jullie meenemen in de verwondering. Ergens in het verleden hebben onze ouders ooit met elkaar gevreeën. Uit zo’n  100-200 miljoen zaadcellen heeft één zaadcel de eicel van je moeder bereikt én bevrucht. Als nu nét één zaadcelletje harder had gezwommen, was u, was jij , was ik een ander mens geweest. Sterker nog, als een zaadcelletje met het X-chromosoom harder had gezwommen, dan was ik nu een vrouw geweest. En mijn ouders hadden mij Trienke genoemd. Dat is één van de redenen waarom ik graag een man ben en Wim heet J.

Maar hoe bijzonder dus: u, jij, ik, wij zíjn er toch maar. Ons leven! En in de kerk zeggen we dat het een geschenk is van God. Daarmee bedoelen we te zeggen, dat we geloven dat Hij ons leven écht wil. Een gewild mens, een geliefd mens. Geschapen voor het geluk. Daar bent u hier dus voor, jij en ik: gewild, geliefd én bedoeld voor het geluk. Jouw leven!

Dat klinkt idyllisch, sprookjesachtig. Zeker als we dan ook nog het verhaal van Genesis 1 er tegenaan leggen, dat Mirjam net heeft verteld. Dat klinkt ook altijd als het begin van een mooi sprookje: God die bezig gaat met iets moois te maken, zoals twee ouders die bezig gaan met een kraamkamer te maken. Alles moet mooi worden, want straks komt het kind!!! Heel de schepping wordt mooier en mooier, want straks…., dan gaat God mensen maken. Die zullen gelukkig worden.

Zoals wij hier allemaal zijn, weten we dat geluk heel kwetsbaar is. Ik ken hier mensen onder ons, die gewoon enorm gelukkig zijn. Met zichzelf, met hun geliefden, met kinderen, met kleinkinderen, met God. Ik ken mensen die beide kennen: geluk én ongeluk. Omdat er scheuren in het leven zijn gekomen: in je geloof, waar je je vroeger veilig voelde bij God en dat een soort rust gaf en die je nu kwijt raakt. Of omdat er verlies in je leven is gekomen, diep verlies. Degene – je man, je vrouw, je kind, je moeder, je vader – die voor jou belangrijk was, is er niet meer. Of er kwam een breuk in je liefde, een scheiding. Het leven is niet meer zoals ooit. Of omdat je last hebt van een ziekte, fysiek, psychisch, waardoor je je helemaal niet gelukkig kunt voelen. En ik ken ook de mensen onder ons die véél zwarigheid hebben in hun leven:  wat nou leven….. Ik vind alles wat er is moeite en verdriet en zou het niet erg vinden als het voorbij was. Soms heb je zoiets kort, soms heb je het langer. En dan zeggen: we zijn bedoeld om gelukkig te zijn en je bent gewild? Die woorden zijn dan te groot.

Dat snap ik én ik ga er toch iets naast zetten, dat het sprookjesachtige doorbreekt. Ik denk dat een heel aantal van jullie niet weet – heb ik ook weer wat nieuws te vertellen! – maar het verhaal van de schepping in zes/zeven dagen is voor het eerst opgeschreven in Babel, zo tussen 587-537. Dat is een inktzwarte en allerminst sprookjesachtige periode uit de geschiedenis van Israël. Het volk Israël is uit Jeruzalem en het land verdreven door de koning van Babel. De stad is aan flarden, de tempel is verwoest en er zijn talloze mensen omgekomen. Denk aan de beelden van Aleppo, denk aan de vluchtelingen en je hebt een beeld van hoe het dán is. De mensen zijn op zoek. Hoe overleven we dit? Is God er? Is dit nu de bedoeling van ons leven? Dit is toch volstrekt zinloos! Waarom zouden we nog willen leven?

En dat je dán dus het verhaal opschrijft en gaat vertellen over dat God de hemel en de aarde heeft gemaakt. Dat je dán gaat vertellen, dat de aarde woest en leeg is en dat aan het einde van het verhaal er een bloeiende tuin is….. Dat staat dus hááks op waar ze in leven op dat moment. Waarom vertellen ze dat?

