Gedeelde smart….

Gedeelde smart….

Lieve mensen van onze Heer Jezus Christus,
Al vrij snel wordt aan het begin van de bijbel een verschrikkelijke ruzie uitgevochten. Abel en Kaïn, Kaïn en Abel, twee broers. Die ruzie leidt tot een groot drama: Kaïn vermoordt zijn broer. En daarna krijgt hij een vraag van God: Kaïn, waar is je broer? En Kaïn geeft dan als antwoord – ik geef het weer in de bijbel in gewone taal – “moet ik op mijn broer passen?” Moet ik voor hem zorgen? En het eigenlijke antwoord dat als een rode draad door de bijbel heenloopt is: ja…..
Waarom is dat nou zo? Wij mensen zijn gemaakt – zo gelooft de bijbel en ik geloof het met haar – naar het beeld van God. Wij mogen op God lijken en als ons dat wat lukt, dan worden we onszelf. Zijn we de mens zoals God ons heeft gemaakt. Wie is dan de God op wie we lijken en hoe zijn we dan onszelf? God is de liefde in eigen persoon! Het is niet voor niets als aan Jezus wordt gevraagd: “wat is nu het belangrijkste dat God wil in het leven”, Hij dít antwoord geeft: Heb God lief boven alles. Heb je naaste lief, zoals je jezelf liefhebt. Met andere woorden als je liefhebt, jezelf, God, de ander…., dan zijn we mens, zoals God ons zo graag ziet.
Nu is liefhebben in de bijbel een woord dat wat verder gaat – gelukkig – dan lief vinden. Lief vinden gaat enorm over gevoel. Je kunt niet ieder mens even lief vinden. Ik vind maar een aantal mensen écht heel lief, dat zijn heel dierbare mensen vlak om mij heen. Maar je kunt – dat kan ik, dat kunnen jullie – wel veel mensen liefhebben. Door als je ze ontmoet met ze mee te leven. Door als je ze ontmoet te zien hoe het met ze gaat en daar belangstelling voor te hebben. Eigenlijk, ten diepste, omdat je de mensen op je pad ziet als medemensen. Mensen die net als jij door God zijn gemaakt met veel liefde. Dat is misschien wel belangrijk, om zo tegen elkaar aan te kijken, tegen ieder mens. Ieder mens die je ontmoet is een door God gewild mens, net als jij. Mooie mensen, kwetsbare mensen, broze mensen. Vrolijke mensen, verdrietige mensen. Feilbare mensen, die er soms een gigapuinhoop van kunnen maken. Net als jijzelf, net als ik zelf. Mensen die net als jij behoefte hebben aan aandacht, aan zorg, aan een compliment. Of gewoon soms aan heel praktische hulp: het knippen van een heg, het invullen van een belastingformulier, het koken van een pan soep. Dat is liefhebben. Zo praktisch is het. En dat doe je dan met de talenten, de gaven die jij hebt gekregen.
We hebben een stukje gelezen van de apostel Paulus. Hij schrijft over de kerk als een lichaam. Maar je kunt en mag dat breder trekken dan alleen de kerk. Het gaat erom hoe we elkaar als mensen kunnen aanvullen. Dat wat ik kan en wie ik ben kan inzetten voor een ander. En omgekeerd, dat een ander dat weer kan voor mij, want die is weer een ander én kan echt dingen die ik niet kan. Als je dát nou van elkaar ziet en waardeert… In een lichaam heb je verschillende organen en ledematen. Het is maar goed dat er een arm is, want die kun je om iemand heenslaan. Het is maar goed dat er een hand is, want die kan eten pakken en het naar de mond brengen. Het is maar goed dat er een mond is, want zo kan er eten naar binnen en kan het lichaam groeien. Het is maar goed dat er dan een slokdarm en een maag is en darmen, want die kunnen het voedsel verwerken. Het is maar goed dat er zoveel verschillende organen en ledematen zijn. We zijn allemaal nodig.
Een tijdje geleden was er iemand die vol bewondering was voor wat ik doe als dominee. Ik zou dat nooit kunnen, zei die iemand. Omgekeerd zat ik vol met dezelfde soort bewondering: zij werkt in de zorg en doet daar dingen die ik nooit kan. Toen mijn eigen moeder die soort zorg nodig had, was ik zó dolblij met wat de medewerkers in de zorg kunnen en doen. En…., vraag je ze ernaar, dan zeggen de meesten: ja, maar dat is toch heel normaal. Dat kan toch iedereen? Maar dat is niet zo. Ik denk dat soms ook van mijn werk: dat kan toch iedereen, zo moeilijk is het niet? Maar dat is óók niet zo. Het mooie is dat we talenten hebben meegekregen, de één andere dan de ander, maar ieder van ons heeft ze. En als je met die talenten werkt, dan heb je inderdaad het idee: dit kan ik goed, mijn werk, dat gaat zó makkelijk…., dat kan iedereen. Als je dingen doet die bij je passen, dan gáát het als vanzelf, omdat het bij jóuw talent past. Maar voor een ander is wat jij kunt écht bijna niet te doen. Er zijn mensen die goed kunnen metselen of timmeren. Dat gaat hen als vanzelf af. Die kunnen wel denken als ze naar mij kijken: dat kun jij ook, iedereen kan het. Maar bij mij thuis weten ze dat ik dat dus echt niet goed kan.
Zo zijn er dus ook psychologen, maatschappelijk werkers, mensen die goed kunnen luisteren en die daarvoor hebben doorgeleerd. Zoals je metselaars hebt, die voor hun vak hebben doorgeleerd. Lange tijd hebben we – en zeker voor ouderen geldt dat – drempels gehad om naar psychologen en andere hulpverleners te gaan. Dan ben je zwak. Als je geestelijk of psychisch klemloopt…., dat is een soort schande. Je kunt beter naar een gewone dokter gaan met buikpijn, naar een internist of zo. Dat zeg je makkelijker tegen je familie of je buren dan: “ik ga naar de psycholoog”. Mensen praten soms makkelijker met de dominee, dan met de psycholoog. Als je met die laatste praat, dan moet het wel héél erg zijn. Maar het is geen schande. Zeker voor gelovigen niet. In de bijbel komen allemaal verhalen voor van mensen. Mensen als u, jij en ik. Met vrolijke en verdrietige dingen. Met pijn in hun lijf, met pijn in hun ziel, in hun hart. En die pijn in die ziel…., die heeft soms zorg nodig. Een luisterend oor en een deskundig oor. Misschien ook wel een invoelend gebed naar God toe. Want dat kan ook enorm helpen. Onze ziel, dat is óók deel van ons lichaam. En onze ziel, daar moet je goed voor zorgen. Of soms dus ook: goed voor laten zorgen. Dus…, doe dat. Er zijn heel veel mensen die dat hulp zoeken omdat ze écht pijn hebben in hun ziel. Gelukkig maar! Want vaak helpt het.
De vrouw uit Sunem is zo iemand. Een van de meest verdrietige dingen die ons in het leven kunnen komen is dat je kind sterft. Mensen die het mee hebben gemaakt, zelf of in hun omgeving weten hoe dat je leven verscheurt. En haar gebeurt dit, zo vertelt het verhaal en ze wil praten met de man van God, met Elisa. Met hem wil ze haar verdriet, haar sores delen. Maar onderweg naar Elisa komt ze eerst Gehazi tegen, de knecht van de profeet Elisa. En dan stelt Gehazi een oprecht belangstellende vraag: is alles goed? En dan zegt die vrouw “alles is goed”.
Ik denk dat mensen die verdriet hebben of hebben gehad deze situatie herkennen. De situatie waarin mensen aardig naar je willen zijn en je kent die mensen wel, maar ook niet zo heel geweldig. Soms gebeurt het je in de supermarkt of op straat of op een verjaardag dat dán de vraag wordt gesteld: hoe is het met je? Wat moet je daar dan op zeggen? Als je er écht over gaat praten…., dan zit je zo weer in tranen. En wil je er op dát moment wel over praten? En met diegene…. De vrouw zegt “alles is goed…..” Maar dat is natuurlijk helemaal niet waar. Toch is het misschien wél wijs om het zo op dat moment te zeggen. “Dank u, het gaat wel…., naar omstandigheden”, zei mijn moeder vaak in de jaren nadat mijn vader was overleden tegen mensen die aan haar vroegen hoe het met haar ging. Maar ze vroegen het soms net niet op de goede momenten en dan gaf ze maar zo’n soort antwoord. Om dan op andere momenten wél te gaan praten met de mensen bij wie ze zichzelf kwijt kon.
De vrouw uit Sunem gaat van Gehazi naar Elisa en dan blijkt dat het dus helemaal niet goed is. Ze grijpt hem vast en ik denk dat er een enorme huilbui volgt. Ik vind het een prachtig menselijk verhaal. Het is ontzettend goed dat we belangstelling hebben voor elkaar. Maar soms heb jij behoefte om met die éne te praten. En dat kan dus een psycholoog zijn, omdat wat er is gebeurd zó zwaar is, dat je er écht professionele hulp bij nodig hebt. Schaam je niet, zoek het. Je bent het waard! Het zou heel erg zijn, dat je verdriet je hele leven gaat verwoesten! Of dat wat er is gebeurd!
Toch is dat een deel van het verhaal. Ik keer terug naar wat Paulus schrijft. Deze verzen: Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft.

Ik hoop dat jullie mij willen geloven – vast wel – , ik kom dus regelmatig mensen tegen die professionele hulp zoeken na iets ergs als een scheiding of een overlijden, maar ook geregeld mensen die het niet zoeken. En bijna altijd vertellen ze dan dat er mensen om hen heen zijn als een warme deken. Dat hoeven er maar een paar te zijn. Een broer die je mee uitneemt, een schoonzus of zus die naar je omziet. Een vriendin die wekelijks met je wandelt, de buurvrouw die regelmatig haar hoofd om de deur steekt, een maat met wie je gaat sporten, maar niet alleen gaat sporten, je praat er ook mee. Iemand die je kent van de kerk. Soms zijn het mensen van wie je het verwacht…, soms ook mensen van wie je het helemaal niet verwacht. Wees blij met wie blij is, heb verdriet met wie verdriet heeft. Als je een netwerk om je heen hebt…, dat kan zo belangrijk zijn. Helend, helpend, steunend. Ben ik bestemd om op te passen op mijn broer, zus, medemens? Ja, dat ben je…. En dat kunnen we ook! We kunnen elkaar heel veel geven en dat gebeurt ook echt, ook hier onder ons. Goud waard! Uiteraard kun je dat niet met iedereen, maar al heb je maar een paar mensen bij wie je je echt kwijt kunt…, hoe belangrijk is dat niet!
Echt kwijt kunt….Uiteindelijk is dat ergens het geheim van hoe het weer goed kan komen. In de bijbel staan veel verhalen van mensen die zichzelf uitpraten, leegpraten. Die uithuilen bij God, uithuilen bij elkaar. Opkroppen werkt op den duur tegen je. Schaam je er niet voor…., het hoort bij ons als mensen… We zijn kwetsbaar en we hebben elkaar nodig. Om de sores te delen én de vreugde. Zo zijn we bedoeld. Amen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.