Daar zit hóóp en geloof in. Geloof, dat ondanks alle donker deze wereld geen chaos is. Dat er een God is die de Schepper is, die jóuw Schepper is, mensen van Israël, en dat die het goede met dit leven voor heeft. En zie…, God zag dat het goed was. Dáár eindigt het mee. Wat heeft dat nou met de mensen gedaan in Babel? Dit: het heeft hen moed gegeven om in de ballingschap de moed niet te laten zakken. Om te blijven geloven in de trouw van God. En om niet in de somberheid te eindigen. Het verhaal van de Schepping is niet alleen het verhaal van “hoe begon het ooit?”. Het is veel meer dus het verhaal van “hoe zijn we bedoeld door de Schepper?” Als we wat te vieren hebben, laten we dat doen! Laten we het geluk proeven en Hem ervoor danken! En…., als er donker is in ons leven, écht verdriet, als het ons naar beneden zuigt, de put in, laten we onszelf en elkaar dan blijven vertellen, dat we bedoeld zijn voor het licht!

Maar daar ben je er niet mee. Je moet elkaar niet alleen vertellen “je bent bedoeld voor het licht….” Er is óók dit:  de mensen in Babel gaan samen delen: hun wanhoop, hun verdriet én hun geloof, hun vreugde, hun hoop. Door dat te doen, door de wanhoop te benoemen, de tranen te huilen én door te blijven volhouden: ja, maar God is er en het leven is écht anders bedoeld…., dáárdoor ontstaat ook weer de hoop, het vertrouwen. De vreugde! Het idee: ooit komt er een tijd dat we weer lachen, thuis zijn, geluk hervinden. Dan zijn we weer zoals we zijn bedoeld, zó zijn we geschapen!

In zekere zin is dat ook de essentie van het stuk uit Prediker dat we hebben gelezen. Dat boek staat wat mij betreft in de top 5 van favoriete bijbelboeken. Hoe het héle leven – de vreugde én de diepte, de vragen en de antwoorden, de twijfels en het geloof – dáár naar voren komt!! Ook in het stuk dat we hebben gelezen: wétend van de kwetsbaarheid van het leven…., de scheuren, hoe dan het genieten van het goede van het leven boventoon blijft voeren. Geniet…, want zo heeft God het al heel lang gewild. Vanaf het begin.

Dáár zijn we ook voor bedoeld: sámen delen, sámen leven. Zo schrijft Paulus – de apostel – er bijvoorbeeld over: als iemand blij is, wees blij met hem/haar. Als iemand veel respect heeft gekregen voor iets, wees er blij mee om die ander. Maar ook: als iemand verdriet heeft, deel dan mee in het verdriet. Want dat lucht óók op, als je verdriet deelt en het eruit gooit. Als je dáárin wordt gehoord, erkenning krijgt, een luisterend oor…., dan kan er ook weer ruimte komen voor vérder leven. En, dat is natuurlijk gewoon zo, soms moet het er wel 20, 200 keer uit. Maar ergens altijd met de ondertoon: het donker mág het niet winnen. De Paaskaars brandt niet voor niets: teken van het leven, dat het wint. Het verhaal van de schepping wordt niet voor niets verteld in Bábel, als het leven op z’n donkerst is. Het donker mag het níet winnen: het begint met “Er zij Licht.”

Vandaag starten we weer met onze diensten hier. Het seizoen begint en het thema is “deel je leven”. Wat mooi en wat bijzonder dat we allemaal zijn geboren, leven! Het wordt mooier en krijgt diepgang – zowel het verdriet als de vreugde – als we delen. Dat mag hier, onder ons. Maar uiteraard op alle plekken waar wij in ons leven samen anderen ontmoeten: thuis, je familie, vrienden, collega’s, buurtgenoten, medemensen. En hier…, hier warmen we ons en laten we ons inspireren door elkaar en door de verhalen uit de bijbel én daarin door God. Amen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.